Tertio over adolescenten & levensvisie: ‘Dé atheïst bestaat niet’

In een lijvig dossier over jongvolwassenen en levensbeschouwing presenteert Tertio deze week in primeur de resultaten van een KUL-onderzoeksproject.

De faculteit Theologie en Religiewetenschappen van de KU Leuven doet al jaren empirisch onderzoek naar de levensbeschouwelijke identiteit en de kijk op godsdienstonderwijs bij leerlingen in het basis- en het secundair onderwijs en bij volwassenen – ouders, personeel, directies en beleidsinstanties. Tot nu toe bleef één groep buiten beeld: de jongvolwassenen. Om die onderzoekskloof te dichten, werden nu jongeren tussen 18 en 25 jaar bevraagd. Tertio brengt deze week in primeur de resultaten.

Divers atheïsme

Het eerste deel van het Leuvense onderzoek brengt de levensbeschouwing van de ondervraagde jongvolwassenen in beeld. De resultaten wijzen op zeven tendensen die onder hen leven. Daarbij valt vooral op dat er verschillende soorten ongelovigen zijn. Er is evenveel diversiteit onder atheïsten als onder gelovigen. Sommigen zijn beslist geïnteresseerd in religie, anderen zijn strijdende ‘secularisten’, nog anderen zijn onverschillig. Dat blijkt uit de resultaten van een bevraging onder 1.109 studenten in het katholiek hoger onderwijs en leerlingen in een zevende specialisatiejaar beroepsonderwijs of in een voorbereidend schakeljaar naar het hoger onderwijs. Wat valt daaruit af te leiden over hun levensbeschouwing en wereldbeeld? Wie en wat had een invloed op hun levensbeschouwelijke identiteit? En hoe kijken die jongeren terug op de lessen godsdienst of zedenleer die ze kregen in het secundair onderwijs?

Zeven profielen

We kwamen uit op zeven subgroepen om hedendaagse jongvolwassenen in te delen, legt KUL-prof Didier Pollefeyt uit. Bij 7,2 procent waren de antwoorden wel onvoldoende eenduidig om hen in een categorie onder te brengen. Een minderheid is gelovig: 2,2 procent is moslim, 6,2 procent katholiek, orthodox of protestant. Daarnaast is 20,3 procent ‘nominaal christelijk’: ze noemen zich christelijk zonder praktiserend te zijn. 28,5 procent behoort tot de categorie ‘algemeen-religieus’: zij hebben een religieus bewustzijn en zijn gevoelig voor ‘iets diepers’ of ‘iets hogers’. Zij willen op hun levensbeschouwing niet het etiket ‘christelijk’ kleven, maar tegelijk zijn ze minder oppervlakkig dan de nominale christenen die als post-christenen vaak ver verwijderd zijn van religie. Pas als het erop aankomt, grijpt die laatste groep terug naar het christendom en de christelijke waarden. Ze blijven zich situeren binnen de christelijke traditie, maar hebben zich het geloof niet persoonlijk eigen gemaakt en zullen ook snel opmerken ‘eigenlijk niet echt zo gelovig’ te zijn.

De onderzoekers gaven die subgroepen ludieke omschrijvingen. Allereerst heb je de ‘muzikant’, dat is de actieve, hartelijke deelnemer die geworteld is in een religieuze traditie. Die vindt zijn geloof belangrijk en het kleurt zijn leven. Daarnaast is er de ‘verre sympathisant’, de randkerkelijke die gedoopt is en christelijk opgevoed, maar die weinig met dat geloof doet. Verder is er de algemeen-religieuze ‘ontdekkingsreiziger’, de zinzoeker die geïnteresseerd rondtrekt door het levensbeschouwelijke landschap, begaan is met de betekenis en de zin van het leven, op zoek is naar verdieping en spiritualiteit – hoewel uitdrukkelijk niet in christelijke zin.

Tolerant ongelovig

Daarnaast zijn er jongvolwassenen die zichzelf als ongelovig omschrijven. Ook die groep was niet onder één vlag te brengen. We kwamen tot drie subgroepen: 20,6 procent is pluralistisch-atheïstisch, 11,8 procent normatief atheïstisch en 3,1 procent nihilistisch-onverschillig. Die drie groepen hebben gemeen dat ze geen geloof hechten aan transcendentie. Ze hangen een binnenwerelds perspectief aan waarbij de mens zelf al dan niet betekenis geeft aan het eigen leven. Voor hen staat de menselijke autonomie centraal en ze hebben geen affiniteit met het religieuze. De eerste groep, de pluralistisch-atheïsten, staat wel open voor dialoog met gelovigen en religieus ingestelde mensen. Tolerantie, respect, interesse, appreciatie, tot zelfs fascinatie voor het religieuze kenmerkt hen. Ze willen in dialoog gaan, zolang er maar geen verwachting naar henzelf wordt geschapen, want dan haken ze af en nemen ze afstand, stelt Pollefeyt. Die pluralistisch-atheïsten omschrijven we als ‘goede buren’. Ze geloven zelf niet, maar hebben er geen problemen mee dat anderen wel geloven en ze gaan graag met hen in gesprek. Ze hebben er ook geen bezwaar tegen om godsdienstles te volgen of verkiezen zelfs dat hun kinderen godsdienst volgen.

Intolerant atheïst

De tweede groep atheïsten, de normatieve atheïsten, verzet zich wel expliciet tegen al wat religieus is. Zij bestrijden ook het geloof bij anderen en vinden dat religieuze symbolen uit de publieke ruimte moeten worden gebannen. Godsdienst is in hun ogen een verkeerd of verouderd antwoord op levensvragen. Ze wijzen al het symbolische af. Ze hangen het sciëntisme aan en neigen naar materialisme. Hier heb je te maken met strijdende atheïsten. Ze verwerpen niet alleen het geloof, maar verdragen zelfs de tolerante houding tegenover andersdenkenden niet en gaan aldus ook het relativisme bestrijden. Zo’n scherpe opstelling hadden we in onze onderzoeken nooit eerder zo uitgesproken vastgesteld. Je zou kunnen gewagen van missionaire atheïsten: ze willen anderen bekeren tot hun ongeloof. In onze classificatie zien we hen als de ‘programmeur’ die zich vastbijt in zijn constructie van de waarheid en die zijn visie aan anderen wil opleggen. Wie beter nadenkt en de goede programmeertaal volgt, kan niet anders dan besluiten dat God niet bestaat en godsdienst verstikkend is, luidt hier het devies, verduidelijkt de theoloog. Hij vindt het opmerkelijk dat bijna 12 procent van de jongvolwassenen in het katholiek onderwijs op die manier dogmatisch atheïst is. De laatste categorie (3,1 procent) zijn de onverschilligen met betrekking tot religie en levensbeschouwing. Dat zijn de nihilisten die de deur dichtslaan en niet willen bezig zijn met zingeving of levensbeschouwing. Ze vermijden die onderwerpen en hebben een je m’en fous-attitude. Nadenken over zin heeft voor hen geen zin.