Lezingen van de dag – dinsdag 21 november 2017

dinsdag in week 33 door het jaar


Uit het tweede boek Makkabeeën 6, 18-31

Eleazar, de grijsaard, wilde liever trouw zijn aan God dan te ontkomen aan de folteringen van mensen. In het teken van deze onverwoestbare trouw wordt zijn dood een voorbeeld voor jong en oud, een voorbeeld van edele gezindheid en onvergetelijke deugd.

Eleazar, een van de belangrijkste schriftgeleerden, een man van hoge leeftijd met een voornaam uiterlijk, kreeg met geweld varkensvlees in zijn mond gestopt. Hij spuwde het uit, zoals iedereen zou moeten doen die consequent weigert voedsel te eten waarvan men zelfs niet mag nemen wanneer zijn leven op het spel staat. Hij verkoos een eervolle dood boven een onrein leven en ging vrijwillig naar het schavot.
De mannen die erop moesten toezien dat hij het onreine vlees at, kenden hem nog van vroeger. Daarom namen ze hem apart en raadden hem in vertrouwen aan om vlees te halen dat hij wel mocht gebruiken, het zelf te bereiden en net te doen alsof hij het door de koning verordende offervlees at. Als hij dat deed, zou hij gevrijwaard zijn van de doodstraf en vanwege zijn oude vriendschap met hen lankmoedig behandeld worden.
Maar Eleazar nam een nobel besluit, passend bij zijn hoge ouderdom en zijn eerbiedwaardige grijze haren en geheel in de lijn van zijn van jongs af aan onberispelijke gedrag, en vooral ook in overeenstemming met de heilige, goddelijke wetgeving. Hij verklaarde dat men hem maar meteen naar het dodenrijk moest sturen en zei: ‘Het zou mijn leeftijd onwaardig zijn wanneer ik huichelde en bij de jongeren de veronderstelling zou wekken dat ik op mijn negentigste jaar nog uitheemse gebruiken had overgenomen. Daarmee zou ik hen, omwille van het kleine beetje leven dat mij nog te wachten staat, op een dwaalspoor brengen en zelf een onreine smet op mijn ouderdom werpen. Zelfs als ik voor het moment mijn menselijke straf zou ontlopen, zou ik nooit aan de greep van de Almachtige ontkomen, noch bij mijn leven, noch bij mijn dood. Maar door nu met opgeheven hoofd het leven te verlaten, zal ik me mijn ouderdom waardig betonen en de jongeren het edele voorbeeld stellen dat men omwille van de eerbiedwaardige, heilige voorschriften bereid moet zijn onverschrokken een nobele dood te sterven.’
Meteen na deze woorden betrad Eleazar het schavot.
Degenen die hem even tevoren nog zo welwillend tegemoet waren getreden, behandelden hem nu vijandig, omdat ze het waanzin vonden wat hij had gezegd.
Vlak voor hij onder de slagen bezweek, verzuchtte hij: ‘De Heer, die beschikt over heilig inzicht, weet dat ik, die de doodstraf had kunnen ontlopen, nu weliswaar zo gegeseld word dat mijn lichaam ondraaglijke pijnen lijdt, maar dat mijn geest dit alles uit ontzag voor Hem blijmoedig ondergaat.’
Zo stierf hij, en zijn dood was niet alleen voor de jongeren, maar voor bijna iedereen van ons volk een onvergetelijk voorbeeld van edelmoedigheid en deugd.

 

Psalm 3, 2-7

Refr.: De Heer staat mij bij.

Heer, hoe talrijk zijn mijn belagers,
velen vallen mij aan.

Velen zeggen van mij:
God zal hem niet redden.

U, Heer, bent een schild om mij heen,
U bent mijn eer, U houdt mij staande.

Roep ik tot de Heer om hulp,
Hij antwoordt mij vanaf zijn heilige berg.

Ik ga liggen, val in slaap
en word wakker; de Heer beschermt mij.

Ik vrees de tienduizenden niet
die mij aan alle kanten omringen.

 

Uit het evangelie volgens Lucas 19, 1-10

Jezus is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren is.

Jezus ging Jericho in en trok door de stad. Er was daar een man die Zacheüs heette, een rijke hoofdtollenaar. Hij wilde Jezus zien, om te weten te komen wat voor iemand het was, maar dat lukte hem niet vanwege de menigte, want hij was klein van stuk. Daarom liep hij snel vooruit en klom in een vijgenboom om Jezus te kunnen zien wanneer Hij voorbijkwam.
Toen Jezus daar langskwam, keek Hij naar boven en zei: ‘Zacheüs, kom vlug naar beneden, want vandaag moet Ik in jouw huis verblijven.’
Zacheüs kwam meteen naar beneden en ontving Jezus vol vreugde bij zich thuis.
Allen die dit zagen, zeiden morrend tegen elkaar: ‘Hij is het huis van een zondig mens binnengegaan om onderdak te vinden voor de nacht.’
Maar Zacheüs was gaan staan en zei tegen de Heer: ‘Kijk, Heer, de helft van mijn bezittingen geef ik aan de armen, en als ik iemand iets heb afgeperst vergoed ik het viervoudig.’
Jezus zei tegen hem: ‘Vandaag is dit huis redding ten deel gevallen, want ook hij is een zoon van Abraham. De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was.’

Van Woord naar leven

'De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was', zegt Jezus ons vandaag.Naar het voorbeeld van Jezus moeten we niet de zonde liefhebben, wel de zondaar.De zonde niet liefhebben lijkt ons logisch. De zondaar liefhebben misschien ook wat het principe betreft, maar de beleving daarvan is lang niet vanzelfsprekend.Waarom zouden we de zondaar liefhebben ? En wat zou die liefde dan inhouden ?De zonde vervreemdt de mens van zijn Schepper. De mens is immers gemaakt naar het beeld en de gelijkenis van God. De zonde vervreemdt ons dus van die gelijkenis. God heeft Jezus de wereld ingezonden om de mens van die vervreemding te herstellen, om verzoening tot stand te brengen tussen de mens en God, om genezing te brengen daar waar de mens ziek is in zijn relatie tot God. Die heling kan maar tot stand komen wanneer je de zondaar tegemoet treedt met de liefde van Jezus. Want Christus' liefde draagt de genade in zich wat duister is in de mens om te buigen naar Gods licht. Het is daarom van groot belang dat we de zondaar bekijken met de liefdevolle blik van de Heer, dat we naar hem toegaan vanuit het liefdevolle hart van Christus, dat we hem in Gods liefde aanvaarden als één van ons.We hoeven dit niet alleen te doen. Het zou zelfs een grote vergissing zijn dit alleen te doen. Christus woont in ons, en vanuit Hem mogen we naar de zondaar toegaan. Hij door ons, met ons, in ons. Wij met Hem, in Hem, door Hem. Die innige eenheid met de Heer zal ons in staat stellen de zondaar met de liefde van God te benaderen. Jezus zelf zal ons gebruiken om de zondaar aan te raken in zijn diepste duisternis om hem weer op te tillen uit het stof van de zonde.En denk vooral niet dat je zelf zonder zonde moet zijn om zo met de zondaar om te gaan. Moest dit zo zijn, dan zouden de zondaars weinig bezoek krijgen in deze wereld. Naar de zondaar toegaan geneest ons namelijk ook van onze eigen zonde. Want wie naar de zondaar toegaat, treedt in de missie van Jezus, en wie in Jezus' voetstappen treedt, ontvangt zelf genezing. Of om het modern uit te drukken: een win-win situatie.kris
Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer Jezus, leer ons naar de medemens kijken met uw blik van liefde en barmhartigheid. Ga met ons mee, Heer, en raak allen aan die vervreemd zijn geraakt van God, uw en onze Vader. Maak hen, maak ons, ontvankelijk voor uw genezende tegenwoordigheid. Raak ons aan, heel ons, opdat we ons allen mogen verzoenen met God, en mogen groeien in onze oer-roeping: beeld en gelijkenis zijn van Hem, beeld van jullie: heilige Drie-ene Liefde. Heer, groeiend in U. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.