Lezingen van de dag – donderdag 4 okt 2018

donderdag in week 26 door het jaar


Uit het boek Job 19, 21-27

Het protest van Job wordt een uitgesproken uitdaging tegen God. Job belijdt nochtans dat God leeft en dat Hij in zijn rechtvaardigheid het laatste woord heeft. Hij wenst echter zijn God te ontmoeten; dit verlangen houdt hij levend.

Job sprak: ‘Heb medelijden, vrienden, heb medelijden met mij, want de hand van God heeft mij getroffen. Waarom vervolgen jullie mij, zoals God? Waarom houden jullie nooit op mij te belasteren?
O, mochten mijn woorden worden opgeschreven, vastgelegd in een inscriptie, met een ijzeren stift gegrift, met lood gevuld, voor altijd in de rotsen uitgehouwen!
Ik weet: mijn redder leeft, en hij zal ten slotte hier op aarde ingrijpen.
Hoezeer mijn huid ook is geschonden, toch zal ik in dit lichaam God aanschouwen. Ik zal Hem aanschouwen, ik zal Hem met eigen ogen zien, ik, geen ander, heel mijn binnenste smacht van verlangen.’

 

Psalm 27, 7-9 + 13-14

Refr.: Wees dapper en vastberaden, wacht op de Heer.

Hoor mij, Heer, als ik tot U roep,
wees genadig en antwoord mij.
Mijn hart zegt U na: ‘Zoek mijn nabijheid!’
Uw nabijheid, Heer, wil ik zoeken.

Verberg uw gelaat niet voor mij,
wijs uw dienaar niet af in uw toorn.
U bent mij altijd tot hulp geweest,
verstoot mij niet, verlaat mij niet,
God, mijn behoud.

Mag ik niet verwachten de goedheid van de Heer
te zien in het land van de levenden?
Wacht op de Heer, wees dapper en vastberaden,
ja, wacht op de Heer.

 

Uit het evangelie volgens Lucas 10, 1-12

Tweeënzeventig leerlingen worden door de Heer uitgezonden. Wat God heeft gezaaid, moeten zij oogsten. Als vredelievende mensen moeten zij Gods Rijk aankondigen, als lammeren onder de wolven, zonder aardse zekerheden.

Jezus stelde tweeënzeventig anderen aan, die Hij twee aan twee voor zich uit zond naar iedere stad en plaats waar Hij van plan was heen te gaan.
Hij zei tegen hen: ‘De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig; vraag dus de eigenaar van de oogst of hij arbeiders wil sturen om de oogst binnen te halen.
Ga op weg, en bedenk wel: Ik zend jullie als lammeren onder de wolven.
Neem geen geldbuidel, geen reistas en geen sandalen mee, en groet onderweg niemand.
Als jullie een huis binnengaan, zeg dan eerst: “Vrede voor dit huis!” Als er een vredelievend mens woont, zal jullie vrede met hem zijn; zo niet, dan zal die vrede bij je terugkeren. Blijf in dat huis, en eet en drink wat men je aanbiedt, want de arbeider is zijn loon waard.
Ga niet van het ene huis naar het andere.
En als jullie een stad binnengaan en daar welkom zijn, eet dan wat je wordt voorgezet, genees de zieken die er zijn en zeg tegen hen: “Het Koninkrijk van God heeft jullie bereikt.”
Maar als jullie een stad binnengaan waar je niet welkom bent, trek dan door de straten en zeg: “Zelfs het stof van uw stad dat aan onze voeten kleeft, vegen we van ons af als aanklacht tegen u; maar bedenk wel: het koninkrijk van God is nabij!” Ik zeg jullie: het lot van Sodom zal op die dag draaglijker zijn dan het lot van die stad.’

Van Woord naar leven

Vandaag zegt Jezus: 'De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig; vraag dus de eigenaar van de oogst of hij arbeiders wil sturen om de oogst binnen te halen.'Ieder van ons wordt geroepen, wordt heel persoonlijk aangesproken door God zelf. Het moet gezegd, dat geroepen worden is niet altijd even duidelijk. God spreekt op zijn manier, zoals Hij het het beste acht voor ons. En voor ons mensen is dat niet altijd even helder.We moeten daarvoor afdalen in onze ziel, daar waar God ons aanraakt. Het is een gebedsweg die niet vanzelfsprekend is. Het gaat hier over een intieme ontmoeting tussen God en ons, tussen Hem en u, heel persoonlijk. Het gaat over een diepe stilte in ons zijn, een plaats waar niets is, een plek van leegte en armoede. Dat niets is tegelijk een volheid, omdat het de plaats van God is waar niets Hem kan raken opdat er niets is, buiten onszelf in de mogelijkheid Hem te beantwoorden, ons mogelijk ja-woord tot Hem, de mogelijkheid van overgave aan zijn zijn. Het is de ziel is z'n meest zuivere vorm: God en wij, Hij en u.Dagelijks gebed, in vrijheid en uit liefde, zal ons leiden naar die plek. Het is je te ruste leggen in de heilige Geest, dat zachte vuur van God dat ons zal leiden tot in het hart van onze ziel. Het is bidden met je hart, veel verder dan de woorden die je met de lippen uitspreekt. Het is afdalen in het niets om God ten diepste te kunnen ontmoeten, Hem te horen om in de Geest 'ja' te zeggen.En ja, we mogen, moeten, ook bidden voor elkaar. Ook voor roepingen. Het is echt niet verkeerd deze genade af te smeken van de hemel. Eigenlijk is het een heilige plicht voor ons allen. Het heeft in wezen met liefde te maken voor God en medemens, voor zijn Rijk dat Hij belichaamd wil zien door ons mensen. Het is goed dit gebed samen te doen. Daarom niet letterlijk (mag natuurlijk, is zelfs zeer zinvol), maar ons vooral bewust zijnde dat God ons tot eenheid brengt in het gebed. Dit kan door samen stil te zijn voor God, door het bidden van het getijdengebed, door lange tijd het Jezus-gebed te prevelen met lippen en hart, door middel van het rozenkransgebed, overweging op het kruis, enz... Als we maar bidden, en als het kan dagelijks. We kunnen het belang van het gebed voor elkaar niet genoeg beseffen.krisReageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer, doorheen uw woord, de stilte van het gebed, spreekt Gij ieder van ons aan in het diepst van onze ziel. Maak onze geest ontvankelijk voor U, schenk ons liefde en bereidheid, nederigheid en bekwaamheid gehoor te geven aan uw stem, uw roep diep in ons. Geef dat wij zo als gemeenschap Gods Rijk mogen uitbeelden waarvan Gij het levend hart zijt. Kom heilige Geest. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.