Kerststandpunt van Emmanuel Van Lierde: God houdt woord

Dat God omwille van ons heil mens wordt – het kerstmysterie – is de paradox aller paradoxen of oerparadox; met Jezus als verbindingsteken bij uitstek.

Het christendom is een godsdienst van paradoxen. Soms lijkt het alsof water en vuur met elkaar verzoend worden, waardoor zoals in Jesaja’s visioen “een wolf zich naast een lam zal neerleggen, een panter zich neervlijt bij een bokje, kalf en leeuw samen zullen weiden en een kleine jongen ze zal hoeden” (11, 6). Dat paradoxale maakt dat je in het christendom altijd met twee woorden moet spreken en de schijnbaar onverzoenbare spanningen in één adem moet vermelden: genade en vrijheid, actie en contemplatie, tijd en eeuwigheid, vernedering en verheerlijking, rechtvaardigheid en barmhartigheid, schuld en verlossing. Het is nooit het een zonder het ander.

In die zin zoekt het christendom elke tegenstelling en elk dualisme te overstijgen. Het brengt alles in relatie met elkaar: God en mens, kerk en wereld, godsdienst en cultuur, geloof en rede. Dat God omwille van ons heil mens wordt – het kerstmysterie –, is volgens jezuïet en theoloog Henri de Lubac (1896-1991) de paradox aller paradoxen. Jezus is het verbindingsteken bij uitstek, Hij overwint alle scheidingen. Uit grenzeloze liefde wil God gelijk worden aan de mens en onze lotgevallen ten einde toe delen. Zijn vermenselijking beoogt bovendien onze vergoddelijking. Dat gelijk worden van de ongelijken is inderdaad de oerparadox van het christendom. Opgelet: bij paradoxen gaat het niet over syntheses en fusies. De verschillen blijven bestaan. Het christendom nodigt veeleer uit de spanningen uit te houden en ze samen te denken.

Martelaarschap

Ook met de katholieke heiligenkalender is er in de dagen na Kerstmis iets paradoxaals aan de hand. De vredevolle sfeer van het kerstgebeuren is meteen ver zoek in de drie gedachtenissen die volgen: op 26 december de eerste martelaar Stefanus, op 27 december Johannes de evangelist en op 28 december de onschuldige kinderen. Behalve bij de herdenking van die kindermoord in Bethlehem (Mattheüs 2, 16) is er geen direct verband met de kindheidsverhalen over Jezus. Is het louter toeval dat die heiligen op de dagen na Kerstmis op de kalender zijn beland of steekt er toch meer achter? Cisterciënzerabt Bernardus van Clairvaux (1090-1153) gaf als verklaring dat telkens een vertegenwoordiger van een specifiek soort heiligheid de pasgeboren Koning komt huldigen: eerst een martelaar in wil en daad, Stefanus; daarna een martelaar alleen in het willen, Johannes; en tot slot martelaren alleen in de daad, de onschuldige kinderen. Klinkt mooi, maar nogmaals: waarom juist na Kerstmis die martelaren in de kijker zetten?

Geen pais en vree

Omdat het kerstgebeuren eigenlijk geen verhaal van pais en vree is: er was voor dit Kind geen plaats in de herberg en het gezin moest al snel op de vlucht voor een wrede tiran. Jezus’ leven is van in het begin getekend door lijden en dood en Zijn menswording is de aanvang van een zelfontlediging die op Goede Vrijdag haar climax bereikt. De Filippenzenhymne brengt Jezus’ begin en einde samen en toont hoe leven en dood, kribbe en kruis hand in hand gaan: “Hij die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God. Hij heeft zichzelf ontledigd door het bestaan van een slaaf op zich te nemen en aan de mensen gelijk te worden. En als mens verschenen, heeft Hij zich vernederd door gehoorzaam te worden tot de dood, tot de dood aan het kruis. Daarom heeft God Hem hoog verheven”. Wie een volgeling van die Mensenzoon wil worden, moet beseffen dat dat niet kan zonder kruis, zonder weerstand of tegenspraak. Daarom volgen op het vredevolle kerstfeest meteen voorbeelden van martelaren, om ons daaraan te herinneren.

Onschuldigen

Stefanus roept de vraag op of ook wij bereid zijn ons leven te geven, of we voor ons geloof en uit liefde tot het uiterste zouden gaan. De kindermoord herinnert ons aan het onrecht dat steeds weer gebeurt: waarom moeten zo vaak onschuldigen sterven? Al snel kan de boosheid daarover zich op God richten: waarom laat God dat lijden toe? 

Maar misschien moeten we vooral naar onszelf kijken: waarom laten wij toe dat zovelen het slachtoffer worden van machtsmisbruik, geweld of uitbuiting? Moet het onrecht in de wereld ons niet vaker aanzetten tot verzet en solidariteit? En dan is er nog Johannes. Volgens de traditie is de apostel dezelfde als de auteur van het evangelie, de brieven en de Apocalyps. Hij stierf sereen op hoge leeftijd en niet als martelaar, maar toch was hij jarenlang een balling voor de goede zaak. Hij verkondigde met verve dat God ons zozeer liefhad dat Hij onder ons wou komen wonen. Voelen ook wij ons zoals Johannes geliefde leerlingen die met hun lasten bij de Heer terechtkunnen? Vertrouwen wij op Hem in de donkere nacht van ons bestaan?

Het christendom houdt ons geen illusies voor, maar biedt integendeel perspectief om in de stormen van het leven staande te blijven. Hopen tegen alle wanhoop in schijnt een zoveelste paradox, maar dankzij Christus’ leven, dood en opstanding, en door het getuigenis van zovelen die Hem zijn nagevolgd, mogen we erop vertrouwen dat die hoop niet ijdel is. God houdt woord en zal het goede werk dat Hij begonnen is, tot voltooiing brengen. Ook daarvan getuigt Kerstmis: God hoort de ellende van Zijn volk en daalt uit de hemel neer. Dat doet Hij steeds opnieuw, ook hier en nu komt Hij ons nabij – niet met groot machtsvertoon maar in alle stilte, broos en kwetsbaar als een kind. Voor wie het horen en het zien wil, wordt het ook in coronatijd een zalige kerst.

Bron: Tertio