Leestip van de dag – woensdag 5 april 2017

Op weg naar een nieuw begin

De gemeenschap van Taizé stelt maandelijks een Bijbeltekst voor om het zoeken naar God ook in het dagelijks leven door stilte en gebed te ondersteunen. Deze maand koos men voor het evangelie volgens Marcus 16, 1-8

Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria uit Magdala en Maria de moeder van Jakobus, en Salome geurige olie om hem te balsemen. Op de eerste dag van de week gingen ze heel vroeg in de ochtend, vlak na zonsopgang, naar het graf. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Wie zal voor ons de steen voor de ingang van het graf wegrollen?’ Maar toen ze opkeken, zagen ze dat de steen al was weggerold; het was een heel grote steen. Toen ze het graf binnengingen, zagen ze rechts een in het wit geklede jongeman zitten. Ze schrokken vreselijk. Maar hij zei tegen hen: ‘Wees niet bang. U zoekt Jezus, de man uit Nazaret die gekruisigd is. Hij is opgewekt uit de dood, hij is niet hier; kijk, dat is de plaats waar hij was neergelegd. Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: “Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd.”’
Ze gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik. Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden.
(Marcus 16,1-8)

’Op de eerste dag van de week, heel vroeg in de ochtend, vlak na zonsopgang’: alles wijst op een nieuw begin. Deze vrouwen gaan een drempel over, ze zullen iets heel nieuws ervaren. Jezus is gestorven op het kruis, ze kunnen hem niet meer horen, dienen en volgen zoals voorheen. Ze denken dat ze weten wat hen te doen staat en hebben kruiden gekocht om zijn lichaam te zalven en hem de laatste eer te bewijzen. Ze maken zich zorgen over de grote steen aan de ingang van het graf: wie zal die voor hen kunnen wegrollen? Maar het zal helemaal niet gaan zoals ze verwachten. De steen is al weggerold en binnen in het graf vinden ze, in plaats van Jezus’ lichaam, een in het wit geklede jongeman die hen iets te zeggen heeft.

In de taal van de bijbel is de witte kleding van de jongeman een aanwijzing dat wat hij gaat zeggen van God komt: “‘Wees niet bang. U zoekt Jezus, Hij gaat jullie voor naar Galilea!” Als ze horen dat Jezus is opgewekt, jubelen de vrouwen niet van vreugde, maar ze ’waren bevangen door angst en schrik’. Wat ze hebben gehoord, is absoluut onvoorstelbaar. Ze zoeken Jezus’ lichaam, maar de weg daar naartoe is oneindig veel langer dan ze kunnen bedenken. Hij is niet in het graf gebleven, hij leeft en vervolgt zijn weg. Om hem te kunnen blijven volgen moeten ze dus nog veel verder gaan.

De weg van deze vrouwen eindigt niet bij het graf: door naar de anderen toe te gaan, kunnen zij Jezus ontmoeten. Maar op dit moment zijn ze zo door elkaar geschud door die boodschap dat ze ’tegen niemand iets zeggen’. Ze hebben stilte nodig om hun angst te laten omvormen door dit onvoorstelbare nieuws. Het woord is uitgestrooid als een zaad, maar heeft tijd nodig om te kunnen ontkiemen.

En wat doen de vrouwen daarna? Deze tekst vertelt het ons niet, omdat hij niet geschreven is om onze historische nieuwsgierigheid te bevredigen, maar om ons het goede nieuws mee te delen: Christus is opgewekt en hij gaat ons voor naar Galilea. Niet het graf is de plaats waar we Jezus zullen vinden, maar we worden uitgenodigd om hem te zoeken ’in Galilea’. Laten we de Schriften lezen en herlezen, dan vinden wij hem in het Galilea van het Evangelie. Laten we hem ook zoeken in het Galilea van ons leven, daar waar hij ons vóór gaat.

In ons geloofsleven worden we steeds weer opgeroepen om over drempels heen te stappen, om op weg te gaan naar een nieuw begin. Net als de vrouwen kunnen ook wij ons proberen goed voor te bereiden en we kunnen ons soms onnodig druk maken over eventuele barrières op onze weg. Maar gaandeweg ontdekken we vaak dat die barrières ons niet kunnen afscheiden van het woord dat God tot ons wil spreken. Zijn woord vindt altijd een manier om ons te bereiken.

Dit woord nodigt ons uit om te geloven dat Jezus op ons wacht in ’ons Galilea’. In onze levensloop, met zijn mislukkingen en zijn vreugden, kunnen we de sporen herkennen van de Verrezene. Als we in ons huidige leven, met al zijn vragen en uitdagingen, keuzes moeten maken, kunnen we vertrouwen op zijn aanwezigheid. We kunnen ook onze toekomst aan hem toevertrouwen, met alle onzekerheid en hoop die daarbij horen. Hij is aanwezig en hij wacht op ons.

Bron: Taizé

 

Lezingen van de dag – woensdag 5 april 2017

woensdag in de vijfde week
van de vastentijd


Uit het boek Daniël 3, 14-20 + 24-25 + 28

Drie jonge mannen worden voor de keuze gesteld: voldoen aan de eis van de vreemde koning en een gouden afgodsbeeld aanbidden, of levend verbrand worden. Het boek Daniël stelt de kwestie zeer scherp voor zijn tijdsgenoten, die het moeilijk hebben om trouw te blijven. De God van Israël is sterker en machtiger dan elke aardse vorst.

In die dagen vroeg koning Nebukadnessar Sadrach, Mesach en Abednego: Is het waar dat jullie mijn goden niet vereren en niet willen neerknielen voor het gouden beeld dat ik heb opgericht? Luister goed, als jullie je bereid tonen om, zodra je de muziek van hoorn, panfluit, lier, luit, citer, dubbelfluit en andere instrumenten hoort, op je knieën te vallen en in aanbidding te buigen voor het beeld dat ik gemaakt heb … Maar weigeren jullie te buigen, dan worden jullie onmiddellijk in een brandende oven gegooid. En welke god zal jullie dan uit mijn handen kunnen redden?’
Sadrach, Mesach en Abednego zeiden hierop tegen de koning: ‘Wij vinden het niet nodig, Nebukadnessar, uw vraag te beantwoorden, want als de God die wij vereren ons uit een brandende oven en uit uw handen kan redden, zal Hij ons redden. Maar ook al redt Hij ons niet, majesteit, weet dan dat wij uw goden niet zullen vereren, noch zullen buigen voor het gouden beeld dat u hebt opgericht.’
Nebukadnessar werd razend, en met een van woede vertrokken gezicht keek hij Sadrach, Mesach en Abednego aan. Hij gaf opdracht de oven zevenmaal heter op te stoken dan men gewoonlijk deed. En hij beval enkele van de sterkste mannen uit zijn leger om Sadrach, Mesach en Abednego te knevelen en in de brandende oven te gooien.
Toen sloeg de schrik koning Nebukadnessar om het hart. Hij stond haastig op en zei tegen zijn raadsheren: ‘Wij hebben toch drie geknevelde mannen in het vuur gegooid?’ Zij antwoordden: ‘Zeker, majesteit.’ Hij vervolgde: ‘Maar ik zie vier mannen vrij rondlopen in het vuur. Ze zijn ongedeerd en de vierde lijkt op een godenzoon!’
Nebukadnessar nam het woord. Hij zei: ‘Geprezen zij de God van Sadrach, Mesach en Abednego, die zijn engel heeft gezonden en zijn dienaren gered. Zij hebben zich op Hem verlaten, zij hebben het bevel van de koning genegeerd en hun lichaam prijsgegeven, omdat zij voor geen andere dan hun eigen God willen neerknielen of buigen.’

 

Dan. 1, 29-34

Refr.: U komt de lof toe in eeuwigheid.

Geprezen bent U, Heer, God van onze voorouders,
geloofd en verhoogd in eeuwigheid.

Geprezen is uw heilige en luisterrijke Naam,
geprezen, geloofd en verhoogd in eeuwigheid.

Geprezen bent U in uw heilige en luisterrijke tempel,
geprezen, bezongen en verheerlijkt in eeuwigheid.

Geprezen bent U, die afgronden peilt en op de cherubs troont,
geloofd en verhoogd in eeuwigheid.

Geprezen bent U op de troon van uw koninkrijk,
geprezen, bezongen en verhoogd in eeuwigheid.

Geprezen bent U in het hemelgewelf,
bezongen en verheerlijkt in eeuwigheid.

 

Uit het evangelie volgens Johannes 8, 31-42

Het behoren tot het geslacht van Abraham geeft op zichzelf geen zekerheid de echte vrijheid te bezitten of te verwerven. Jezus’ woord brengt bevrijding. Als echte kinderen van Abraham zouden we in Jezus de gezondene van de Vader moeten erkennen.

In die dagen zei Jezus tot de Joden die in Hem geloofden: ‘Wanneer u bij mijn woord blijft, bent u werkelijk mijn leerlingen. U zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u bevrijden.’
Ze zeiden: ‘Wij zijn nakomelingen van Abraham en we zijn nooit iemands slaaf geweest – hoe kunt U dan zeggen dat wij bevrijd zullen worden?’
Jezus antwoordde: ‘Waarachtig, Ik verzeker u: iedereen die zondigt is een slaaf van de zonde. Nu blijft een slaaf niet voor eeuwig in huis, maar de Zoon blijft wel voor eeuwig. Dus wanneer de Zoon u vrij zal maken, zult u werkelijk vrij zijn. Ik weet wel dat u nakomelingen van Abraham bent. Toch wilt u mij doden, omdat er in u geen ruimte is voor wat Ik zeg. Ik spreek over wat Ik gezien heb bij de Vader, u doet wat u gehoord hebt van uw vader.’
‘Onze vader is Abraham,’ zeiden ze.
Maar Jezus zei: ‘Als u echt kinderen van Abraham bent, zou u moeten doen wat Abraham deed. Maar nee, u wilt mij, iemand die u de waarheid heeft gezegd die Hij van God gehoord heeft, doden – zoiets heeft Abraham niet gedaan. Maar u doet inderdaad wat úw vader deed!’
Ze zeiden: ‘Wij zijn geen bastaardkinderen! We hebben maar één Vader: God.’
‘Als God uw Vader was,’ zei Jezus tegen hen, ‘zou u mij liefhebben, want Ik ben bij God vandaan gekomen toen Ik hiernaartoe kwam. Ik ben niet namens mezelf gekomen, maar Hij heeft mij gezonden.’

Van Woord naar leven

Vandaag zegt Jezus ons: ‘Wanneer u bij mijn woord blijft, bent u werkelijk mijn leerlingen. U zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u bevrijden.’Christus is het mensgeworden woord van God. Dus niet enkel wat Hij zegt zijn zijn woorden, maar Hijzelf is het Woord. Overal waar Hij tot ons komt en tot ons spreekt, openbaart zich de waarheid die ons ten diepste zal vrij maken. Echte leerlingen van Jezus zijn zij die bij dit woord blijven, bij de Heer dus.Dikwijls zijn we onvrij omdat we niet bij Christus blijven. We laten Hem wel toe, maar als we eerlijk zijn weten we dat er domeinen zijn in ons leven waarvan we liever hebben dat Hij zich niet moeit. Het zijn onze duistere plekken, onze (dikwijls dagelijkse) zondekes waar we zo moeilijk afstand van kunnen doen.Konden we maar eens de diepe zuivere vrede en vreugde bevroeden die we in ons zouden dragen moesten we ten volle in Christus leven, los van elke vorm van kwaad. We zouden zo’n mooie instrumenten zijn van Gods werkzaamheid; instrumenten die onze samenleving warm en hartelijk zouden maken.Kom, laten we de Heer welkom heten.kris
Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer, verban de zonde totaal uit ons leven. Wees ons nabij wanneer we de neiging hebben tot zonde over te gaan. Leer ons dan naar U te snellen, ons te werpen in uw armen. En geef ons dan de kracht 'ja' te zeggen tot U, onze weg in U te gaan. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.