Leestip van de dag – vrijdag 4 mei 2018

Ik verzaak en ik geloof, dat is het fundament van het doopsel

In zijn 4de catechese over het doopsel bij de algemene audiëntie van woensdag 2 mei 2018 stond de paus stil bij de centrale rituelen aan de doopvont.

Geliefde broers en zussen, goedendag !

Bij het nadenken over het doopsel zou ik vandaag willen stilstaan bij de centrale rituelen die bij de doopvont gebeuren.

De kracht van water

Kijken we vooreerst naar het water waarover de kracht van de Heilige Geest wordt afgesmeekt zodat het vermogen krijgt, te herscheppen en te hernieuwen (cf. Joh 3,5 en Tit 3,5). Water is drager van leven en welzijn. Het ontbreken ervan betekent het einde van elke vruchtbaarheid, zoals gebeurt in de woestijn. Water kan echter ook dood veroorzaken wanneer het door zijn vloed overspoelt of door zijn massa alles verwoest. Het water heeft ten slotte ook het vermogen te wassen, te reinigen en te zuiveren.

Niet alle water geneest

Vanuit deze, universeel erkende, natuurlijke symboliek, beschrijft de Bijbel de ingrepen en de beloften van God door middel van het water. De mogelijkheid van de vergeving van de zonden ligt niet in het water op zich, zoals de Heilige Ambrosius aan de pasgedoopten verklaarde: Jullie hebben het water gezien, maar niet alle water geneest: alleen het water dat de bevestiging van Christus heeft, geneest (…) De werking is van het water, de werkdadigheid is van de Heilige Geest (De sacramentis 1, 15).

Bijbelse voorafbeeldingen

Om die reden smeekt de Kerk om de werking van de Heilige Geest over het water zodat zij die daarin gedoopt worden, met Christus begraven worden in de dood en met Hem verrijzen tot onsterfelijk leven (Orde van dienst voor de liturgie van het kinderdoopsel, 1980, nr. 60). Het zegeningsgebed zegt dat God het water bereid heeft om teken van het doopsel te zijn en herinnert aan de voornaamste Bijbelse voorafbeeldingen: in het begin van de wereld joeg de Geest als een storm over het water; het water ontving van Hem zijn levenskracht (cf. Gn 1,1-2). De zondvloed betekende het einde van de zonde en het begin van een nieuwe geboorte (cf. Gn 7,6-8,22). Het nageslacht van Abraham trok droogvoets door de Rode Zee, toen zij uit de Egyptische slavernij werden bevrijd (cf. Ex 14,15-31).

Jezus

In verband met Jezus wordt herinnerd aan zijn doop in de Jordaan (cf. Mt 3,13-17). Later, toen Jezus aan het kruis hing, vloeide water en bloed samen uit zijn zijde (cf. Joh 19,31-37). Na zijn verrijzenis droeg Hij zijn leerlingen op alle volkeren te dopen in naam van de Drie-eenheid (cf. Mt 28,19). Gesterkt door dergelijke gedachtenis wordt God gevraagd in het doopwater de genade van de gestorven en verrezen Christus te storten (cf. Orde van dienst voor de liturgie van het kinderdoopsel, 1980, nr. 60).

Zo wordt het water veranderd in water
dat vervuld is van de kracht van de Heilige Geest.
En met dit, van de kracht van de Geest vervulde water
dopen wij de mensen, dopen wij de volwassenen,
de kinderen, iedereen.

De duivel verstrooit en God verenigt

Zodra het water van de doopvont gewijd is, moet men het hart voorbereiden op het doopsel. Dat gebeurt door de verzaking aan Satan en de geloofsbelijdenis, twee gebaren die onderling sterk verbonden zijn. In de mate dat ik  neen zeg aan de verlokkingen van de duivel – hij die verdeeldheid schept – ben ik in staat ja te zeggen aan God die mij roept om aan Hem in denken en doen gelijk te worden. De duivel verstrooit; God verenigt de gemeenschap, de mensen tot één volk. Men kan niet Christus volgen door voorwaarden te stellen. Sommige banden moet men loslaten om andere echt te kunnen opnemen.

Ofwel ben je met God,
ofwel ben je met de duivel.
Daarom gaan de verzaking
en de geloofsbelijdenis samen.

Men moet bruggen opblazen en achterlaten om de nieuwe Weg op te gaan die Christus is.

Ik geloof en ik verzaak

Het antwoord op de vragen – Verzaakt gij aan de Satan en aan al zijn werken en aan zijn verleiding? – wordt in de eerste persoon enkelvoud geformuleerd: Ik verzaak. Op dezelfde wijze wordt het geloof van de Kerk beleden, zeggend: Ik geloof.

Ik verzaak en ik geloof,
dat is het fundament van het doopsel.
Het is een verantwoordelijke keuze
die vraagt om vertaald te worden
in concrete daden van vertrouwen in God.

De geloofsbelijdenis veronderstelt een inzet waarin het doopsel zelf zal helpen volharden in de verschillende omstandigheden en beproevingen van het leven. We herinneren ons de oude wijsheid van Israël: Mijn zoon, wanneer gij de Heer gaat dienen, bereid u dan voor op beproevingen (Sir 2,1), met andere woorden: maak je klaar voor de strijd. Het is de aanwezigheid van de Heilige Geest die ons de kracht geeft om dapper te strijden.

Amen – Ik ben blij

Geliefde broers en zussen, wanneer we onze hand in gewijd water steken – dat doen we wanneer we een kerkgebouw binnengaan – en het kruisteken maken, denken we met vreugde en dankbaarheid terug aan ons doopsel dat we ontvangen hebben. Het gewijde water herinnert ons daaraan en we hernieuwen ons AmenIk ben blij, ondergedompeld in de liefde van de Allerheiligste Drie-eenheid te kunnen leven.

Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc

Bron: Kerknet.be