maandag in week 13 door het jaar

Uit het boek Genesis 18, 16-33

De steden Sodom en Gomorra zijn totaal verdorven. God besluit op te treden tegen hen en stuurt zijn drie gezanten om het strafgericht uit te voeren. Abraham komt echter tussen beide en vraagt de steden te sparen omwille van de rechtvaardigen die er verblijven. Zelfs als er maar tien rechtvaardigen zouden leven, zou God bereid zijn de steden te redden.

Toen de mannen weer verdergingen, lieten ze hun blik op Sodom rusten. Abraham liep met hen mee om hun uitgeleide te doen.
De Heer dacht: Waarom zou ik voor Abraham geheimhouden wat Ik van plan ben? Uit Abraham zal immers een groot en machtig volk voortkomen, en alle volken op aarde zullen wensen zo gezegend te worden als hij. Want Ik heb hem uitgekozen, hij moet zijn zonen en zijn verdere nakomelingen voorhouden de weg te volgen die Ik wijs, door rechtvaardig en goed te handelen. Alleen dan zal Ik verwezenlijken wat ik Abraham heb toegezegd.
Daarom zei de Heer: ‘Er zijn ernstige beschuldigingen geuit tegen Sodom en Gomorra, hun zonden zijn ongehoord groot. Ik zal ernaartoe gaan om te zien of de klachten die Ik over hen heb gehoord gegrond zijn en zij verwoesting over zich hebben afgeroepen. Dat wil Ik weten.’
Toen gingen de twee mannen weg, naar Sodom, terwijl Abraham bij de Heer bleef staan.
Abraham ging dichter naar Hem toe en vroeg: ‘Wilt U dan behalve de schuldigen ook de onschuldigen het leven benemen? Misschien dat er in die stad vijftig onschuldigen zijn. Zou U die dan ook uit het leven wegrukken en niet de hele stad vergeving schenken omwille van die vijftig onschuldige inwoners? Zoiets kunt U toch niet doen, hen samen met de schuldigen laten omkomen! Dan zouden schuldigen en onschuldigen over één kam worden geschoren. Dat kunt U toch niet doen! Hij die rechter is over de hele aarde moet toch rechtvaardig handelen?’
De Heer antwoordde: ‘Als Ik in Sodom vijftig onschuldigen aantref, zal Ik omwille van hen de hele stad vergeving schenken.’
Hierop zei Abraham: ‘Nu ik eenmaal zo vrij ben geweest de Heer aan te spreken, hoewel ik niets dan stof ben: stel dat er aan die vijftig onschuldigen vijf ontbreken, zou U dan toch vanwege die vijf de hele stad verwoesten?’
‘Nee’, antwoordde Hij, ‘Ik zal haar niet verwoesten als Ik er vijfenveertig aantref.’
Opnieuw sprak Abraham hem aan: ‘Stel dat het er maar veertig zijn.’
‘Dan zal Ik het niet doen omwille van die veertig.’
Toen zei hij: ‘Ik hoop dat U niet kwaad wordt, Heer, wanneer ik het waag door te gaan: stel dat het er maar dertig zijn.’
‘Ik zal het niet doen als Ik er dertig aantref.’
Hierop zei hij: ‘Ik ben zo vrij de Heer opnieuw aan te spreken: stel dat het er maar twintig zijn.’
‘Dan zal Ik de stad niet verwoesten omwille van die twintig.’
Abraham zei: ‘Ik hoop dat U niet kwaad wordt, Heer, wanneer ik het nog één keer waag iets te zeggen: stel dat het er maar tien zijn.’
‘Dan zal Ik haar niet verwoesten omwille van die tien.’
Zodra de Heer zijn gesprek met Abraham had beëindigd, ging Hij weg.
En Abraham keerde terug naar de plaats waar hij woonde.

Psalm 103, 1-4 + 8-11

Refr.: De Heer is liefdevol en genadig.

Prijs de Heer, mijn ziel,
prijs, mijn hart, zijn heilige Naam.
Prijs de Heer, mijn ziel,
vergeet niet één van zijn weldaden.

Hij vergeeft u alle schuld,
hij geneest al uw kwalen.
Hij redt uw leven van het graf,
Hij kroont u met trouw en liefde.

Liefdevol en genadig is de Heer,
Hij blijft geduldig en groot is zijn trouw.
Niet eindeloos blijft Hij twisten,
niet eeuwig duurt zijn toorn.

Hij straft ons niet naar onze zonden,
hij vergeldt ons niet naar onze schuld.
Zoals de hoge hemel de aarde overspant,
zo welft zich zijn trouw over wie hem vrezen.

Uit het evangelie volgens Matteüs 8, 18-22

Jezus vraagt aan wie Hem willen volgen de onbaatzuchtige en radicale overgave die Hijzelf heeft laten blijken. Familiebanden en bezittingen moeten op het achterplan komen. Zoals Hij zullen zijn volgelingen dan, door de dood heen, komen tot de heerlijkheid.

Toen Jezus de mensenmassa om zich heen zag, gaf Hij bevel naar de overkant te varen.
Maar een Schriftgeleerde kwam op Hem af en zei: ‘Meester, ik zal U volgen waarheen U ook gaat.’
Jezus zei tegen hem: ‘De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen.’
Een ander, een van zijn leerlingen, zei: ‘Heer, sta me toe eerst terug te gaan om mijn vader te begraven.’
Maar Jezus zei tegen hem: ‘Volg mij en laat de doden hun doden begraven.’

Van Woord naar leven

Of het Verenigd Koninkrijk er goed aan gedaan heeft de Europese Unie te verlaten laat ik ik het midden, maar feit is dat een christen soms een soort brexit nodig heeft om de wereld te verlaten. En wel met als enige reden: de Heer te volgen, Hem te ontmoeten, je door Hem te laten omvormen.

Natuurlijk vraagt Jezus niet om niet naar begrafenissen te gaan, of om familie- of kennissenrelaties te verwaarlozen. Wat Hij zegt is dat de mens in zijn leven met heel wat zaken bezig is los van God; dingen die hem blind maken en hem een gevoel geven van zekerheid. Loslaten, zegt Jezus vandaag. Eerst Mij volgen om vanuit je ontmoeting met Mij dingen te doen en menselijke relaties aan te gaan.

Wie vanuit Godsontmoeting leeft, beleeft zijn relaties doorgaans anders dan wanneer men niet leeft vanuit godsontmoeting. Wie leeft vanuit godsontmoeting zal in de ander en in situaties Hem aanwezig weten, beminnend en oproepend. Wie leeft vanuit godsontmoeting zal zich ook ‘gezonden’ weten, vanuit Gods liefde die Hij in Christus in je heeft gelegd. Dit is toch wel een fundamenteel verschil dan wanneer je relaties aangaat en dingen doet vanuit je allerindividueelste ikje los van God.

Vossen hebben holen, vogels nesten, maar Jezus heeft niets om zijn hoofd op te rusten te leggen. Zo zegt Hij ons vandaag.
Jezus bouwde niet op wereldse zekerheden. Zijn enige zekerheid was het bestaan van de Vader, en daarmee het luisteren naar Hem, en het volbrengen van zijn wil. Als het andere beleefde Hij vanuit die ene zekerheid.

Werelds gezien is dat armoede troef. Gelovig gezien is dat rijkdom ten top.

Laat het evangelie van vandaag ons een spiegel zijn, ons de vraag stellend: Van waaruit, of vanuit wie, leven we?

Op de foto bij het Bijbelcitaat van vandaag zien we een vrouw op een bank voor een kruis. Het straalt eenvoud uit. Geen kathedraal, geen koorgezang, geen gewaden, geen goud. Met dit laatste hoeft niets mis te zijn. Het is in het leven geroepen om God te eren, zegt men dan. Ok.
Maar dit houten kruis, uit gewone houten balken, spreekt op een rechtstreekse manier van de armoede van Jezus: beeld van maar één zekerheid: Gods bestaan.
Laat ons, zoals de vrouw, kijken naar het kruis. In een diep geloof, met een gezond boerenverstand, verankerd in het dagelijks leven. Ontmoet Hem in zijn armoede, laat je door Hem omhelzen, laat je binnenvoeren in zijn Liefde.
En bemin, vanuit Hem. Doe zo de afwas, hang zo de was op, veeg zo de kamer, ontmoet zo de mensen.

Ja, bemin, en doe wat je wil, zoals Augustinus zei.

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

 

Laten wij bidden

Goede God,
wij bidden om genade altijd te mogen kiezen voor U, voor het navolgen van Christus. Moge alles in ons leven daar ten dienste van staan.
In zijn naam. Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.