Lezingen van de dag – woensdag 1 februari 2017

woensdag in week 4 door het jaar


Uit de brief aan de Hebreeën 12, 4-7 + 11-15

Om zijn kinderen op te voeden en te genezen, gebruikt God ook beproevingen. Men moet zich dus niet laten ontmoedigen in het leven. Naar het voorbeeld van Christus, moet men zich edelmoedige inspanningen en moeite leren getroosten. Men kan voor de anderen een voorbeeld zijn ten goede, maar ook ten kwade.

Broeders en zusters,
u hebt in uw strijd tegen de zonde uw leven nog niet op het spel gezet. Kennelijk bent u de bemoediging vergeten die tot u als tot kinderen wordt gericht: ‘Mijn zoon, je mag een vermaning van de Heer nooit terzijde schuiven en nooit opgeven als je door hem terechtgewezen wordt, want de Heer berispt wie Hij liefheeft, straft elke zoon van wie hij houdt.’
Houd vol, het betreft hier immers een leerschool, God behandelt u als zijn kinderen. Welk kind wordt niet door zijn vader berispt?
Een vermaning lijkt op het moment zelf geen vreugde te brengen, slechts verdriet, maar op de duur plukt wie erdoor gevormd is er de vruchten van: een leven in vrede en gerechtigheid.
Hef daarom uw slappe handen op, strek uw knikkende knieën, en kies rechte paden, zodat een voet die gekneusd is niet verder ontwricht raakt, maar juist geneest.
Streef ernaar in vrede te leven met allen en leid een heilig leven; wie dat niet doet zal de Heer niet zien.
Zorg ervoor dat niemand zich de genade van God laat ontgaan, dat er geen giftige kiem opschiet die onrust veroorzaakt en met zijn bitterheid velen besmet.

 

Psalm 103, 1 + 2 + 13 + 14 + 17 + 18a

Refr.: Prijs, mijn hart, Gods heilige Naam.

Prijs de Heer, mijn ziel,
prijs, mijn hart, zijn heilige Naam.

Prijs de Heer, mijn ziel,
vergeet niet één van zijn weldaden.

Zo liefdevol als een vader is voor zijn kinderen,
zo liefdevol is de Heer voor wie Hem vrezen.

Want Hij weet waarvan wij gemaakt zijn,
Hij vergeet niet dat wij uit stof zijn gevormd.

Maar de Heer is trouw aan wie Hem vrezen,
van eeuwigheid tot eeuwigheid.

Hij doet recht aan de kinderen en kleinkinderen
van wie zich houdt aan zijn verbond.

 

Uit het evangelie volgens Marcus 6, 1-6

Jezus’ verwanten en stadsgenoten aanvaardden Hem niet. Hun moeilijkheid is altijd dezelfde: hoe kan nu iemand, die ze van zo nabij kennen en uit zulk gezin afstamt, goddelijk gezag hebben? Om dit te kunnen aanvaarden zal al hun geloof door de schijn van het alledaagse heen moeten breken om het heilige te kunnen ontwaren in Jezus’ woorden en daden.

Jezus ging naar zijn vaderstad, gevolgd door zijn leerlingen. Toen de sabbat was aangebroken, gaf Hij onderricht in de synagoge, en vele toehoorders waren stomverbaasd en zeiden: ‘Waar haalt Hij dat allemaal vandaan? Wat is dat voor wijsheid die Hem gegeven is? En dan die wonderen die zijn handen tot stand brengen! Hij is toch die timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus en Joses en Judas en Simon? En wonen zijn zusters niet hier bij ons?’ En ze namen aanstoot aan Hem.
Jezus zei tegen hen: ‘Nergens wordt een profeet zo miskend als in zijn eigen stad, onder zijn verwanten en huisgenoten.’
Hij kon daar geen enkel wonder doen, behalve dat hij een paar zieken de handen oplegde en hen genas. Hij stond verbaasd over hun ongeloof.

Van Woord naar leven

Bij Paulus lezen we vandaag: Zorg ervoor dat niemand zich de genade van God laat ontgaan, dat er geen giftige kiem opschiet die onrust veroorzaakt en met zijn bitterheid velen besmet.Moest de genade die God ons geeft een kleur hebben - bijvoorbeeld rood – weet dan dat heel je dag rood gekleurd zou zijn. Het rode zou voortdurend naar je toekomen, je zal het in- en uitademen, het zal voor je zijn, naast je, onder je, boven je, in je.We denken dikwijls dat we moeten wachten op de genade van God, dat we haar moeten zoeken, naar haar moeten verlangen, om haar moeten vragen. En natuurlijk is het goed dat we om haar vragen, naar haar verlangen, zelfs op haar wachten, maar weet dat wat je vraagt je nu reeds gegeven wordt. Het antwoord is als het ware sneller dan de vraag.De Heer weet best wat we nodig hebben. En het is waar: Hij laat ons vragen, Hij laat ons bidden, Hij zet ons verlangen om in zang, in liturgie, misschien ook in tranen, in dorheid, enzomeer. En deze zaken zijn goed, en nodig. Maar weet, lieve mensen, dat Hij tegelijkertijd zijn genade schenkt. Hij geeft ze, klaar en duidelijk.Hij geeft ze in Christus, in Jezus die ons bewoont, die in ons is, die ons bemint, die ons van binnenuit in beweging zet tot liefde, tot gebed voor Kerk en wereld, tot het schenken van vergeving, tot het werken aan verzoening. Met die genade bewoont God ons, komt Hij ons tegemoet, roept Hij op, tilt Hij op, maakt ons bekwaam, ...Laat ons knielen, lieve mensen, ons gelovig bewust zijnde dat Gods genade als een bron van levend water in ieder van ons borrelt, zonder ophouden. Laten we ieder individueel, en als gemeenschap, op de plaats waar we wonen en werken, op elke plek waar we vandaag komen, leven vanuit deze bron ; drinkend van haar, meestromend in de loop die zij bepaalt.Wat zijn deze woorden arm en stuntelig in vergelijking met de grootsheid van God !kris
Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer Jezus, maak ons innerlijk arm, stil, leeg. Leer ons bewust zijn van de genade door God gegeven in U. Help ons te leven vanuit U. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.