Lezingen van de dag – maandag 19 februari 2018

maandag in de 1e week
van de 40-dagentijd


Uit het boek Leviticus 19, 1-2 + 11-18

‘Ik ben de Heer’ is hier van groot belang. Wij moeten de naastenliefde beoefenen, de genegenheid tot de mens dichtbij of veraf, omdat wij op die manier de Heer nabij zijn. De woorden van Mozes tonen dit aan op een praktische manier. De wil van God wordt heel concreet in ons dagelijks leven.

De Heer sprak tot Mozes:
‘Zeg tegen de gemeenschap van Israël: “Wees heilig, want Ik, de Heer, jullie God, ben heilig.
Steel niet, lieg niet en bedrieg je naaste niet.
Leg geen valse eed af als je bij mijn naam zweert, want daarmee ontwijd je de naam van je God. Ik ben de Heer.
Beroof niemand en pers een ander niet af. Betaal een dagloner zijn loon nog op dezelfde dag uit.
Spreek geen vloek uit over een dove en plaats geen obstakel voor de voeten van een blinde. Toon ontzag voor je God. Ik ben de Heer.
Wees niet partijdig wanneer je rechtspreekt. Trek onaanzienlijken niet voor en zie machthebbers niet naar de ogen. Spreek rechtvaardig recht over je naasten.
Breng het leven van een ander niet in gevaar door lasterpraat over hem rond te strooien. Ik ben de Heer.
Wees niet haatdragend. Als je iemand iets te verwijten hebt, roep hem dan ter verantwoording en laad niet omwille van een ander schuld op je door je te wreken of wrok te blijven koesteren.
Heb je naaste lief als jezelf. Ik ben de Heer.’

 

Psalm 19, 8 + 9 + 10 + 15

Refr.: Uw woorden, Heer, zijn geest en leven.

De wet van de Heer is volmaakt:
levenskracht voor de mens.
De richtlijn van de Heer is betrouwbaar:
wijsheid voor de eenvoudige.

De bevelen van de Heer zijn eenduidig:
vreugde voor het hart.
Het gebod van de Heer is helder:
licht voor de ogen.

Het ontzag voor de Heer is zuiver,
houdt stand, voor altijd.
De voorschriften van de Heer zijn waarachtig,
rechtvaardig, geheel en al.

Laten de woorden van mijn mond U behagen,
de overpeinzingen van mijn hart U bekoren,
Heer, mijn rots, mijn verlosser.

 

Uit het evangelie volgens Matteüs 25, 31-46

Jezus geeft een visioen over het oordeel op de laatste dag. Dan zal enkel de manier waarop wij nu leven van belang zijn. Belangrijker is immers de houding tegenover de medemens, vooral dan tegenover de misdeelden. Want Jezus vereenzelvigt zich met hen.

Jezus sprak tot zijn leerlingen:
‘Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen, zal Hij plaatsnemen op zijn glorierijke troon.
Dan zullen alle volken voor Hem worden samengebracht en zal Hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt; de schapen zal Hij rechts van zich plaatsen, de bokken links.
Dan zal de Koning tegen de groep rechts van zich zeggen: “Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is. Want Ik had honger en jullie gaven mij te eten, Ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, Ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, Ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.”
Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en U te drinken gegeven? Wanneer hebben wij U als vreemdeling gezien en opgenomen, U naakt gezien en gekleed? Wanneer hebben wij gezien dat U ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar U toe gekomen?”
En de Koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.”
Daarop zal Hij ook de groep aan zijn linkerzijde toespreken: “Jullie zijn vervloekt, verdwijn uit mijn ogen naar het eeuwige vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen. Want Ik had honger en jullie gaven mij niet te eten, Ik had dorst en jullie gaven me niet te drinken. Ik was een vreemdeling en jullie namen mij niet op, Ik was naakt en jullie kleedden mij niet. Ik was ziek en zat in de gevangenis en jullie bezochten mij niet.”
Dan zullen ook zij antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien of dorstig, als vreemdeling of naakt, ziek of in de gevangenis, en hebben wij niet voor U gezorgd?”
En Hij zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie voor een van deze onaanzienlijken niet gedaan hebben, hebben jullie ook voor mij niet gedaan.”
Hun staat een eeuwige bestraffing te wachten, de rechtvaardigen daarentegen het eeuwige leven.’

Van Woord naar leven

Jezus leert ons vandaag dat wie Hem wilt ontmoeten niet te ver moet zoeken. Hij vereenzelvigt zich namelijk met al wat dikwijls 'uitgestoten' wordt in deze wereld: degenen die honger en dorst hebben, de vreemdelingen, de naakten, de zieken, de gevangenen,... Wie hen opzoekt, wie zich over hen ontfermt, ontmoet de Heer. Zo eenvoudig is dat. Zij zijn de bedelaars naar liefde. Door hen heen nodigt Jezus uit te beminnen. Wie hierop ingaat staat niet enkel in de liefde Gods, maar leeft in volle ontmoeting met Christus.Laten we er wel over waken dat onze liefde werkelijk nederig mag zijn. Ons ‘ontfermen over’ mogen we niet doen als een meerdere, maar als een naaste, als een broer of zus van degene waarover we ons ontfermen. In wezen zijn zelfs de vragers naar liefde de leermeesters van hen van wie verwacht wordt dat ze liefhebben. Zo zie je de werkzaamheid van Christus in twee richtingen.kris
Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer, leer ons U te beminnen én te ontmoeten in elke mens die dorst naar liefde. Dat wij nooit van U zouden weglopen. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.