Leestip van de dag – vrijdag 22 juni 2018

Het gebod is van de baas,
het woord is van de Vader

In zijn catechese over de geboden tijdens de audiëntie van woensdag 20 juni noemde de paus de decaloog ‘Tien woorden om het Verbond te beleven’.

Geliefde broers en zussen, goedendag !

(…) Vorige woensdag hebben we een nieuwe reeks catecheses aangevat over de geboden. We hebben vastgesteld dat de Heer Jezus niet gekomen is om de Wet op te heffen, maar om die tot vervulling te brengen. Het komt erop aan dit perspectief beter te verstaan.

In de Bijbel staan de geboden niet op zichzelf, maar maken deel uit van een verhouding, een relatie. Het gaat om de relatie van het Verbond (1) tussen God en zijn Volk. Aan het begin van hoofdstuk 20 van het boek Exodus lezen we – en dat is belangrijk-: Toen sprak God al de woorden die hier volgen (v. 1).

Tien woorden

Het lijkt een begin zoals elk ander, maar niets in de Bijbel is banaal. De tekst zegt niet: Als gij mijn geboden gehoorzaamt, maar wel mijn woord. De Hebreeuwse vertaling zal de Decaloog altijd de Tien Woorden noemen. De term decaloog betekent precies hetzelfde (2). En toch hebben ze de vorm van wet en zijn het objectief geboden. Waarom gebruikt de gewijde schrijver dan de term tien woorden? Waarom? Waarom zegt hij niet tien geboden?

Door het woord is er communicatie

Wat is het verschil tussen gebod en woord? Een gebod is een vorm van communicatie die geen dialoog vergt. Het woord daarentegen is het essentieel middel van relatie als dialoog. God Vader schept bij middel van zijn woord, en de Zoon is het Woord dat vlees geworden is. Liefde voedt zich met woorden en zo ook opvoeding en samenwerking. Twee mensen die niet van elkaar houden, kunnen niet communiceren. Wanneer iemand tot ons hart spreekt komt aan onze eenzaamheid een einde. Door het woord is er communicatie.

De geboden zijn het woord van God:
God deelt zich mee in deze tien Woorden
en verwacht ons antwoord.

De geboden zijn een dialoog

Een bevel krijgen is één zaak. Iets anders is: vermoeden dat een ander met ons tracht te spreken. Dialoog is veel meer dan het meedelen van een waarheid. Ik kan je zeggen: Vandaag is het de laatste dag van de lente, een warme lente, maar vandaag is het de laatste dag. Dat is een waarheid, geen dialoog. Maar als ik je zeg: Wat denk je van deze lente? dan begin ik een dialoog. De geboden zijn een dialoog. De communicatie gebeurt omwille van het genot van het spreken en omwille van het concrete goed dat mensen die van elkaar houden door middel van woorden meedelen. Het is een goed dat niet in dingen bestaat, maar in de personen die zich wederkerig geven in de dialoog (cf. Apostolische exhortatie De vreugde van het Evangelie, 142).

De tragische leugen van de slang

Dit verschil is niet iets kunstmatigs. Kijken we naar wat gebeurde bij het begin. De Verleider, de duivel, wil man en vrouw precies op dit punt misleiden: hij wil hen overtuigen dat God hen verboden heeft van de boom van goed en kwaad te eten om hen onderworpen te houden. De uitdaging is precies dit: is de eerste norm die God aan de mens gegeven heeft de verplichting van een tiran die verbiedt en dwingt, of is het de zorg van een vader die voor zijn kinderen zorgt en ze beschermt tegen zelfvernietiging? Is het een woord of een gebod? De meest tragische leugen die de slang aan Eva zegt, is de suggestie dat de godheid jaloers is: God is jaloers op jullie of dat het een bezitterige godheid is: God wil niet dat jullie vrijheid genieten.

De feiten tonen op dramatische wijze aan
dat de slang gelogen heeft (cf. Gn 2,16-16; 3,4-5),
zij heeft doen geloven
dat een woord vol liefde een gebod was.

Tweesprong

De mens staat op deze tweesprong: verplicht God mij dingen of draagt God voor mij zorg? Zijn geboden alleen maar een wet of zijn zij een woord van bekommernis om mij? Is God baas of Vader? God is Vader: vergeet dat nooit. Denkt hieraan, ook in de meest negatieve situaties, dat wij een Vader hebben die ons allen bemint. Zijn we onderdanen of kinderen? Deze strijd, in ons en buiten ons, is voortdurend bezig. Duizend maal moeten we kiezen tussen een slavenmentaliteit of de mentaliteit van kinderen.

Het gebod is van de baas,
het woord is van de Vader.

De Heilige Geest is een Geest van kindschap, het is de Geest van Jezus. Een geest van slaven kan niet anders dan de Wet op onderdrukkende wijze ervaren. Dat kan tot twee tegengestelde resultaten leiden: ofwel een leven vol plichten en verplichtingen, ofwel een gewelddadige reactie van afwijzing. Heel het christendom is de overgang van de letter van de Wet naar de Geest die leven geeft (cf. 2 Kor 3,6-17). Jezus is het Woord van de Vader, niet de veroordeling door de Vader.

Jezus is gekomen om te redden,
door zijn Woord,
niet om ons te veroordelen.

Men kan het zien of een man of een vrouw deze overgang hebben beleefd of niet. De mensen voelen aan of een christen denkt als een kind dan wel als een slaaf. Wijzelf herinneren ons of onze opvoeders ons behandeld hebben als vaders en moeders dan wel ons alleen maar regels hebben opgelegd. De geboden zijn de weg naar de vrijheid, want ze zijn het woord van de Vader die ons door deze weg vrij maakt.

De wereld heeft geen nood aan legalisme, maar aan zorg. Ze heeft nood aan christenen met het hart van kinderen. (3)

De wereld heeft nood aan christenen
met het hart van kinderen:
vergeet dat niet.

Voetnoten

  1. Hoofdstuk 20 van Exodus wordt in hoofdstuk 19 voorafgegaan door het aanbod van het Verbond. Daarin staan centraal deze woorden: Als gij aan mijn woord gehoorzaamt en mijn verbond onderhoudt, dan zult ge – hoewel de hele aarde Mij toebehoort – van alle volken op bijzondere wijze mijn eigendom zijn. Gij zult mijn priesterlijk koninkrijk en mijn heilig volk zijn. Deze woorden moet gij de Israëlieten overbrengen. (Ex 19,5-6). Dit woordgebruik vindt zijn kenmerkende synthese in Lv 26,12: Overal ga Ik met u mee: Ik zal uw God zijn en gij mijn volk en reikt verder tot in de naam die de Messias in Jesaja 7, 14 uitspreekt met name Emmanuel, wat in Matteüs wordt: Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon ter wereld brengen en men zal Hem de naam Immanuël geven. Dat is in vertaling: God met ons. (Mt 1,23). Dit alles wijst op de wezenlijk relationele natuur van het Hebreeuwse geloof en, in hoogste graad, van het christelijke geloof.
  2. Zie ook Ex 34,28b: En Jahwe grifte de bepalingen van het verbond, de tien geboden, in de stenen platen.
  3. Cf. Joannes Paulus II, Encycliek Veritatis splendor, 12: Het geven van de decaloog is belofte en teken van het Nieuwe Verbond, wanneer de wet opnieuw en definitief geschreven zal worden in het hart van de mens (vgl. Jr 31,31-34) en in de plaats zal komen van de wet van de zonde, die het hart verdorven had (vgl. Jr 17,1). Dan zal een ‘nieuw hart’ gegeven worden, omdat daarin ‘een nieuwe geest’, de Geest van God, zal wonen (vgl. Ez 36,24-28.

Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc

Bron: Kerknet.be