Lezingen van de dag – donderdag 20 sept 2018

donderdag in week 24 door het jaar


Uit de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 15, 1-11

Paulus blijft zich bewust de minste te zijn van de apostelen. Maar hij gaat er groot op trouw te zijn aan de voornaamste punten van het evangelie. Ook vandaag heeft de Kerk geen andere taak dan de verrijzenis van de Heer te verkondigen. Hij leeft en blijft met ons.

Broeders en zusters,
ik herinner u aan het evangelie dat ik u verkondigd heb, dat u ook hebt aangenomen, dat uw fundament is en uw redding, als u tenminste vasthoudt aan de boodschap die ik u verkondigd heb. Anders bent u tevergeefs tot geloof gekomen.
Het belangrijkste dat ik u heb doorgegeven, heb ik op mijn beurt ook weer ontvangen: dat Christus voor onze zonden is gestorven, zoals in de Schriften staat, dat Hij is begraven en op de derde dag is opgewekt, zoals in de Schriften staat, en dat Hij is verschenen aan Kefas en vervolgens aan de twaalf leerlingen. Daarna is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders en zusters tegelijk, van wie er enkelen gestorven zijn, maar de meesten nu nog leven. Vervolgens is hij aan Jakobus verschenen en daarna aan alle apostelen. Pas op het laatst is hij ook aan mij verschenen, aan het misbaksel dat ik was.
Want ik ben de minste van de apostelen, ik ben de naam apostel niet waard omdat ik Gods gemeente heb vervolgd. Alleen dankzij zijn genade ben ik wat ik ben. En zijn genade is bij mij niet zonder uitwerking gebleven. Integendeel, ik heb harder gezwoegd dan alle andere apostelen, niet op eigen kracht maar dankzij Gods genade.
Hoe dan ook, of zij het nu zijn of ik, wij verkondigen allemaal dezelfde boodschap, en door die boodschap bent u tot geloof gekomen.

 

Psalm 118, 1 + 2 + 16ab + 17 + 28

Refr.: Heer, op U is al onze hoop gevestigd.

Loof de Heer, want Hij is goed,
eeuwig duurt zijn trouw.

Laat Israël zeggen:
Eeuwig duurt zijn trouw.

De rechterhand van de Heer verheft mij,
de rechterhand van de Heer doet machtige daden.

Ik zal niet sterven, maar leven
en de daden van de Heer verhalen.

U bent mijn God, U zal ik loven,
hoog zal ik U prijzen, mijn God.

 

Uit het evangelie volgens Lucas 7, 36-50

In de ontmoeting met een publieke zondares, trotseert Jezus alle regels van welvoegelijkheid. Hij opent nieuwe levenskansen voor iedereen. De Farizeeën wijst Hij op hun starheid; de vrouw looft Hij om haar geloof.

Een van de Farizeeën nodigde Jezus uit voor de maaltijd, en toen Hij het huis van de Farizeeër was binnengegaan, ging Hij aan tafel aanliggen.
Een vrouw die in de stad bekendstond als zondares had gehoord dat Hij bij de Farizeeër thuis zou eten, en ze ging naar het huis met een albasten flesje met geurige olie.
Ze ging achter Jezus staan, aan het voeteneinde van het aanligbed; ze huilde en zijn voeten werden nat door haar tranen. Ze droogde ze met haar haar, kuste ze en wreef ze in met de olie.
Toen de Farizeeër die Hem had uitgenodigd dit zag, zei hij bij zichzelf: Als Hij een profeet was, zou Hij weten wie de vrouw is die Hem aanraakt, dat ze een zondares is.
Maar Jezus zei tegen hem: ‘Simon, Ik heb je iets te zeggen.’
‘Meester, spreek!’ zei hij.
‘Er was eens een geldschieter die twee schuldenaars had: de een was hem vijfhonderd denarie schuldig, de ander vijftig. Omdat ze het geld niet konden terugbetalen, schold hij beiden hun schuld kwijt. Wie van de twee zal hem de meeste liefde betonen?’
Simon antwoordde: ‘Ik veronderstel degene aan wie hij het grootste bedrag heeft kwijtgescholden.’
Hij zei tegen hem: ‘Dat is juist geoordeeld.’
Toen draaide Hij zich om naar de vrouw en vroeg aan Simon:
‘Zie je deze vrouw? Ik ben in jouw huis te gast, en je hebt me geen water voor mijn voeten gegeven; maar zij heeft met haar tranen mijn voeten natgemaakt en ze met haar haar afgedroogd. Je hebt me niet begroet met een kus; maar zij heeft, sinds Ik hier binnenkwam, onophoudelijk mijn voeten gekust. Je hebt mijn hoofd niet met olie ingewreven; maar zij heeft met geurige olie mijn voeten ingewreven. Daarom zeg Ik je: haar zonden zijn haar vergeven, al waren het er vele, want ze heeft veel liefde betoond; maar wie weinig wordt vergeven, betoont ook weinig liefde.’
Toen zei Hij tegen haar: ‘Uw zonden zijn u vergeven.’
Zijn tafelgenoten dachten bij zichzelf: Wie is Hij, dat hij zelfs zonden vergeeft?
Hij zei tegen de vrouw: ‘Uw geloof heeft u gered; ga in vrede.’

Van Woord naar leven

Het valt misschien moeilijk te geloven, maar de lezing van dit evangelie zouden we één van de eerste biechten uit de geschiedenis kunnen noemen. Een biecht met een, voor ons, vreemd en eigenaardig thema: 'Aan wie veel liefde betoont, wordt veel vergeven'.Nu het in onze dagen heel rustig en kalm geworden is rond de biechtstoel, kan het verfrissend zijn even terug te kijken naar de eerste biechtvader uit onze geschiedenis, naar de Enige die in staat is om aan mensen te zeggen: 'Uw zonden zijn u vergeven'.Want wellicht denken wij te vaak dat wij met onze zonden bij de biecht de hoofdrol of de zwaarste rol moeten spelen. Een rol die wij daarom zo goed mogelijk moeten kennen, van de grootste tot de kleinste zonde toe. Een rol die ons plankenkoorts bezorgt, omdat we de indruk krijgen voor een rechter te moeten verschijnen of voor een tribunaal te moeten komen, waar alles nauwkeurig wordt onderzocht, waar het vonnis en de strafmaat wordt bepaald.Jezus laat hier duidelijk zien dat het niet in de eerste plaats om straf, maar om vergeving, niet om veroordeling maar om barmhartigheid gaat. Als verloren zonen en dochters, met onze waslijst van zonden en fouten, spelen niet wij de hoofdrol. Die ligt bij God en zijn barmhartigheid. Het komt er bij ons vooral op aan, zoals bij de vrouw uit het evangelie, te weten te komen waar God te vinden is en dan naar Hem op zoek gaan. Het is voor ons vooral van belang, zoals de verloren zoon, ons om te keren en de stap terug naar de Vader te zetten.Eenmaal dit innig contact er is, vallen al onze zonden, ook al zijn ze nog zo talrijk, tussen de plooien. Ze tellen voor God niet meer mee. Hij dumpt ze in de oceaan van zijn vergeving.Van belang is dat wij in onszelf de zin voor bekering op gang houden en moeite willen doen om zoveel mogelijk contact met God te houden. Een sleutelwoord is ons geloof. 'Uw geloof heeft u gered', zegt Jezus tot de vrouw. Voor Hem is er een sterke band tussen zonde en ongeloof. Hoe oppervlakkiger ons geloof, hoe zwakker ons zondebesef, hoe minder wij goed en kwaad uit elkaar weten te houden.In de biechtviering die wij vandaag in het evangelie hoorden is Jezus een heel milde en rustige biechtvader. Alleen op één terrein reageert Hij heel scherp, omdat het voor Hem een zware overtreding is: de zonde van de splinter en de balk. De fout die Simon maakt door andermans tekorten te veroordelen en over eigen fouten heen te zien. Aan wie zo weinig liefde betoont, zal ook maar weinig vergeven worden.Bron: ik weet het niet. Als iemand hier zijn/haar tekst tegenkomt, mag je dit altijd laten weten.Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer, geef ons de liefde om in alle deemoed voor U neer te knielen, U ons hart gevend. Wil ons dan vergeven, ons bevrijden van alle duisternis, om geheel in U te kunnen leven ten bate van allen die Gij ons toevertrouwt. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.