Leestip van de dag – vrijdag 3 maart 2017

De veertigdagentijd is
een weg van hoop

In zijn catechese tijdens de audiëntie op Aswoensdag 1 maart omschrijft paus Franciscus de veertigdagentijd als de weg waarlangs de hoop zelf vorm krijgt.

Geliefde broers en zussen, goedendag !

Vandaag, Aswoensdag, beginnen we de liturgische tijd van de veertigdagentijd. Omdat wij een catechetisch traject over de christelijke hoop afleggen, zou ik jullie vandaag de veertigdagentijd willen voorstellen als een weg van hoop.

Op weg naar de verrezen Heer

Deze aanpak is meteen vanzelfsprekend als we bedenken dat de veertigdagentijd in de Kerk in het leven werd geroepen als voorbereidingstijd op Pasen en dat de betekenis van deze tijd van veertig dagen dus helemaal samenhangt met het paasmysterie waarop hij gericht is. We kunnen ons de verrezen Heer voorstellen die ons oproept uit onze duisternis te treden en wij die op weg gaan naar Hem die het Licht is. De veertigdagentijd is een weg naar de verrezen Jezus, het is een tijd van boete, ook van versterving, maar geen doel op zich, maar erop gericht ons te doen opstaan met Christus, om onze doopselidentiteit te vernieuwen en werkelijk van boven opnieuw geboren te worden uit de liefde van God (cf. Joh 3,3). Dat is de reden waarom de veertigdagentijd van nature een tijd van hoop is.

Woestijntocht en Wet

Om beter te verstaan wat dit betekent, moeten we terugdenken aan de fundamentele exoduservaring van Israël uit Egypte, verhaald in het boek dat precies die naam draagt: Exodus. Startpunt is de toestand van slavernij in Egypte, verdrukking en dwangarbeid. Maar de Heer vergeet zijn volk en zijn belofte niet. Hij roept Mozes en met kracht doet Hij de Israëlieten Egypte verlaten en leidt hen door de woestijn naar het land van de vrijheid. Tijdens deze tocht van slavernij naar vrijheid, geeft de Heer aan de Israëlieten zijn Wet, om hen te helpen Hem als de enige Heer en elkaar als broeders lief te hebben. De Schrift toont aan dat de uittocht lang duurde en een kwelling was: symbolisch duurt hij 40 jaar dat wil zeggen de levensduur van een generatie. Een generatie die, ten aanzien van de beproevingen van de tocht, voortdurend bekoord wordt terug te verlangen naar Egypte en op haar stappen terug te keren.

De Heer blijft trouw

Ook wij kennen die bekoring om op onze stappen terug te keren, allemaal. Maar de Heer blijft trouw, en dat arme volk, geleid door Mozes, bereikt het Beloofde Land. Heel deze tocht gebeurt vol hoop, de hoop het Land te bereiken en precies in dat opzicht is het een uittocht, een uitreden uit de slavernij in de vrijheid.

Deze veertig dagen zijn ook voor ons allen een uittrede
uit de slavernij, uit de zonde, naar de vrijheid, naar
de ontmoeting met de verrezen Christus.

Elke stap, alle vermoeidheid, elke beproeving, elke val en elk herbeginnen, alles heeft alleen zin binnen het heilsplan God, die voor zijn volk het leven wil en niet de dood, vreugde en niet droefheid.

Gehoorzaam tot de dood op het kruis

Het Pasen van Jezus is zijn uittocht, waardoor Hij voor ons de weg gebaand heeft om het volle, eeuwige en zalige leven te bereiken. Om die weg, die doorgang, te openen, heeft Jezus zich moeten ontdoen van zijn heerlijkheid, heeft zich vernederd, is gehoorzaam geworden tot de dood en wel de dood op het kruis. Om voor ons de weg naar het eeuwig leven vrij te maken heeft Hij zijn bloed vergoten en dank zij Hem zijn wij bevrijd uit de slavernij van de zonde. Maar dat wil niet zeggen dat Hij alles heeft gedaan en dat wij niets moeten doen, dat Hij langs het kruis is moeten gaan en dat wij per koets naar het paradijs kunnen. Zo gaat dat niet.

Onze redding is zeker zijn gave, maar, omdat het een
liefdesgeschiedenis is, is ook ons ‘ja’ nodig en onze
deelname aan zijn liefde, zoals onze Moeder Maria
en na haar vele heiligen tonen.

Het levende water van zijn Geest

De veertigdagentijd leeft van deze dynamiek: Christus gaat voor met zijn uittocht en wij gaan door de woestijn dankzij Hem en Hem achterna. Hij wordt omwille van ons bekoord, Hij heeft de Verleider omwille van ons overwonnen, maar wij moeten samen Hem ook de bekoringen tegemoet treden en ze overwinnen.

Hij schenkt ons het levende water van zijn Geest,
wij moeten aan zijn bron putten en drinken,
in de sacramenten, in het gebed, in de aanbidding.

Hij is het licht dat de duisternis overwint en ons wordt gevraagd de kleine vlam van ons doopsel aan te wakkeren.

De weg van slavernij naar vrijheid

In die zin is de veertigdagentijd het sacramentele teken van onze bekering (Romeins Missaal, Openingsgebed 1ste zondag van de veertigdagentijd): wie de weg van de veertigdagentijd gaat, is altijd op de weg van de bekering. De veertigdagentijd is het sacramentele teken van onze, altijd te vernieuwen, weg van slavernij naar vrijheid. Zeker een veeleisende weg, maar ook een weg vol hoop.

Ik zou zelfs meer zeggen: de veertigdaagse uittocht
is de weg waarlangs de hoop zelf vorm krijgt.

De inspanning om door de woestijn te trekken – al de beproevingen, de bekoringen, illusies, zinsbegoochelingen – dat alles helpt de hoop smeden, sterk, standvastig, volgens het model van die van de Maagd Maria, die midden de duisternis van het lijden en van de dood van haar Zoon bleef volharden in het geloof en in de hoop op zijn verrijzenis, op de overwinning van Gods liefde.

Met het hart open voor dit perspectief, beginnen we vandaag de veertigdagentijd. We voelen ons deel van het heilige volk van God.

Laten we met vreugde
deze weg van de hoop beginnen.

Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw

Bron: Kerknet.be