Lezingen van de dag – maandag 20 november 2017

maandag in week 33 door het jaar


Uit het eerste boek Makkabeeën 1, 10-15 + 41-43 + 54-57 + 62-64

In de tweede eeuw voor Christus, onder koning Antiochus, werden de Israëlieten zwaar beproefd. Met geweld werd hun een andere godsdienst opgedrongen. Toch bleven ze standhouden en wilden liever sterven dan het Verbond te schenden.

In die tijd kwam uit het geslacht van Alexander een slecht mens voort: Antiochus Epifanes, de zoon van koning Antiochus, die gijzelaar geweest was in Rome. Hij werd koning in het jaar 137 van de Griekse overheersing.
In die tijd begon zich in Israël een groep afvalligen te roeren die de wet niet meer wilde navolgen, en zij kregen veel aanhangers. Ze zeiden: ‘Kom, laten we een verdrag sluiten met de volken om ons heen, want vanaf het moment dat we ons van hen hebben afgescheiden is ons veel ellende overkomen.’
Hun woorden werden met instemming begroet, en enkelen uit het volk verklaarden zich bereid naar de koning te gaan. Deze gaf hun toestemming vreemde wetten en gebruiken in te voeren.
Zo bouwden zij in Jeruzalem een sportschool zoals dat bij de heidense volken gebruikelijk was en lieten zij zich weer een voorhuid maken. Zij hielden zich verre van het heilige verbond, vermengden zich met de heidenen en gaven zich over aan kwalijke praktijken.
Toen gelastte de koning per brief zijn hele rijk om één volk te vormen en de eigen gebruiken op te geven. En alle volken voegden zich naar het woord van de koning. Zelfs veel Israëlieten gingen over tot zijn godsdienst, offerden aan afgodsbeelden en ontwijdden de sabbat.
Op 15 kislew van het jaar 145 liet de koning een verwoestende gruwel op het altaar bouwen en in de andere steden van Judea liet hij altaren neerzetten. Voor de huisdeuren en op straat werd wierook gebrand. Werden er wetsrollen gevonden, dan werden deze verscheurd en verbrand. Wie in het bezit van zo’n verbondsrol bleek te zijn of volgens de wet leefde, werd op last van de koning ter dood gebracht.
Toch vonden velen in Israël de kracht zich te verzetten en geen onrein vlees te eten. Zij stierven nog liever dan dat zij zich door voedsel zouden verontreinigen en het heilige Verbond zouden schenden, en ze werden dan ook ter dood gebracht.
De toorn drukte zwaar op Israël.

 

Psalm 119, 53 + 61 + 134 + 150 + 155 + 158

Refr.: Heer, wees ons allen barmhartig.

Ik ben ontzet over de zondaars
die uw wet verlaten.

Al zetten rondom mij zondaars hun strikken,
uw wet vergeet ik niet.

Verlos mij van de onderdrukking van mensen,
en ik zal mij houden aan uw regels.

Mijn sluwe vervolgers zijn nabij,
ver zijn ze afgeweken van uw wet.

Redding blijft ver van de zondaars,
want uw wetten zoeken ze niet.

Ik zie de afvalligen en weerzin vervult mij,
want zij houden zich niet aan uw woord.

 

Uit het evangelie volgens Lucas 18, 35-43

Het was hard voor de leerlingen wat Jezus hen in uitzicht stelde. Zij konden het nauwelijks geloven. Jezus antwoordt met de genezing van een blinde bedelaar. Met hem horen wij de leerlingen en ook onszelf zeggen: ‘Heer, zorg dat ik weer kan zien’. Ook wij hebben geloof en overgave nodig om te begrijpen en te doen wat de Heer van ons vraagt.

Toen Jezus in de buurt van Jericho kwam, zat er langs de weg een blinde te bedelen. Toen de blinde een menigte voorbij hoorde komen, vroeg hij wat er gaande was. Ze zeiden tegen hem: ‘Jezus uit Nazaret komt voorbij.’
Daarop riep de blinde: ‘Jezus, zoon van David, heb medelijden met mij!’
Degenen die voorop liepen, snauwden hem toe dat hij moest zwijgen, maar hij schreeuwde des te harder: ‘Zoon van David, heb medelijden met mij!’
Jezus bleef staan en zei dat men de blinde bij Hem moest brengen. Toen deze voor Hem stond, vroeg Hij hem: ‘Wat wilt u dat Ik voor u doe?’
De blinde antwoordde: ‘Heer, zorg dat ik weer kan zien.’
Jezus zei: ‘Zie weer! Uw geloof heeft u gered.’
Onmiddellijk kon hij weer zien en hij volgde Hem terwijl hij God loofde.
Alle mensen die getuige waren geweest van dit voorval brachten hulde aan God.

Van Woord naar leven

Een blinde bedelaar langs de kant van de weg ...Bedelend om eten, of geld, want werken zal moeilijk voor hem geweest zijn. Maar hij bedelde ook om liefde, medeleven, mededogen, eigenschappen die Jezus in zich droeg; Jezus waarover hij heel zeker al gehoord had. En nu komt Hij toch wel langs zeker … Hij zette alles op alles Hem te kunnen ontmoeten. Ondanks dat mensen dit probeerden te verhinderen, lukte het hem toch. Met dat mooie vervolg dat we in het evangelie lezen: Jezus geneest hem, hij volgde Hem en loofde God.Moesten we horen dat Jezus letterlijk in onze buurt zou zijn … zouden we niet alles op alles zetten Hem te ontmoeten ? Ik vermoed van wel.Maar wat we zo dikwijls vergeten is dat zijn langskomen dagelijks gebeurt. Niet lijfelijk, maar even reëel. Innerlijke waakzaamheid, ‘kijken’ met de ogen van het geloof, zal ons gevoelig maken voor Jezus’ langskomen in ons leven.Jezus zal misschien niet altijd langskomen in de hoedanigheid dan dat wij het zouden willen, maar dat neemt niet weg dat Hij wel degelijk langskomt. Dat langskomen kan zich manifesteren in momenten waarop je diep vanbinnen je uitgenodigd weet iemand te vergeven, of situaties waarin je geweten je oproept verzoening te brengen, of ergens trouw te zijn, of gewoon uw plicht doen, of te zwijgen, of juist te spreken, of geduld te hebben, ... Maar ook in de armen, in het broze, in het gekwetste komt Jezus op een bijzondere manier langs. En niet te vergeten: de Kerk, haar sacramenten, het Woord uit de Bijbel, ... allemaal wegen waarlangs de Heer naar ons toe komt.Op al die momenten ons hart naar Hem richten, met de ziel van een bedelaar ... dat brengt innerlijke genezing daar waar we gevangen zitten in eigen duisternis. Het brengt vrede in ons hart. Het zal ons stuwen in de liefde. Want net zoals de bedelaar uit het evangelie zullen we vanuit onze genezing goesting krijgen Jezus te gaan volgen, volgeling worden van Hem. Dat wil zeggen: leerling worden van Hem, bij Hem in de leerschool gaan, leren wat het betekent 'liefhebben', beminnen vanuit zijn inwoning in ons, dag na dag, met vallen en opstaan, groeiend in Hem, genade ontvangend vanuit kruis en opstanding.En wat het lof brengen aan God betreft … dat zal als vanzelf gebeuren. Je weet je immers diep bemind en gedragen door God, en dat zal je hart tot dankbaarheid stemmen, tot stille lof jegens Hem. Je hart zal getekend zijn door die stille innerlijke vredevolle glimlach, omdat je leeft in het besef dat God liefde is: in zichzelf, maar ook in u, door u, met u, heel de mensheid beminnend.krisReageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer Jezus, voortdurend komt Gij langs in ons leven, klopt Gij aan de deur van ons hart. Maak ons ontvankelijk voor uw komen, open ons hart voor U en trek ons in het vuur van uw liefde. Geef dat wij zo in Gods wil mogen staan, drinkend van Hem, levend van Hem. Kom Heer Jezus, neem ons op in U, maak ons tot instrumenten van uw liefde. Kom heilige Geest. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.