zondag 24 door het jaar – C

Uit het boek Exodus 32, 7-11 + 13-14

Het volk wilde zich een god maken binnen handbereik, het gouden kalf. Daarom verliet het zoals de verloren zoon, zijn God en Vader die het verwekt had bij de uittocht uit Egypte. Maar door het gebed van Mozes herinnert God zich zijn belofte. Zijn genade en vergeving zullen altijd groter zijn dan de ontrouw van zijn kinderen.

De Heer zei tegen Mozes: ‘Ga terug naar beneden, want jouw volk, dat je uit Egypte hebt geleid, misdraagt zich. Nu al zijn ze afgeweken van de weg die Ik hun gewezen heb. Ze hebben een stierenbeeld gemaakt, hebben daarvoor neergeknield, er offers aan gebracht en gezegd: “Israël, dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid!”’
De Heer zei verder tegen Mozes: ‘Ik weet hoe onhandelbaar dit volk is. Houd Mij niet tegen: mijn brandende toorn zal hen verteren. Maar uit jou zal Ik een groot volk laten voortkomen.’ 
Mozes probeerde de Heer, zijn God, milder te stemmen: ‘Wilt U dan uw toorn laten ontbranden tegen uw eigen volk, Heer, dat U met sterke hand en grote macht uit Egypte hebt bevrijd? Denk toch aan uw dienaren Abraham, Isaak en Israël, aan wie U onder ede deze belofte hebt gedaan: “Ik zal jullie zo veel nakomelingen geven als er sterren aan de hemel zijn, en het hele gebied waarvan Ik gesproken heb zal Ik hun voor altijd in bezit geven.”’ 
Toen zag de Heer ervan af zijn volk te treffen met het onheil waarmee Hij gedreigd had.


Gezongen antwoordpsalm Psalm 51

(tekst onder geluidsfragment)

Refr.: Ik ga weer naar mijn Vader.

God, ontferm U over mij in uw barmhartigheid,
delg mijn zondigheid in uw erbarmen.
Was mijn schuld volkomen van mij af,
reinig mij van al mijn zonden.

Schep in mij een zuiver hart, mijn God,
geef mij weer een vastberaden geest.
Wil mij niet verstoten van uw aanschijn,
neem uw heilige Geest niet van mij weg.

Heer, maak Gij mij lippen los,
dat mijn mond uw lof kan zingen.
Wat ik offer God, is mijn boetvaardigheid,
een vermorzeld en vernederd hart wijst Gij niet af.


Uit de eerste brief van Paulus aan Timoteüs 1, 12-17

Paulus, zoon van Israël, opstandig kind van de God der belofte, werd gegrepen, vergeven en gered door Christus. Dit is het fundament van zijn apostolische zending: getuigenis afleggen van het evangelie van de genade.

Dierbare,
ik dank Christus Jezus, onze Heer, dat Hij mij kracht gegeven heeft en het mij heeft toevertrouwd Hem te dienen, hoewel ik Hem vroeger heb gelasterd, vervolgd en beschimpt. Toch heeft Hij zich over mij ontfermd, omdat ik door mijn ongeloof niet wist wat ik deed. Onze Heer heeft mij zijn genade in overvloed geschonken, evenals het geloof en de liefde die we in Christus Jezus hebben. 
Deze boodschap is betrouwbaar en verdient onze volledige instemming: Christus Jezus is in de wereld gekomen om zondaars te redden. Onder hen neem ik de eerste plaats in. Toch heeft Christus Jezus zich juist over mij ontfermd om allereerst in mijn geval zijn grote geduld te tonen. Zo werd ik een voorbeeld voor allen die in Hem geloven en het eeuwige leven zullen ontvangen. 
Aan de koning der eeuwen, de onvergankelijke, onzichtbare en enige God, zij de eer en glorie tot in alle eeuwigheid. Amen.


Vers voor het evangelie (Joh 10, 27)

Alleluia.
Mijn schapen luisteren naar mijn stem,
zegt de Heer;
Ik ken ze en zij volgen Mij. 
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Lucas 15, 1-32

Een herder vertrekt op zoek naar zijn schaap, een vrouw zoekt bezorgd naar haar zilverstuk, een vader wacht geduldig op de terugkeer van zijn zoon: drie beelden van de barmhartige Vader. Hiermee wil Jezus een antwoord geven aan alle oudste zonen die zich ergeren over het onthaal dat de goede Vader biedt aan de zondaars.

Alle tollenaars en zondaars kwamen Jezus opzoeken om naar Hem te luisteren. Maar zowel de farizeeën als de schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’

Jezus vertelde hun toen deze gelijkenis: 
‘Als iemand van u honderd schapen heeft waarvan er één verloren is geraakt, laat hij dan niet de negenennegentig andere in de woestijn achter om naar het verdwaalde dier op zoek te gaan tot hij het gevonden heeft? En als hij het gevonden heeft, legt hij het vol vreugde op zijn schouders en gaat hij naar huis. Daar roept hij zijn vrienden en buren bijeen en zegt tegen hen: “Deel in mijn vreugde, want ik heb het schaap gevonden dat verdwaald was.” Ik zeg u: zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die tot inkeer komt dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen inkeer nodig hebben.

En als een vrouw tien drachmen heeft en er één verliest, steekt ze toch de lamp aan, veegt het hele huis schoon en zoekt ze alles af tot ze het muntstuk gevonden heeft? En als ze het gevonden heeft, roept ze haar vriendinnen en buren bijeen en zegt: “Deel in mijn vreugde, want ik heb de drachme gevonden die ik kwijt was.” Zo, zeg Ik u, heerst er ook vreugde onder de engelen van God over één zondaar die tot inkeer komt.’

Vervolgens zei Hij:
‘Iemand had twee zonen. De jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.” De vader verdeelde zijn vermogen onder hen. Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte. Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood, en begon hij gebrek te lijden. Hij trok eropuit en verhuurde zich aan een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden. Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem. Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger. Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners.” Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader.
Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem. “Vader,” zei zijn zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.” Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.” En ze begonnen feest te vieren.
De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans. Hij riep een van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had. De knecht zei tegen hem: “Uw broer is thuisgekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.” Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en probeerde hem tot andere gedachten te brengen. Hij zei tegen zijn vader: “Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van u is thuisgekomen, die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.” Zijn vader zei tegen hem: “Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou. We kunnen toch alleen maar feestvieren en blij zijn? Want je broer was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.”’

Van Woord naar leven

Het evangelie van vandaag spreekt over Gods barmhartigheid, en over de vreugde die hiermee gepaard gaat wanneer het verlorene teruggevonden wordt.

Eerst horen we het verhaal van de herder die zijn buren en vrienden bij elkaar roept met de mededeling: ‘Deel in mijn vreugde, want ik heb het schaap gevonden dat verdwaald was.’ Dan ontmoeten we de vrouw die ook haar buren en vriendinnen bij elkaar roept met de boodschap: ‘Deel in mijn vreugde, want ik heb de drachme gevonden die ik kwijt was.’ En dan hebben we de vader van de verloren die zijn knechten bij elkaar roept en zegt: ‘Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.’

Met deze drie gelijkenissen beschrijft Jezus Gods vreugde wanneer Hij zijn verloren kinderen terugvindt.

God heeft de mens geschapen naar zijn beeld en gelijkenis. Dit houdt in dat wij, naast dit gegeven, ook het potentieel in ons dragen om inderdaad te leven naar Gods gelijkenis. God is liefde, God is goedheid, God is vrede, God is barmhartigheid,… wij dragen in ons het beschikbaar vermogen om inderdaad die liefde, die goedheid, die barmhartigheid – die God zo eigen is – te belichamen in ons leven. Dit is niet enkel een gegeven, maar het is tevens onze roeping. Anders gezegd: In het gezegde dat wij geschapen zijn naar Gods beeld en gelijkenis horen wij wat wij te doen hebben.

Zoals we weten heeft God ons de vrijheid gegeven om in te gaan op deze roeping, of niet. Deze door God gegeven vrijheid hoort fundamenteel bij de schepping en de roeping van de mens. Moest die vrijheid niet gegeven zijn, er zou geen liefde mogelijk zijn. Wij zijn geen robotjes horende tot een soort goddelijk systeem dat ons voortdurend in beweging zet. Nee, wij zijn door God geschapen mensen die in liefde door Hem zijn uitgenodigd deelgenoot te worden van zijn goedheid. En daar zijn we vrij in. Dat betekent dat we ja, of nee, kunnen zeggen op Gods uitnodiging.

In het evangelie van vandaag beluisteren we een zekere pijn wanneer God vaststelt dat zijn kinderen ‘nee’ zeggen. Niet als iemand die passief in een hoekje zich insluit in zijn verdriet, maar als iemand die juist dán actief wordt door op zoek te gaan naar wat verloren is. Dat is wat zowel de herder, als de vrouw, als de vader doen in de drie gelijkenissen. Ze kunnen het – bij wijze van spreken – niet verdragen dat verloren is wat hen zo dierbaar is. De herder en de vrouw zoeken letterlijk, de vader staat dagelijks in zijn deuropening, uitkijkend naar het moment dat zijn zoon terugkomt, bereid zijnde, wanneer hij terugkomt, hem terug thuis op te nemen.

Dat is liefde. Zo is God. Dat is barmhartigheid. Zo gaat God met de mens om. Ook met u, zoals Hij dat ook met mij doet.

En, geliefde mensen, God-zij-dank dat Hij zo is. Wat zouden we zijn zonder Gods barmhartigheid? Wat zou er van ons worden moest God, in al zijn liefde, ons niet voortdurend komen opzoeken wanneer we het ‘nee’ meer beminden dan het ‘ja’? In zekere zin is God een jaloerse God die niet kan verdragen wanneer zijn kinderen afgoden achterna lopen en daarmee het schoonste missen wat er in een mensenleven kan gebeuren: namelijk leven in Gods liefde.

Liefde is nooit passief, maar altijd actief, gericht op het welzijn van de ander. Wel, zo gaat God met ons om.

Niemand van ons is heilig. Geen mens is volmaakt. Zoals ook niemand van ons de duivel zelf is. Ons leven speelt zich af in die grote grijze wazige zone tussen het volle ‘ja’ en het volledige ‘nee’. Maar zelfs al zeggen we maar een héél klein beetje ‘nee’, ook dán komt God naar ons toe om ons op zijn schouders te nemen, te helen, te voeden.

Van belang is ons hart te laten spreken wanneer we afgedwaald zijn. Zoals bij de verloren zoon. Hij kwam tot inkeer. Er ontstond inzicht. Hij kreeg heimwee. Berouw vulde zijn hart. Vier ingrediënten die Hem ertoe aanzette terug naar zijn vader te keren. Vier componenten, zou je kunnen zeggen, die hem tot de waarheid brachten en – niet onbelangrijk – in gebed: ‘Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u…’. Meer dan dat hij terug keerde, liet hij zich vinden.

En dan de vreugde bij het terugvinden. De herder, de vrouw, de vader… hun blijheid kon niet op. En mooi is dat het hier gaat om een gedeelde vreugde. . Het was een blijheid die ze onmiddellijk deelden met buren en vrienden, reden tot feest waarbij ieder mocht aansluiten. ‘Ik zeg u: zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die tot inkeer komt dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen inkeer nodig hebben.’

Maar de oudste zoon begreep het niet. Hij kon niet delen in de vreugde van zijn vader. Hij bleef gevangen in zichzelf. Nochtans… ’t was ne goeie jongen. Hij heeft altijd gedaan wat hij moest doen, is nooit weggelopen, was trouw aan zichzelf. Maar dat trouw zijn aan zichzelf leidde tot een narcistisch trekje dat hem afsloot van zijn broer die – na heel wat misstappen te hebben begaan – het leven terug gevonden had; zijn broer die door zijn vader opnieuw werd opgenomen. Door zijn ik-gerichtheid kon hij dat niet begrijpen, laat staan er blij om zijn.

Mooi is, nadat de deze zoon besloot om niet naar het feest te komen, de vader toch naar hem toekomt, met hem in dialoog gaat, hem uitleggend waar het bij hem om te doen is: ‘Je broer was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.’
Of die zoon daarna toch nog naar het feest is gekomen… dat weten we niet. Ergens hoop ik van wel.

De vraag die zich aan ons bij dit gebeuren stelt is: Kunnen wij werkelijk blij zijn wanneer iemand het leven terugvindt, wanneer iemand God vindt, wanneer iemand zijn diepste levenszin vindt? Of blijven we kwaad om wat iemand mogelijk mispeuterd heeft in zijn leven, en wel zo dat ons hart en ons leven zich helemaal sluit voor het werk van God rondom ons…

Om af te ronden nog dit: Als het waar is – en het is waar – dat wij naar Gods beeld en gelijkenis zijn geschapen, kunnen wij dan ook die liefde opbrengen die God zo eigen is om het verdwaalde in onze samenleving op te zoeken? Zoals gezegd, liefde is altijd gericht op het welzijn van de ander. Laat ons dan ook met heel veel genegenheid kijken naar ieder ander, bijzonder naar hen die over ’t algemeen niet zichtbaar zijn.

Moge de liefde ons in beweging zetten. Met, in en door de Heer. Amen.

Een mooie zondag voor ieder van u.

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven: zondag 24 door het jaar – C (van-woord-naar-leven.blogspot.com)

Laten wij bidden

Vader,
wij danken U om uw barmhartigheid. Mogen wij, vanuit Christus’ inwoning, ook op onze beurt barmhartig zijn voor ieder. En mogen we, diep in onszelf, delen in de vreugde van de hemel, wanneer iemand de Liefde gevonden heeft.
Door Christus, onze Heer.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.