Leestip van de dag – zaterdag 11 november 2017

De actualiteit van Dietrich Bonhoeffer

De jonge pastor Dietrich Bonhoeffer (1906-1945), symbool van het Duitse verzet tegen het nazisme, behoort tot die mensen die ons tot steun kunnen zijn op onze geloofsweg. In de meest duistere periode van de twintigste eeuw, gaf hij zijn leven als martelaar. In de gevangenis schreef hij woorden die ook in Taizé gezongen worden: “God, richt mijn gedachten op U alleen. Bij U is de bron van het licht, U zult mij niet vergeten. Bij U vind ik hulp, U bent geduldig. Ik begrijp uw wegen niet, maar U weet welke weg ik gaan moet.”

Treffend is Bonhoeffers gelijkenis met de kerkvaders, de christelijke denkers van de eerste eeuwen. De kerkvaders waren in hun werk steeds gericht op de eenheid van het leven. Zij waren in staat om intens diep op intellectueel niveau te reflecteren. Op hetzelfde moment echter nam het gebed een centrale plek voor hen in en stonden ze midden in het leven van de kerk van hun tijd. Dat vind je ook bij Bonhoeffer. Op intellectueel niveau kun je hem bijna uitzonderlijk begaafd noemen. Maar tegelijkertijd was hij zo een mens van gebed en overdacht hij dagelijks de Schrift, tot op de laatste momenten van zijn leven toe. Hij zag de Schrift zoals Gregorius de Grote het eens verwoordde: als een brief van God die aan hem gericht was. Hoewel hij afkomstig was uit een gezin waar de mannen – zijn vader, zijn broers – feitelijk agnost waren, en hoewel hij diep teleurgesteld raakte in zijn kerk, de protestantse kerk in Duitsland, ten tijde van het nazisme, en daar erg onder geleden heeft, heeft hij toch ten volle geleefd in de kerk.

Ik ga in op de volgende drie werken:

Zijn doctoraalscriptie, Sanctorum Communio, is iets uitzonderlijks voor die tijd: een jonge student van 21 die een leerstellige reflectie over de sociologie van de Kerk schrijft, gezien vanuit Christus. Met Christus als vertrekpunt reflecteren over wat de Kerk zou moeten zijn, leek iets ongepasts. Veel meer dan een instituut is de Kerk voor hem Christus in de gedaante van de Kerk. Christus is niet een beetje aanwezig door de Kerk, nee: Hij leeft nu onder ons in de gedaante van de Kerk. Bonhoeffer is hier helemaal trouw aan wat Paulus zegt. Deze Christus heeft ons lot op zich genomen, onze plaats ingenomen. En die handelswijze van Christus blijft de fundamentele wet van de Kerk: op de plaats gaan staan van wie uitgestoten en buitengesloten worden. Net zoals Jezus dat deed in zijn leven en werken op aarde en al op het moment dat hij gedoopt werd. Treffend is hoe er in dit boek over voorbede wordt gesproken. Ze is als het bloed dat stroomt door de aderen van het lichaam van Christus. Bonhoeffer steunt op de orthodoxe theologen als hij zich hierover uitdrukt. Ook spreekt hij over de biecht die nagenoeg niet meer in gebruik was binnen de protestantse kerken. Stel je voor: een jonge man van 21 die beweert dat een pastor van de kerk ons kan zeggen: “Je zonden zijn je vergeven”, en dat dit deel uitmaakt van het wezen van de Kerk. Hoe nieuw is dat voor zijn tijd!

Het tweede werk is een boek dat door hem werd geschreven toen hij aangesteld werd tot directeur van een seminarie voor theologiestudenten die overwogen een ambt te aanvaarden in de ‘Bekennende Kirche’, mensen die zich moesten voorbereiden op een leven dat erg zwaar zou zijn. Bijna allemaal hebben zij met de Gestapo te maken gekregen. Een aantal werd in de gevangenis gegooid. De Duitse titel luidt kortweg Nachfolge, navolging. De titel typeert het boek helemaal. Hoe nemen we Jezus’ woorden serieus in plaats van ze naast ons neer te leggen alsof ze alleen voor een andere tijd zouden gelden? Het boek antwoordt: navolging heeft geen inhoud. We zouden het liefst willen dat Jezus een actieprogramma had. Maar niets van dat alles! Alles draait in deze navolging om de relatie die we met Hem hebben: Hij gaat voor ons uit en wij volgen.

Navolgen wil volgens Bonhoeffer zeggen dat we erkennen dat Jezus, als Hij werkelijk is wie Hij zelf zegt dat Hij is, recht heeft op alles van ons leven. Hij is de ‘middelaar’. Geen enkele menselijke relatie mag boven deze relatie uitgaan. Bonhoeffer haalt de woorden van Jezus aan die oproepen om ouders, familie en alle bezit te verlaten. Die woorden jagen ons wat angst aan in deze tijd en sommigen hebben daarom kritiek gehad op dit boek: schetst Bonhoeffer niet een veel te autoritair beeld van Christus? Toch lees je in het evangelie hoe de mensen zich verbaasden over het gezag waarmee Jezus onderwees en boze geesten uitdreef. Jezus heeft wel degelijk autoriteit. Toch noemt Hij zichzelf, in tegenstelling tot de Farizeeën, zachtmoedig en nederig van hart, dat wil zeggen dat Hij zelf beproefd is en beneden ons staat. Zo heeft Hij zichzelf steeds gepresenteerd en het is achter deze nederige houding dat de werkelijke autoriteit schuilgaat.

Dit hele boek over navolging is opgebouwd rondom met geloof luisteren en in de praktijk brengen. Als je met geloof luistert, als je je ervan bewust bent dat Hij het is, Christus, die spreekt, dan is het niet mogelijk om zijn woorden niet in de praktijk te brengen. Als het geloof zou stoppen voordat het in de praktijk wordt gebracht, dan kun je niet meer van geloof spreken. Dan zou het Christus, naar wie men luisterde, begrenzen. Inderdaad, het kan lijken alsof Bonhoeffer dit wat te sterk neerzet, maar heeft de Kerk niet steeds weer opnieuw behoefte aan zulk luisteren? Aan eenvoudigweg luisteren. Aan een heel direct en onmiddellijk luisteren in het geloof dat het mogelijk is te leven wat Christus vraagt.

Het derde werk dat ik wil bespreken, zijn de beroemde brieven die hij vanuit de gevangenis schreef, Verzet en overgave. In een wereld waarin Bonhoeffer merkt dat God niet meer erkend wordt, in een wereld zonder God, stelt hij zichzelf de vraag hoe we over Hem kunnen spreken. Proberen we een eigen christelijke subcultuur te scheppen waarin we met een zekere nostalgie helemaal opgaan in het verleden? Proberen we religieuze behoeften op te wekken bij mensen die deze kennelijk niet meer hebben? Tegenwoordig is er een hernieuwde interesse in het religieuze, maar vaak is dat niet veel meer dan een religieus vernislaagje over het leven. Het zou een misser zijn van onze kant als we uitdrukkelijk een situatie zouden creëren waarin de mensen weer behoefte aan God zouden hebben.

Hoe kunnen we dan in deze tijd over Christus spreken? Bonhoeffers antwoord luidt: door ons leven. Het is indrukwekkend om te zien hoe hij aan zijn petekind de toekomst beschrijft: “De dag komt waarop het niet meer mogelijk zal zijn om openlijk over God te praten. Maar wij zullen bidden, we zullen doen wat juist is en Gods tijd zal komen.” Bonhoeffer gelooft dat het leven ons de taal zal geven die nodig is. We kunnen tegenwoordig allemaal voelen hoe ontzettend moeilijk het is, zelfs als het om degenen gaat die ons het meest na zijn, om te praten over de verlossing door Christus, over leven na de dood of, meer nog, over de Drie-eenheid. Dat alles staat zover af van mensen die op een bepaalde manier geen behoefte meer hebben aan God. Hoe vinden we het vertrouwen dat als wij daaruit leven, de taal om erover te spreken ons geschonken zal worden? Die taal zal ons niet gegeven worden wanneer we het evangelie voor ons acceptabel maken door het te begrenzen. Nee, de taal wordt ons gegeven wanneer wij er werkelijk uit leven.

Zowel zijn brieven als het boek over de navolging van Christus, eindigen met iets dat bijna mystiek is. Hij zou zelf niet gewild hebben dat men het zo zou noemen, maar als het gaat over ‘zijn met God zonder God’, dan doet dit denken aan Johannes van het Kruis of aan Theresia van Lisieux tijdens die ontzettend moeilijke laatste fase van haar leven. Dat is wat Bonhoeffer wil: bij God blijven zonder God. Het aandurven om aan zijn zijde te blijven terwijl Hij afgewezen en verworpen wordt. Dit geeft een bepaalde ernst aan alles wat hij heeft geschreven. Toch was hij een optimist. Zijn visie op de toekomst heeft iets bevrijdends voor christenen. Hij heeft vertrouwen. Dit woord vertrouwen komt zo vaak terug in zijn gevangenisbrieven.

In de gevangenis zou Bonhoeffer een commentaar hebben willen schrijven op psalm 119, maar hij kwam niet verder dan het derde couplet. In deze psalm staat een vers dat de kern raakt waaruit Bonhoeffer leefde: U bent nabij, Heer, en al uw geboden zijn waarheid. Dietrich Bonhoeffer heeft geleefd vanuit die zekerheid dat Christus werkelijk nabij is, in welke omstandigheden dan ook, zelfs in de meest extreme. U bent nabij, Heer, en al uw geboden zijn waarheid. Wij kunnen geloven dat wat U gebiedt niet alleen waar is, maar ook ons totale vertrouwen waard.

Frère François van Taizé