Lezingen van de dag – maandag 3 aug. 2015

MAANDAG IN WEEK 18 DOOR HET JAAR


Uit het boek Numeri 11, 4b-15

De Israëlieten beginnen voor de zoveelste keer te morren tegen Mozes. Zij krijgen slechts manna te eten en willen terug naar de vleespotten van Egypte. Het wordt Mozes te machtig. Hij wendt zich tot God omdat hij deze last niet langer kan dragen. Zo toont hij ons de weg wanneer onze verantwoordelijkheden ons drukken.

In die dagen begonnen de Israëlieten opnieuw te jammen. Ze zeiden: ‘Hadden we maar vlees te eten!’ zeiden ze. ‘We verlangen terug naar de vis die we in Egypte volop te eten hadden, naar de komkommers en watermeloenen, de prei, uien en knoflook. We drogen uit, we zien nooit iets anders dan dat manna.’ (Het manna leek op korianderzaad maar had de kleur van balsemhars. Ze verzamelden het overal in de omtrek, maalden het met een handmolen of stampten het fijn in een vijzel, kookten het in een pot en maakten er koeken van. Die smaakten alsof ze in olie gebakken waren. Wanneer het kamp ‘s nachts door de dauw bedekt werd, daalde ook het manna erop neer.)
Mozes hoorde hoe alle families bij de ingang van hun tent zaten te klagen. Toen de Heer in hevige woede ontstak, maakte Mozes zich kwaad. Hij vroeg de Heer: ‘Waarom doet U uw dienaar dit aan? Bent U mij zo weinig genegen, dat U mij de last van heel dit volk te dragen geeft? Ben ik soms zwanger geweest van dit volk, heb ik het ter wereld gebracht? En dan wilt U mij gebieden om het in mijn armen te dragen, zoals een voedster een zuigeling draagt, en het zo naar het land te brengen dat U zijn voorouders onder ede beloofd hebt? Ze komen bij mij klagen dat ze vlees willen. Maar waar haal ik voor dit hele volk vlees vandaan? Ik alleen kan de last van dit hele volk niet dragen, dat is te zwaar voor mij. Als U mij dit werkelijk wilt aandoen, dood me dan liever meteen. Dan blijft verdere ellende mij tenminste bespaard.’

 

Psalm 81, 12-17

Refr.: Huldig de Heer, onze sterkte !

Mijn volk luisterde niet, 400px-Angelsatmamre-trinity-rublev-1410
Israël wilde niet van mij weten.
Toen liet Ik hen begaan,
koppig volgden zij hun eigen inzicht.

Ach, wilde mijn volk maar horen,
wilde Israël mijn wegen maar volgen.
Spoedig zou Ik zijn vijanden vernederen,
zou mijn hand zich keren tegen zijn belagers.

Wie de Heer haten, zouden kruipen voor zijn volk,
dat zou voor altijd hun lot zijn.
Maar Israël zou Hij voeden met de edelste tarwe;
ja, jou zou Ik spijzigen met honing uit de rots.’

 

Uit het evangelie volgens Matteüs 14, 13-21

De leerlingen staan ontredderd met een massa mensen op een eenzame plek zonder eten. Ze willen het volk wegsturen en denken niet aan de Heer om eraan te verhelpen. De Heer schudt hun geloof wakker en vraagt dat ze het volk zelf zouden eten geven. De broodvermenigvuldiging wordt teken van de overvloed voor al wie vertrouwvol uitkijkt naar de messias.

Toen Jezus het bericht van de moord op Johannes vernomen had week Hij per boot uit naar een afgelegen plaats waar Hij alleen kon zijn. Maar de mensen kwamen het te weten, en vanuit de steden volgden ze Hem over land. Toen Hij uit de boot stapte en de grote menigte zag, voelde Hij medelijden met hen en Hij genas hun zieken.
Bij het vallen van de avond kwamen de leerlingen naar Hem toe en zeiden: ‘Dit is een afgelegen plaats en het is al laat. Stuur de mensen weg, laat ze naar de dorpen gaan om eten voor zichzelf te kopen.’
Maar Jezus zei: ‘Ze hoeven niet weg, geven jullie hun maar te eten.’
Ze antwoordden Hem: ‘We hebben hier niets, alleen vijf broden en twee vissen.’
Hij zei: ‘Breng ze mij.’
En nadat Hij de mensen opdracht had gegeven op het gras te gaan zitten, nam Hij de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel, sprak het zegengebed uit en brak de broden; Hij gaf ze aan de leerlingen, en de leerlingen gaven ze door aan de mensen. Iedereen at en werd verzadigd, en toen ze de stukken brood die over waren ophaalden, hadden ze twaalf manden vol.
Er hadden ongeveer vijfduizend man gegeten, vrouwen en kinderen niet meegeteld.

Van Woord naar leven

Ik zou graag een schijnbaar detail naar voor willen halen uit het evangelie van vandaag. Dat is namelijk het feit dat Jezus alvorens Hij de broden en de vissen gaat vermenigvuldigen naar de hemel kijkt en een zegenbede uitspreekt.Jezus doet dat omdat Hij maar al te goed weet dat wat Hij doet door zijn Vader gegeven wordt. Jezus zal zijn woorden en daden nooit toeëigenen. Hij ziet en beleeft God als de schepper van zijn Zoon-schap, en van al wat Hij in zijn zending volbrengt.Natuurlijk bekleedt Jezus daarin zijn heel eigen plaats, en toch mogen wij in zekere zin in dezelfde beleving staan. Ook wij zijn, net als Jezus, geroepen de liefde van de Vader te belichamen. Ook wij zijn, zoals Jezus, geroepen te leven in overgave aan de Vader. Ook aan ons, zoals aan Jezus, wordt gevraagd Gods barmhartigheid uit te stralen, daden van verzoening te stellen, genezing te brengen, eenheid te scheppen.Het is goed, net als Jezus, om Gods zegen te vragen vooraleer we aan iets beginnen. Enerzijds omdat we het bewustzijn niet zouden verliezen dat we leven in een roeping, anderzijds opdat wat we doen we in Gods genade mogen doen; niet op eigen houtje los van God, maar in innige verbondenheid met Hem.Bidden om Gods zegen over wat we doen is een goede en mooie gewoonte. Het houdt ons in God en behoedt ons voor eigenwaan.krisReageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Goede God,kaarsjes-rood-300x225 Jezus leefde in U. Mogen wij in Hem leven, zodat wij ook in U zouden leven. Moge uw Geest ons daartoe aanzetten, ons de nederigheid schenken ons aan Jezus te kunnen geven. Ja God, moogt Gij onze volheid zijn. Tot in lengte van dagen. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.