3e paaszondag – A

Uit de Handelingen van de Apostelen 2, 14 + 22-32

Psalm 16 dient als antwoord op deze lezing. Deze voorspelt dat de Rechtvaardige niet zal sterven zonder de zekerheid te ontkomen aan het bederf van het graf. Overtuigd van de verrijzenis van de Heer, beroept Petrus zich op deze psalm om zijn Joodse toehoorders te doen inzien dat de Schriften in vervulling zijn gegaan.

In die dagen trad Petrus naar voren, samen met de elf andere apostelen, verhief zijn stem en sprak de menigte toe:
‘U, Joden en inwoners van Jeruzalem, luister naar mijn woorden en neem ze ter harte. Israëlieten, luister naar wat ik u zeg: Jezus van Nazaret is door God tot u gezonden, hetgeen gebleken is uit de grote daden en de wonderen en tekenen die God, zoals u bekend is, door zijn toedoen onder u heeft verricht. Deze Jezus, die overeenkomstig Gods bedoeling en voorkennis is uitgeleverd, hebt u door goddelozen laten kruisigen en doden. God heeft Hem echter tot leven gewekt en de last van de dood van Hem afgenomen, want de dood kon zijn macht over Hem niet behouden. David zegt immers over Hem: “Steeds houd ik de Heer voor ogen, Hij is aan mijn zijde, ik wankel niet. Daarom verheugt zich mijn hart en jubelt mijn tong van blijdschap. Vervuld van hoop rust mijn lichaam, want U zult mij niet overleveren aan het dodenrijk en het lichaam van uw trouwe dienaar zal niet tot ontbinding overgaan. U hebt mij de weg naar het leven getoond, uw nabijheid zal mij vervullen met vreugde.”
Volksgenoten, u zult mij wel toestaan dat ik over de aartsvader David zeg dat hij gestorven en begraven is; zijn graf bevindt zich immers nog steeds hier. Maar omdat hij een profeet was en wist dat God hem onder ede beloofd had dat een van zijn nakomelingen zijn troon zou bestijgen, heeft hij de opstanding van de messias voorzien en gezegd dat deze niet aan het dodenrijk zou worden overgeleverd en dat zijn lichaam niet tot ontbinding zou overgaan. Jezus is door God tot leven gewekt, daarvan getuigen wij allen.’

Gezongen antwoordpsalm 16

(tekst onder geluidsfragment)

Refr.: Heer, wijs ons de weg van het leven.

Behoed mij God, tot U neem ik mijn toevlucht;
Gij zijt mijn Heer, ik herken het.
De Heer is mijn erfdeel, mijn dronk uit de beker,
Hij heeft mijn lot in zijn hand.

Ik dank de Heer die mij altijd geleid heeft,
Hij spreekt ook des nachts in mijn hart.
Steeds houd ik mijn ogen gericht op de Heer,
ik val niet want Hij staat naast mij.

Daarom ben ik zo rustig en blij van hart
en zonder zorg is mijn geest,
mijn lichaam kan veilig rusten.
Mijn ziel laat Gij niet aan het dodenrijk over.

Gij geeft uw dienaar niet prijs aan bederf.
Gij zult mij de weg van het leven wijzen
om heel mijn vreugde te vinden bij U,
bestendig geluk aan uw zijde.

Uit de eerste brief van Petrus 1, 17-21

Waarom hopen en geloven in God? Omdat Hij, door zijn Zoon te doen verrijzen, zich geopenbaard heeft als een God van levenden. Goud en geld zijn valse zekerheden. Christus heeft ons gered door zijn eigen bloed.

Dierbaren,
als u Hem, die iedereen naar zijn daden beoordeelt, zonder aanzien des persoons, Vader noemt, heb dan ook ontzag voor Hem tijdens uw leven als vreemdeling. U weet immers dat u niet met zoiets vergankelijks als zilver of goud bent vrijgekocht uit het zinloze leven dat u van uw voorouders had geërfd, maar met het kostbare bloed van Christus, als dat van een lam zonder smet of gebrek. 
Al voor de grondvesting van de wereld is Hij door God uitgekozen, en nu, aan het einde van de tijd, is Hij verschenen omwille van u. Door Hem gelooft u in God, die Hem uit de dood heeft opgewekt en Hem laat delen in zijn luister, zodat uw geloof en hoop op God gericht zijn.

Vers voor het evangelie

Alleluia.
Heer Jezus, ontsluit voor ons de Schriften,
doe ons hart branden
terwijl U tot ons spreekt.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Lucas 24, 13-35

Voor alle generaties die moeten geloven zonder gezien te hebben, schetst Lucas hier een pedagogie van het paasgeloof. Het is een lange weg tot we het kruis beschouwen, niet als een mislukking, maar als een bron van ons heil. Wij moeten Christus de tijd laten om ons de Schriften te verklaren. Aan de tafel van de Eucharistie herkennen wij zijn aanwezigheid en wordt het ons mogelijk aan onze broeders en zusters te vertellen dat Hij leeft.

Diezelfde dag gingen twee van de leerlingen op weg naar Emmaüs, een dorp dat zestig stadie van Jeruzalem verwijderd ligt. Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen. Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen mee, maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze Hem niet herkenden. 
Hij vroeg hun: ‘Waar lopen jullie toch over te praten?’
Daarop bleven ze somber gestemd staan. Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde: ‘Bent U dan de enige vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is?’ 
Jezus vroeg hun: ‘Wat dan?’
Ze antwoordden: ‘Wat er gebeurd is met Jezus van Nazaret, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk. Onze hogepriesters en leiders hebben Hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen. Wij leefden in de hoop dat Hij degene was die Israël zou bevrijden, maar inmiddels is het de derde dag sinds dit alles gebeurd is. Bovendien hebben enkele vrouwen uit ons midden ons in verwarring gebracht. Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf gingen, vonden ze zijn lichaam daar niet en ze kwamen vertellen dat er engelen aan hen waren verschenen, die zeiden dat Hij leeft. Een paar van ons zijn toen ook naar het graf gegaan en troffen het aan zoals de vrouwen hadden gezegd, maar Jezus zagen ze niet.’ 
Toen zei Hij tegen hen: ‘Hebben jullie dan zo weinig verstand en zijn jullie zo traag van begrip dat jullie niet geloven in alles wat de profeten gezegd hebben? Moest de messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?’ 
Daarna verklaarde Hij hun wat er in al de Schriften over Hem geschreven stond, en Hij begon bij Mozes en de Profeten.

Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren. Jezus deed alsof Hij verder wilde reizen. Maar ze drongen er sterk bij Hem op aan om dat niet te doen en zeiden: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.’
Hij ging met hen mee en bleef bij hen. 
Toen Hij met hen aanlag voor de maaltijd, nam Hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze Hem. Maar Hij werd onttrokken aan hun blik. 
Daarop zeiden ze tegen elkaar: ‘Brandde ons hart niet toen Hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?’ 
Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en de anderen aantroffen, die tegen hen zeiden: ‘De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en Hij is aan Simon verschenen!’ 
De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe Hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood.

Van Woord naar leven

Gisteren, zaterdag, hadden wij (wij: een twintigtal pastorale werkers, al dan niet in opleiding) een samenkomst met bisschop Lode uit Gent rond ‘In wiens naam’. Mooie namiddag met rijke inleidingen en groepsgesprekken. Toen ik huiswaarts keerde had ik zoiets van: ‘Brandde ons hart niet toen Hij onderweg met ons sprak?’. Ik was bij momenten echt diep geraakt en ontroerd door wat er gezegd werd. En dat was niet enkel omdat er mooie dingen werden gezegd, maar omdat de Heer werkelijk aanwezig was. Dit opmerken hoeft geen hoogmoed te zijn. Als men dit zuiver vaststelt is dit juist nederig.

Hebben we dát niet allemaal bij momenten? Dat er soms zaken gebeuren of gezegd worden waar je achteraf Gods hand heel duidelijk in aanwezig zag? Een gesprek, een geboorte, een oproep van waar ook, een mijmering, een gebeuren van verzoening, een eucharistieviering, een vakantie, een overlijden waar het besef leeft dat hij of zij goed is aangekomen. Meer dan we vermoeden wandelt de Heer met ons mee en ontsluit Hij voor ons de Schriften doorheen gesprekken en gebeurtenissen.

In ons gesprek met de bisschop ging het ook over ‘bondgenoten’. Zelf moest ik denken aan onze bewoners in het woonzorgcentrum waar ik werk. Een groot deel van mijn tijd zit ik met bewoners op hun kamer en voeren we tête-à-tête-gesprekken. Naast vele verhalen van vreugde en dankbaarheid beluister ik ook vaak gebrokenheid, gekwetstheid, onvermogen, broosheid. En zelf zit ik daar dan ook met mijn broosheid, gebrokenheid en onvermogen. Maar hen in die ‘armoede’ mogen beluisteren, woorden van troost mogen spreken, nabijheid schenken, … Ook daar heb ik al zo vaak mogen ervaren hoe sterk de Heer zich toont doorheen de nabijheid en het ‘goede gesprek’. Zalig hoor.

Over het evangelie van vandaag is natuurlijk véél méér te zeggen. Maar ik wil het vandaag hier bij laten.

Laten we oog hebben voor het mee wandelen van de Heer in ons leven. En laten we ons hart maar doen ontbranden … Ook dát is het waaien van de Geest.

Laten wij bidden …

Vader,
dank U omdat U – in Christus –
meewandelt op de paden van ons leven.
Maak ons aandachtig
voor uw aanwezigheid.
Moge het ons hart
tot dankbaarheid stemmen.
Ja, moge het ontbranden van vreugde.
U, Vader, komt alle lof toe !!
Amen, ja amen !

Een mooie zondag voor ieder van u,
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.