lezingen van de dag – woensdag 25 januari 2017

Bekering van de H. Apostel Paulus

feest


Niet elke bekering gebeurt zo plots, op zo’n overdonderende manier als bij Paulus. Meestal geschiedt zij in stilte, na verloop van veel tijd. Maar God blijkt een hevig man ook stevig aan te pakken. Met dezelfde verbetenheid waarmee hij christenen vervolgde werd Paulus ‘de’ apostel van de jonge kerk. Hoewel hij persoonlijk een taaie doorzetter bleek te zijn, was zijn boodschap evangelisch geduldig en zacht. In weinig tijd gaf zijn grote werkkracht aan de kleine, gesloten kerk van Jeruzalem een open, wereldwijde dimensie. De liturgie besteedt eigen lezingen aan dit feest.


Uit de Handelingen der Apostelen 9, 1-22

Bekering van Paulus.

Saulus bedreigde de leerlingen van de Heer nog steeds met de dood. Hij ging naar de hogepriester met het verzoek hem aanbevelingsbrieven mee te geven voor de synagogen in Damascus, opdat hij de aanhangers van de Weg die hij daar zou aantreffen, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en kon meevoeren naar Jeruzalem.
Toen hij onderweg was en Damascus naderde, werd hij plotseling omstraald door een licht uit de hemel. Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je mij?’
Hij vroeg: ‘Wie bent U, Heer?’
Het antwoord was: ‘Ik ben Jezus, die jij vervolgt. Maar sta nu op en ga de stad in, daar zal je gezegd worden wat je moet doen.
De mannen die met Saulus meereisden, stonden sprakeloos; ze hoorden de stem wel, maar zagen niemand.
Saulus kwam overeind, en hoewel hij zijn ogen open had, kon hij niets zien. Zijn metgezellen pakten hem bij de hand en brachten hem naar Damascus.
Drie dagen lang bleef hij blind en at en dronk hij niet.
In Damascus woonde een leerling die Ananias heette. In een visioen zei de Heer tegen hem: ‘Ananias!’
Hij antwoordde: ‘Ik luister, Heer.’
Daarop zei de Heer: ‘Ga naar de Rechte Straat en vraag daar in het huis van Judas naar iemand uit Tarsus die Saulus heet. Hij is aan het bidden, en hij heeft in een visioen gezien hoe een man die Ananias heet, binnenkomt en hem de handen oplegt om hem weer te laten zien.’
Ananias antwoordde: ‘Heer, van veel kanten heb ik gehoord over deze man en over al het kwaad dat hij uw heiligen in Jeruzalem heeft aangedaan. Bovendien heeft hij toestemming van de hogepriesters om hier iedereen die uw naam aanroept in de boeien te slaan.’
Maar de Heer zei: ‘Ga, want hij is het instrument dat Ik gekozen heb om mijn naam uit te dragen onder alle volken en heersers en onder al de Israëlieten. Ik zal hem tonen hoezeer hij moet lijden omwille van mijn naam.’
Ananias vertrok en ging naar het huis, waar hij Saulus de handen oplegde, terwijl hij zei: ‘Saul, broeder, ik ben gezonden door de Heer, door Jezus, die aan u verschenen is op de weg hierheen, om ervoor te zorgen dat u weer kunt zien en vervuld wordt van de heilige Geest.’
Meteen was het alsof er schellen van Saulus’ ogen vielen; hij kon weer zien, stond op en liet zich dopen, en nadat hij gegeten had, kwam hij weer op krachten.
Hij bleef enkele dagen bij de leerlingen in Damascus en ging onmiddellijk in de synagogen verkondigen dat Jezus de Zoon van God is.
Allen die hem hoorden waren stomverbaasd en vroegen: ‘Dat is toch de man die in Jeruzalem de volgelingen van die Jezus naar het leven stond, en hij is toch hierheen gekomen om hen gevangen te nemen en uit te leveren aan de hogepriesters?’
Saulus’ optreden werd echter steeds krachtiger, en hij bracht de in Damascus wonende Joden in verwarring door aan te tonen dat Jezus de messias is.

 

Psalm 117, 1 + 2

Refr.: Ga uit over de hele wereld.

Loof de Heer, alle volken,
prijs Hem, alle naties.

Zijn liefde voor ons is overstelpend,
eeuwig duurt de trouw van de Heer.

 

Uit het evangelie volgens Marcus 16, 15-18

Verkondig het evangelie.

Jezus verscheen aan de elf en zei:
‘Trek heel de wereld rond en maak aan ieder schepsel het goede nieuws bekend. Wie gelooft en gedoopt is zal worden gered, maar wie niet gelooft zal worden veroordeeld.
Degenen die tot geloof zijn gekomen, zullen herkenbaar zijn aan de volgende tekenen: in mijn naam zullen ze demonen uitdrijven, ze zullen spreken in onbekende talen, met hun handen zullen ze slangen oppakken en als ze een dodelijk gif drinken zal dat hun niet deren, en ze zullen zieken weer gezond maken door hun de handen op te leggen.’

Van Woord naar leven

Deze overweging is van de hand van Hans CallaertIn de Kerk vieren we vandaag een belangrijke gebeurtenis: de bekering van de apostel Paulus. We weten allemaal dat deze man nogal plots en nogal radicaal veranderd is van christenvervolger tot vurig verkondiger van de verrezen Christus. Zonder de vele reizen die de man ondernomen had en waarbij hij ook verschillende gemeenschappen gesticht heeft, waren wij waarschijnlijk nooit christen geweest. Er wordt wel eens beweerd dat deze farizeeër-tentenmaker naast Jezus zelf een zeer belangrijke stempel gedrukt heeft op het christendom. Maar hoe belangrijk de man ook is, er zijn geen sporen van hem te vinden in een evangelie, ook al zijn sommige van zijn brieven minstens even oud als die evangelieteksten. Toch is de korte evangelietekst van vandaag hem op het lijf geschreven.In een volgens exegeten toegevoegd einde van het Marcus-evangelie stuurt Jezus zijn leerlingen er op uit. Het is iets wat Paulus zeer letterlijk genomen heeft. Hij heeft de toen bekende wereld afgereisd om overal te gaan getuigen van het goede nieuws dat allen die geloven in Jezus gered zijn. Hij voelde het als zijn plicht aan dit overal te gaan vertellen omdat hij iedereen de kans wou geven zich te bekeren. We kunnen de inzet waarvan de man blijk gegeven heeft, moeilijk overschatten. In die tijd was op reis gaan vaak een hachelijke onderneming die heel wat geld kostte. Het getuigde bovendien van een zeer grote ijver om te gaan preken in gebieden waar men niet echt zat te wachten op een nieuwe godsdienst. Daarmee is niet gezegd dat Paulus een heilig boontje was, integendeel. Tact bijvoorbeeld was niet echt zijn sterkste punt. Toch is zijn inzet en ijver van onschatbare waarde voor onze Kerk: een gelovig man die zich gezonden weet om overal de Blijde Boodschap te gaan verkondigen.Mooi. Maar die woorden die later toegevoegd zijn aan het Marcus-evangelie zijn door de schrijvers niet alleen toegevoegd voor Paulus, maar voor alle gelovigen, ook voor ons dus. Maar wie van ons gaat getuigen, misschien beter durft getuigen van zijn geloof, overal waar hij gaat? Wie durft luidop zeggen dat wie niet gelooft niet gered zal worden? Wie kan in Jezus' naam demonen uitdrijven? Wie durft met zijn hand slangen oppakken zoals Paulus deed volgens Handelingen? Wie durft een gifbeker drinken en zeggen dat dit hem niet zal deren omdat hij gelooft? Wie kan zieken genezen door hen de hand op te leggen? We krabben eens in ons haar, trekken misschien even een bedenkelijk gezicht en gaan dan weer over tot de orde van de dag, want dit laatste kan toch niet meer voor deze tijd zijn? Kan zijn, maar waarom hebben ze dit ooit opgeschreven en heeft de Kerk dat tot nog toe niet geschrapt? Misschien wel omdat door al die door tijd en plaats geformuleerde woorden een diepere waarheid zit. Wil men hier gewoon de christenen die harde tijden tegemoet gaan geen moed inspreken? Iemand die vurig gelooft, heeft niet alleen zijn hoop op dit leven gesteld. Daarvan was Paulus diep overtuigd. En wij?Paulus is er bovendien stellig van overtuigd dat er een grote kracht schuilt in het geloof. Hij zou niet tegenspreken dat christenen demonen kunnen uitdrijven. Wij lachen al even bij het woord demonen, laat staan wat we denken over demonen uitdrijven. Misschien kunnen we ze gewoon een ander woord geven: de verslavingen die mensen in hun greep kunnen hebben. Biedt het christelijk geloof geen krachtig antwoord op drugs, ver doorgedreven materialisme,...? Is het niet zo dat wij vandaag in gesprek met ongelovigen of andersgelovigen de indruk hebben dat ze ons niet begrijpen, dat het lijkt alsof we een andere taal spreken? Durven wij als christen de zovele sluwe verleidingen hardhandig aanpakken met een evangelische soberheid en authenticiteit? Kunnen wij als gelovige overeind blijven in een maatschappij waar individualisme ons opgelepeld wordt? Is dat doorgedreven individualisme niet het gif dat elke vorm van solidariteit en naastenliefde doodt, die zelfs God niet meer nodig heeft? Kunnen wij mensen die ziek zijn door vereenzaming of uitsluiting geen hand op de schouder leggen om hen te laten weten dat zij voor God wel nog meetellen? Kunnen wij zieke mensen niet een bemoedigende schouderklop geven als we hen vertellen dat er méér is dan dit leven van pijn en ellende?Het komt er op aan te geloven... Vraag is natuurlijk of wijzelf voldoende geloven om dit door te geven? Voelen wij het ook als onze plicht om zoveel mogelijk mensen te laten delen in dit goede nieuws? Gaat onze liefde voor de medemens zo ver dat wij hen willen weghouden van alles wat mensonwaardig en uiteindelijk figuurlijk dodend is? Moge de figuur van Paulus ons inspireren om getuigend in het leven te staan, zonder dwang, maar duidelijk uitkomend voor wie we zijn en duidelijk tonend in wie wij zoveel vertrouwen hebben dat we ons leven in Zijn handen durven leggen. Misschien moeten we eerst nog onze bekering krijgen, zitten we nu nog te veel vast aan onze oude ik. Laten we ons eerst bekeren, misschien komt de rest dan wel vanzelf,... als God het belieft.
Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer, schenk ons de moed en de nederigheid U uit te dragen naar allen en alles.bMet woorden waar het kan,bmet daden altijd,ben met een altijd levend geloofbdat ons aan U doet schenken. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.