woensdag in week 26 door het jaar (even jaren)

Uit het boek Job 9, 1-12 + 14-16

In de dialogen van Job met zijn vrienden tekent zich ook een rechtsstrijd af met God. Job weigert zijn ongeluk te zien als veroorzaakt door zijn gedrag. Hij wil zich ook niet rechtvaardigen voor God, zijn almachtige schepper. Hij weet zeker dat God hem hoort, ofschoon Hij niet eens naar zijn roepen luistert.

Zo luidde het antwoord van Job aan zijn vrienden: ‘Zeker, ik weet dat het zo is, hoe kan een mens in zijn recht staan tegenover God? Als je met Hem een rechtsgeding wilt aangaan, heb je niet één op de duizend maal een weerwoord. Hoe wijs van hart, hoe sterk een mens ook is, God kan hij nimmer straffeloos trotseren. Hij verplaatst bergen, voor men het merkt; in zijn woede stoot Hij ze omver. De aarde schudt Hij van haar plaats, zodat haar zuilen wankelen. De zon houdt op te schijnen als Hij het beveelt, en Hij sluit de sterren weg, verzegeld. Hij spant het hemelgewelf, Hij alleen, en wandelt op de hoog oprijzende zee. De Grote Beer heeft hij gemaakt, en Orion, de Plejaden en de sterren van het zuiden. Hij doet grote, ondoorgrondelijke dingen, ontelbaar zijn de wonderen die Hij verricht. Hij gaat mij voorbij en ik zie Hem niet, Hij glipt langs mij heen en ik merk het niet. Als Hij iets wegrukt, wie weerhoudt Hem dan? Wie zal Hem zeggen: “Wat doet U?”
Hoe kan ik mijn stem dan laten horen, hoe kan ik dan de juiste woorden vinden? Al sta ik in mijn recht, een weerwoord heb ik niet, ik kan slechts mijn rechter om genade smeken. Als ik Hem zou roepen en Hij antwoordde, zou ik niet geloven dat Hij naar me luisterde.’

Psalm 88, 12-15

Refr.: Laat mijn bede doordringen tot U, Heer.

Komt uw liefde in het graf ter sprake
of uw trouw in de afgrond?
Weet men in de duisternis van uw wonderen
of van uw weldaden
in het land der vergetelheid ?

Daarom roep ik U om hulp, Heer,
elke morgen nader ik U met mijn gebed.
Waarom, Heer, verstoot U mij
en verbergt U
voor mij uw gelaat ?

Uit het evangelie volgens Lucas 9, 57-62

Aan drie mensen, die bereid zijn Hem te volgen, openbaart Jezus wat vereist is om zijn leerling te worden.

Iemand zei tot Jezus: ‘Ik zal U volgen waarheen U ook gaat.’
Jezus zei tegen hem: ‘De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen.’
Tegen een ander zei Hij: ‘Volg mij!’
Maar deze zei: ‘Heer, sta me toe eerst terug te gaan om mijn vader te begraven.’
Jezus zei tegen hem: ‘Laat de doden hun doden begraven, maar ga jij op weg om het Koninkrijk van God te verkondigen.’
Weer een ander zei: ‘Ik zal U volgen, Heer, maar sta me toe dat ik eerst afscheid neem van mijn huisgenoten.’
Jezus zei tegen hem: ‘Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom blijft kijken, is niet geschikt voor het koninkrijk van God.’

Van Woord naar leven

Een ander zei: ‘Ik zal U volgen, Heer, maar sta me toe dat ik eerst afscheid neem van mijn huisgenoten.’ Jezus zei tegen hem: ‘Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom blijft kijken, is niet geschikt voor het koninkrijk van God.’

De man achter de ploeg mag niet achterom kijken. Wanneer hij dit wel doet is de kans groot dat hij zijn os niet onder controle heeft en de ploeg afwijkt van de rechte lijn. Hij moet vooruit kijken, gericht naar wat voor hem ligt. Met dit krachtig beeld maakt Jezus een levenshouding duidelijk die zo nodig is om volgeling van Hem te zijn.

Lieve mensen, laten we eens naar, of in, onszelf kijken. Hoeveel zaken dragen wij in onze rugzak mee die ons ‘zijn’ vandaag bepalen? Dat kan gaan over foute keuzes die we hebben gemaakt, dingen die ons zijn aangedaan, opgelopen trauma’s, zaken die gebeurd zijn en die heel onze persoon van nu tekenen,… Allemaal dragen we, willens nillens, onze levensrugzak mee. De ene heeft er al meer last van dan de andere. Het is des mensen.

Jezus vraagt vandaag om niet achterom te kijken, niet stil te staan, maar vooruit te kijken, en te gaan. Hij vraagt niet om onze rugzak af te werpen. Geloof vooral niet hen die beweren dat dit zomaar kan. Het gaat er veeleer om een manier te vinden dat het dragen van onze rugzak draaglijk blijft, en vooral geen beletsel vormt vooruit te gaan.

Zoals de boer zijn oog gericht moet houden op de os voor hem, zo is het goed dat wij ons oog gericht houden op God, op Christus die ons wenkt, die met ons meegaat. Onze rugzak verdwijnt niet zomaar, maar langzaam maar zeker zullen we hem leren dragen in Hem. Hij zal onze lasten uit het verleden mee dragen. En wel zo dat ze getransformeerd worden in zijn liefde.

In het zondagochtendprogramma ‘De Verwondering’ op de Nederlands televisie zag ik deze week een interview met de gekende Belgische arts Réginald Moreels. Hij vertelde onder andere dat de lastigheden die we in ons leven hebben meegemaakt, en die ons mogelijk nu tekenen, een spingplank kunnen zijn naar meer menswording. Ze kunnen ons tot groei zijn, en hoeven ons niet neer te halen; integendeel.

Het verleden zou geen blok aan ons been mogen zijn. Het zou ons onvrij maken te leven. Het zou ons christen-zijn beknotten.

Maar het is zo menselijk dat ons verleden ons wel voor een stuk inperkt, en ons ‘zijn’ van nu bepaalt.
Lieve mensen, ik zou zeggen, laat ons dan Kerk zijn voor elkaar; een warme gemeenschap die, in naam van Christus, elkaars lasten dragen. Je rugzak alléén dragen is niet goed. Een mens is daar niet voor gemaakt. We zijn geroepen om gemeenschap te vormen, oog te hebben voor elkaar, dus ook wat de rugzak betreft die ieder van ons draagt.

Laten we elkaar nabij zijn binnen onze eigen gemeenschap, binnen ons gezin, onze kring van kennissen, de bredere kerkgemeenschap. Maar aub ook daarbuiten. Een christen is geroepen ieder ander nabij te zijn. Ja, ieder ander, zonder onderscheid.

Laten we erover waken dat we, als individu én als gemeenschap, vooruit kunnen kijken, onze ogen en ons hart gericht op Christus, die ons wenkt en vraagt Hem te volgen.

kris

Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer Jezus, goede Broer,
meer dan wijzelf weten weet Gij dat voor velen van ons het verleden een lastige rem betekent om vooruit te gaan, om U te volgen. Als een zware ballast wegen de jaren soms door op onze schouders. Soms zijn we gewoon op.
Help ons, Heer, ons hele zijn, heel ons verleden, al onze kwetsuren, ons niet kunnen vergeven, onze opgehoopte haat, te dragen in U. Gij, en enkel Gij, kunt dit ombuigen naar Gods licht, en ons bekwaam maken volgeling te zijn, of te worden, van U; door U geleid, als vernieuwde mensen, door uw genade.
Schenk ons de gave van gemeenschap om, vanuit U, elkaar zo nabij te zijn, dat wij de diepe ervaring mogen hebben dat Gij onze lasten meedraagt, niet omkijkend, maar vooruit, ons schenkend aan U en aan elkaar.
In uw naam. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.