Lezingen van de dag – maandag 12 december 2016

maandag in de 3e week15337538_1280862688624126_2829911036811142527_n
van de advent


Uit het boek Numeri 24, 2-7 + 15-17a

De schrijver van het boek Numeri rapporteert een voorspelling van een niet-jood. Bileam is een vreemdeling, voor de joden dus een goddeloze heiden. Van zijn koning krijgt hij de opdracht een vervloeking uit te spreken over Israël. In plaats daarvan bezingt hij het toekomstig heil van Gods volk. Hierin erkenden de gelovige Joden dat de Geest Gods met hen was.

Toen Bileam zijn blik liet rondgaan en Israël daar gelegerd zag, stam bij stam, werd hij door de geest van God gegrepen en hief hij deze orakelspreuk aan:
‘Zo spreekt Bileam, de zoon van Beor, zo spreekt de man wiens oog geopend is, zo spreekt hij die Gods woorden hoort en ziet wat de Ontzagwekkende toont, in vervoering, met ontsloten ogen: Hoe mooi zijn uw tenten, Jakob, hoe mooi uw woningen, Israël, als palmbomen, overal verspreid, als tuinen langs een rivier, als aloë’s door de Heer geplant, als ceders langs het water.
Israëls emmers lopen over, zijn zaad krijgt water in overvloed. Zijn koning wordt groter dan Agag, zeer machtig zijn koningschap.’
Daarop hief hij deze orakelspreuk aan:
‘Zo spreekt Bileam, de zoon van Beor, zo spreekt de man wiens oog geopend is, zo spreekt hij die Gods woorden hoort, die weet wat de Allerhoogste weet en ziet wat de Ontzagwekkende toont, in vervoering, met ontsloten ogen: Wat ik zie is niet in het heden, wat ik waarneem is niet nabij. Een ster komt op uit Jakob, een scepter uit Israël.

 

Psalm 25, 4-9

Refr.: Wijs mij uw wegen, Heer.

Maak mij, Heer, met uw wegen vertrouwd,
leer mij uw paden te gaan.
Wijs mij de weg van uw waarheid annunciation-icon1
en onderricht mij,
want U bent de God die mij redt,
op U blijf ik hopen, elke dag weer.

Denk aan uw barmhartigheid, Heer,
aan uw liefde door de eeuwen heen.
Denk niet aan de zonden uit mijn jeugd,
maar denk met liefde aan mij
en laat uw goedheid spreken, Heer.

Goed en rechtvaardig is de Heer:
Hij wijst zondaars de weg,
wie nederig zijn
leidt Hij in het rechte spoor,
Hij leert hun zijn paden te gaan.

 

Uit het evangelie volgens Matteüs 21, 23-27

De joodse autoriteiten vragen naar de bevoegdheid van Jezus. Zijn antwoord, dat zinspeelt op het doopsel van Johannes, is een uitdaging voor hen. Hij ontmaskert hun schijngelovigheid.

Toen Jezus naar de tempel was gegaan en daar onderricht gaf, kwamen de hogepriesters en de oudsten van het volk naar Hem toe. Ze vroegen Hem: ‘Op grond van welke bevoegdheid doet U die dingen? En wie heeft U die bevoegdheid gegeven?’
Jezus gaf hun ten antwoord: ‘Ik zal u ook een vraag stellen, en als u mij daarop antwoord geeft, zal Ik u zeggen op grond van welke bevoegdheid Ik die dingen doe. In wiens opdracht doopte Johannes? Kwam die opdracht van de hemel of van mensen?’
Ze overlegden met elkaar en zeiden: ‘Als we zeggen: “Van de hemel”, dan zal Hij tegen ons zeggen: “Waarom hebt u hem dan niet geloofd?” Maar als we zeggen: “Van mensen”, dan krijgen we het volk over ons heen, want iedereen houdt Johannes voor een profeet.’
Dus gaven ze Jezus als antwoord: ‘We weten het niet.’
Daarop zei Hij tegen hen: ‘Dan zeg Ik u ook niet op grond van welke bevoegdheid Ik die dingen doe.’

Van Woord naar leven

Vandaag lezen we: Toen Jezus naar de tempel was gegaan en daar onderricht gaf, kwamen de hogepriesters en de oudsten van het volk naar Hem toe. Ze vroegen Hem: ‘Op grond van welke bevoegdheid doet U die dingen? En wie heeft U die bevoegdheid gegeven?’Wat was de aanleiding van deze vraag? De tempelreiniging. Jezus dreef iedereen de tempel uit, de kopers en verkopers, de geldwisselaars. De vraag die wordt gesteld is: Wie zegt er dat Hij dit mag doen? Het is een vraag naar een hogere volmacht. Jezus beantwoordt deze vraag met een tegenvraag: 'In wiens opdracht doopte Johannes? Kwam die opdracht van de hemel of van mensen?' Wie goed naar deze tegenvraag luistert, zal bemerken dat in deze vraag eigenlijk het antwoord vervat ligt op de eerste vraag. Want als ze kleur hadden bekend en zouden zeggen: 'Die opdracht kwam van God', dan zou de weg voor hen vrijgemaakt zijn om te erkennen dat ook Degene van wie Johannes de voorloper was, van de hemel is. Maar zij waren verblind, slaaf van de letter van de wet, en niet gehoorgevend aan de geest van de letter van die wet.En wij ... Natuurlijk erkennen wij de Heer, wij zijn immers gelovig. Maar erkennen we Hem ook in zijn uitnodiging tot liefde doorheen al wat arm is in deze wereld, broos, verlaten, aan de kant gezet. Zijn aanwezigheid erkennen in bijvoorbeeld de eucharistie is niet moeilijk... toch niet voor wie gelooft. Maar Hem herkennen in een mens 'zonder papieren', in een vluchteling, in een bedelaar, in een vereenzaamde bejaarde, enz... vraagt heel wat meer moed. Toch zou het een logisch gevolg moeten zijn van onze liefde voor de eucharistie.Christus volgen is naar de kerk gaan, uitkijkend naar de communie, naar het Woord, naar de verkondiging. Da's goed en nodig. Maar daar moet iets uit volgen: een welgemeende christelijke levenswandel. Als we eenzelfde eerbied koesteren voor Christus in de arme en het broze als voor Christus in de eucharistie... dan zit het goed.kris
Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Goede God,bild002 zend uw Geest diep in ons hart opdat wij mogen erkennen wie dit hart bewoont: Jezus, uw Zoon, onze Broeder en Heer. Geef dat wij Hem met veel liefde en eerbied mogen dragen en koesteren, opdat al wat Gij op ons levenspad brengt uw vrede mag ontvangen door te leven vanuit Christus’ inwoning in ons hart. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.