5 januari

Uit de eerste brief van Johannes 3, 11-21

Vrienden,
dit is wat u vanaf het begin hebt horen verkondigen: dat we elkaar moeten liefhebben en niet moeten doen zoals Kaïn, die voortkwam uit hem die het kwaad zelf is, en zijn broer doodsloeg. En waarom sloeg hij hem dood? Omdat zijn eigen daden slecht waren en die van zijn broer rechtvaardig. 
Wees niet verbaasd, broeders en zusters, als de wereld u haat. Wij weten dat we van de dood zijn overgegaan naar het leven omdat we elkaar liefhebben. Wie niet liefheeft blijft in de dood. 
Ieder die zijn broeder of zuster haat, is een moordenaar, en u weet dat een moordenaar het eeuwige leven niet blijvend in zich heeft. 
Wat liefde is, hebben we geleerd van Hem die zijn leven voor ons gegeven heeft. Daarom horen ook wij ons leven te geven voor onze broeders en zusters. 
Hoe kan Gods liefde in iemand blijven die genoeg heeft om van te bestaan maar zijn hart sluit voor een broeder of zuster die hij gebrek ziet lijden?
Kinderen, we moeten niet liefhebben met de mond, met woorden, maar waarachtig, met daden. Dan weten we dat we voortkomen uit de waarheid en kunnen we met een gerust hart voor God staan. 
En zelfs als ons hart ons aanklaagt: God is groter dan ons hart, Hij weet alles. 
Geliefde broeders en zusters, als ons hart ons niet aanklaagt, kunnen we ons vol vertrouwen tot God wenden.

Tussenzang: Ps 100, 2-5

Refr.: Juich voor de Heer, alle landen.

Dien de Heer met vreugde,
kom tot Hem met jubelzang.
Erken het: de Heer is God.

Hij heeft ons gemaakt,
Hem behoren wij toe,
zijn volk zijn wij,
de kudde die Hij weidt.

Kom zijn poorten binnen met een loflied,
hef in zijn voorhoven een lofzang aan,
breng Hem hulde, prijs zijn Naam.

De Heer is goed,
zijn liefde duurt eeuwig,
zijn trouw van geslacht op geslacht.

Vers voor het evangelie (Joh 1, 14a + 12)

Alleluia.
Het Woord is mens geworden
en heeft in ons midden gewoond.
Wie Hem wel ontvingen
en in zijn naam geloven,
heeft Hij het voorrecht gegeven
om kinderen van God te worden.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Johannes 1, 43-51

De volgende dag besloot Jezus naar Galilea te gaan. Hij zocht Filippus op en zei tegen hem: ‘Volg Mij.’
Filippus kwam uit Betsaïda, uit dezelfde stad als Andreas en Petrus. Hij zocht Natanaël op en zei tegen hem: ‘We hebben de man gevonden over wie Mozes in de wet geschreven heeft en over wie ook de profeten hebben gesproken: Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazaret!’ 
‘Uit Nazaret?’ zei Natanaël. ‘Kan daar iets goeds vandaan komen?’
‘Ga zelf maar kijken,’ zei Filippus. 
Jezus zag Natanaël aankomen en zei: ‘Dat is nu een echte Israëliet, een mens zonder bedrog.’ 
‘Waar kent U mij van?’ vroeg Natanaël.
Jezus antwoordde: ‘Ik had je al gezien voordat Filippus je riep, toen je onder de vijgenboom zat.’ 
‘Rabbi,’ zei Natanaël, ‘U bent de Zoon van God, U bent de koning van Israël!’ 
Jezus vroeg: ‘Geloof je omdat Ik tegen je zei dat Ik je onder de vijgenboom zag zitten? Je zult nog grotere dingen zien.’ 
‘Werkelijk, Ik verzeker jullie,’ voegde Hij eraan toe, ‘jullie zullen de hemel geopend zien, en de engelen van God zien omhooggaan en neerdalen naar de Mensenzoon.’

Van Woord naar leven

SCEPTISISME VERSUS GODSONTMOETING
(Bij Joh 1, 43-51)

Het is mooi om zien hoe het geloofsenthousiasme van die eerste leerlingen vonken sloeg bij anderen. Alsof ze niet anders konden dan aan elkaar vertellen dat ze Jezus hadden gezien. ‘We hebben de man gevonden over wie Mozes in de wet geschreven heeft en over wie ook de profeten hebben gesproken: Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazaret’, horen we vandaag uit de mond van Filippus.

In eerste instantie antwoordt Natanaël – tot wie deze woorden gericht waren – eerder sceptisch: ‘Kan er uit Nazaret iets goeds vandaan komen?’ 

Hoe staat het met ons eigen sceptisisme? Ik denk dat we heel vaak – wanneer er, op welke wijze ook, over de Heer gesproken wordt – vrijwel onmiddellijk in onszelf een tegenantwoord formuleren. Meer vanuit onze buik dan vanuit ons hart. Alsof we angst hebben dat er iemand de nagel op de kop zou slaan wat betreft ons christelijk leven. Liefst zoeken we het zélf wel allemaal uit. Iemand anders moet niet komen zeggen wat ik moet doen … Herken je dat?

Nochtans spreekt de Geest vaak doorheen anderen. Met het appel te luisteren. En niet alleen te luisteren maar ook te ontvangen. Zodat wát je ontvangt genadevol in je werkzaam kan zijn. En daarvoor moeten we inderdaad onze onmiddellijke buikgevoelens soms een halt toeroepen. Want dikwijls vormen ze een belemmering te horen voor wat er werkelijk gezegd wordt. En vooral kan het een barrière vormen om de Heer – die vaak verborgen zit in de oproep van de ander – te ontvangen.

Onze sceptische houding komt ook vaak voort uit het feit dat we ‘geen zin hebben’ om te doen wat er op die moment gevraagd wordt. En het is waar … er zijn oproepen die in eerste instantie als ‘heel lastig’ binnenkomen. Zo krijg ik zelf in het woonzorgcentrum waar ik werkzaam ben wel eens de vraag  bepaalde bewoners te gaan opzoeken die het moeilijk hebben. En het gebeurt dat die bewoners niet direct de meest aangename personen zijn om mee te praten. Er zijn ‘interessantere’ mensen om mee te praten. Dus al snel formuleert mijn buik: ‘Ach ja, ik weet van waar de vraag komt … Moet dat nu echt?’. Sceptisisme noemt men dat. Buikgevoel. Niet goed bezig! Beter zou het zijn dat ik de oproep om die personen te gaan opzoeken ernstig zou nemen, alsof de Heer zélf vraagt naar die bewoners toe te gaan, ondanks hun soms lastig karakter.
Uit je buik wegtrekken om de dingen des levens te ontvangen met je hart is zo belangrijk. Anders zou het wel eens kunnen zijn dat we een langskomende trein vol van genade missen.

Terug naar het evangelie van vandaag.
Na dat eerste sceptische antwoord van Natanaël vindt er toch een ontmoeting plaats tussen Jezus en hem. En wel – en dat is interessant – nadat Jezus naar hem toekwam. En zo gaat het ook vaak in ons eigen leven. Jezus geeft niet zomaar op wanneer we vanuit onze buik bepaalde zaken interpreteren en daardoor de werkelijke oproep niet meer horen. Hij zal bij wijze van spreken ‘persoonlijk’ naar ons toekomen om zich kenbaar te maken. Ook dan kunnen we sceptisch zijn hoor, en Hem blijven afwijzen. We zijn vrij. En Jezus zal ons nooit verplichten Hem te volgen. Maar anderzijds geeft Hij ook niet op, integendeel. Hij zal – op welke wijze ook – blijven kloppen aan de deur van ons hart – tot we voor Hem opendoen.

We lezen dan dat Natanaël uiteindelijk zwicht voor de Heer en we weten – uit verdere lezing – dat hij een ware volgeling wordt.

Laten we vandaag onthouden dat het goed is om niet altijd onmiddellijk te reageren met onze buik wanneer we mogelijk doorheen mensen of situaties de uitnodiging krijgen de Heer te volgen of Gods liefde gestalte te geven. Soms moeten we wegtrekken uit onze buik en de deuren van ons hart openzetten, opdat dát de plek is waar we de Heer zullen ontmoeten. Onze buikgevoelens leiden vaak tot een oppervlakkig sceptisisme of gevoelens van ‘ik heb geen zin’. In ons hart mogen we de Heer ontmoeten die ons – wanneer we het toelaten – tot ware volgelingen zal maken van Hem.
Moge dit wonder van barmhartigheid bij ieder van ons gebeuren.

Laten we bidden

Goede God,
moge ons hart vooral de plek zijn
waar we Jezus mogen ontmoeten,
meer dan onze buik
die vanuit sceptisisme
ons vaak wegtrekt van de Heer.
Moge uw Geest ons binnenleiden
in het feest van eenwording
met uw Zoon.
In zijn naam, amen.

Graag wens vandaag ieder van jullie een ware godsontmoeting toe.
Alle Goeds,
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.