Lezingen van de dag – zondag 2 aug. 2015

18e ZONDAG DOOR HET JAAR – B


Uit het boek Exodus 16, 2-4 + 12-15

Op hun tocht door de woestijn, moesten de Israëlieten hun vertrouwen stellen op God alleen, die hen dag na dag van voedsel voorzag. Het dagelijks manna was het teken van de goddelijke bezorgdheid en van het geloof van het volk.

In de woestijn begon het volk zich opnieuw te beklagen. ‘Had de Heer ons maar laten sterven in Egypte’, zeiden ze tegen Mozes en Aäron. ‘Daar waren de vleespotten tenminste gevuld en hadden we volop brood te eten. U hebt ons alleen maar naar de woestijn gebracht om ons hier allemaal van honger te laten omkomen.’
De Heer zei tegen Mozes: ‘Ik zal voor jullie brood uit de hemel laten regenen. De mensen moeten er dan elke dag op uitgaan om net zo veel te verzamelen als ze voor die dag nodig hebben. Daarmee stel Ik hen op de proef: Ik wil zien of ze zich aan mijn voorschriften houden. Ik heb gehoord hoe de Israëlieten zich beklagen. Zeg tegen hen: “Wanneer de avond valt zullen jullie vlees eten, en morgenochtend brood in overvloed. Dan zullen jullie inzien dat Ik, de Heer, jullie God ben.”’
Diezelfde avond kwamen er grote zwermen kwartels aangevlogen, die in het kamp neerstreken, en de volgende morgen lag er overal rond het kamp dauw. Toen de dauw opgetrokken was, bleek de woestijn bedekt met een fijn, schilferachtig laagje, alsof er rijp op de aarde lag.
‘Wat is dat?’ vroegen de Israëlieten elkaar toen ze het zagen; ze begrepen niet wat het was.
Mozes zei tegen hen: ‘Dat is het brood dat de Heer u te eten geeft.’

 

Psalm 78, 3 + 4 + 23 + 24 + 25 + 54

Refr.: De Heer gaf hen brood uit de hemel.

Wij hebben het gehoord, wij weten het,
onze ouders hebben het ons verteld.

Wij willen het onze kinderen niet onthouden, brood_en_wijn
wij zullen aan het komend geslacht vertellen.

Namelijk de roemrijke, krachtige daden van de Heer,
de wonderen die Hij heeft gedaan.

Hij gaf een bevel aan de hoge wolken
en de deuren van de hemel gingen open.

Manna om te eten regende op hen neer.
Hij schonk hun het koren van de hemel.

Zij aten het brood van de engelen,
Hij stuurde voedsel dat hen verzadigde.

Hij bracht hen naar zijn heilig domein,
naar de berg, met eigen hand verworven.

 

Uit de brief van Paulus aan de Efeziërs 4, 17 + 20-24

De levenshouding van de christen, de nieuwe mens, vindt zijn bron in Christus, Beeld van God, waarop hij steeds meer wil gaan gelijken.

Broeders en zusters,
op gezag van de Heer zeg ik u met klem: ga niet langer de weg van de heidenen met hun loze denkbeelden. Zo hebt u Christus niet leren kennen!
U hebt toch over Hem gehoord, u hebt toch onderricht over Hem gekregen? Door Jezus wordt duidelijk dat u uw vroegere levenswandel moet opgeven en de oude mens, die te gronde gaat aan bedrieglijke begeerten, moet afleggen, dat uw geest en uw denken voortdurend vernieuwd moeten worden en dat u de nieuwe mens moet aantrekken, die naar Gods wil geschapen is in waarachtige rechtvaardigheid en heiligheid.

 

Alleluia.images

Uw woord is waarheid, Heer,
wijd ons toe aan de waarheid.

Alleluia.

 

Uit het evangelie volgens Johannes 6, 24-35

Jezus stelt een nieuwe manier voor om mee te werken aan het handelen Gods: in Hem geloven; Hem erkennen als de Gezondene van de Vader. Tegenover deze Messiaanse aanmatiging eist het volk een nog treffender teken dan dat van de broodvermenigvuldiging. Maar Jezus ontziet zijn gehoor niet: Hij zelf is het brood dat uit de hemel is neergedaald. Wie tot Hem komt zal leven.

Toen de mensen zagen dat Jezus en zijn leerlingen er niet waren, stapten ze in die boten en voeren ze naar Kafarnaüm om Hem te zoeken. Ze vonden Hem aan de overkant van het meer en vroegen: ‘Rabbi, wanneer bent u hier gekomen?’
Jezus zei: ‘Waarachtig, Ik verzeker u: U zoekt me niet omdat u tekenen hebt gezien, maar omdat u brood gegeten hebt en verzadigd bent. U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft; de Mensenzoon zal het u geven, want de Vader, God zelf, heeft Hem die volmacht gegeven.’
Ze vroegen: ‘Wat moeten we doen? Hoe doen we wat God wil?’
‘Dit moet u voor God doen: geloven in Hem die Hij gezonden heeft’, antwoordde Jezus.
Toen vroegen ze: ‘Welk wonderteken kunt U dan verrichten? Als we iets zien zullen we in U geloven. Wat kunt U doen? Onze voorouders hebben immers manna in de woestijn gegeten, zoals geschreven staat: “Brood uit de hemel heeft hij hun te eten gegeven.”’
Maar Jezus zei: ‘Waarachtig, Ik verzeker u: niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader; Hij geeft u het ware brood uit de hemel. Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.’
‘Geef ons altijd dat brood, Heer!’ zeiden ze toen.
‘Ik ben het brood dat leven geeft’, zei Jezus. ‘Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.’

Van Woord naar leven

Een overweging op de 1e lezing van vandaag door de zr's clarissen te Megen

Het volk is onderweg in de woestijn, op weg naar het beloofde land. Maar het lijkt dat hele perspectief van de weg, van het ‘op weg zijn naar’ uit het oog verloren te zijn. Geen wonder. De eerste euforie van de bevrijding en de uittocht uit Egypte is zo langzaamaan weggeëbd, en het beloofde land nog lang niet in zicht. Wat was, is niet meer; en wat zal zijn, is nog niet.

Het volk bevindt zich letterlijk en figuurlijk in de woestijn. Een plek waar niets is, enkel leegte. Een soort grensgebied tussen Egypte en het beloofde land, tussen zekerheid en vrijheid. Niemandsland. Het volk ervaart dat die leegte, dat niets, zich niet eigenmachtig laat oplossen. Dat die leegte niet is op te vullen met eigen zekerheden, schijnzekerheden – ook al probeert het volk dat later wel, door zelf een god te creëren in de gedaante van een gouden kalf. De leegte van de woestijn is enkel uit te houden, te doorstaan, doorleven. En dat kan bij tijd en wijle beangstigend zijn. Want het volk wist wat het had, haar bestaan in Egypte was vertrouwd. Het was dan wel onvrijheid en slavernij, maar het was een zekerheid. Het volk weet echter niet wat het krijgt, wat ervoor in de plaats komt.

Van het beloofde land heeft het volk slechts een vage voorstelling, die op geen enkele zekerheid stoelt. Ja, het beloofde land betekent vrijheid, maar wat is dat? Hoe zal het volk zijn als vrij volk? Het volk wordt overvallen door het beangstigende ervan, het onzekere, en zij reageert heel menselijk: ze grijpt terug naar de vleespotten in Egypte, naar het leven dat haar vertrouwd is. Ze heeft nog geen weet van de druiventrossen, de overvloeiende melk en honing, die haar deel zullen zijn in het beloofde land. Maar precies daarom is de tijd in de woestijn, het uithouden in de leegte, het vertoeven in niemandsland, noodzakelijk. Het volk moet er iets leren. En wel de les die het volk vandaag leert. Namelijk dat zij zich niet zelf van echt voedsel kan voorzien, dat zij niet zelf voor levengevend brood kan zorgen. Van de vleespotten in Egypte was het volk zeker. Maar het was geen echt voedsel ten leven, het volk was er onvrij. De zekerheid was een schijnzekerheid.

Maar als het volk nu, na al die jaren enkel dat voedsel gekend te hebben, in één keer het beloofde land zou binnentrekken, zou het volk zich ook daar vroeg of laat weer omringen met zekerheden, en zou het nog niet echt vrij zijn. Om echt vrij te worden, te worden wie zij ten diepste is, is een tijd van leegte nodig, een woestijntijd. Om echt vrij te worden is het nodig om alle schijnzekerheden los te laten, zonder te weten wat ervoor in de plaats komt. In de leegte van de woestijn, waar het volk niets meer zelf in de hand heeft, kan God haar bij de hand nemen en leiden. Zij mag slechts zoveel manna verzamelen als nodig is voor één dag. Zo, dag na dag, stap voor stap, leert het volk dat het levengevend brood uit de hemel niet door haar gemaakt wordt, maar haar geschonken wordt door God.

Zij leert er leven van die gave, leven van genade. Zij leert er wie God is, en wie zij ten diepste is, en dat besef doet haar groeien in vrijheid.

Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Goede God, leer ons onze zogenaamde zekerheden achter te laten om U te vinden, van U te houden, U te dragen, U uit te dragen. Schenk ons de moed de woestijn van het leven in te gaan en te beminnen, vertrouwend dat Gij ons leidt naar het Beloofde Land, ons behoedend voor zelfzucht, ons richtend naar U. Heer God, wees Gij ons leven. Door Christus, onze Broeder en Heer. Amen.Saudi_Arabia_Rub_al_Khalid_desert_wikimedia_commons

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.