donderdag in week 5 door het jaar

Uit het boek Genesis 2, 18-25

De schrijver van het boek Genesis onderlijnt hoe beide geslachten een onweerstaanbare aantrekkingskracht op elkaar uitoefenen. Dit is de eerste bezinning over het huwelijk. Wederzijdse aanhankelijkheid tussen man en vrouw is groter dan de banden met hun ouders. De reden hiervan geeft de schrijver van het verhaal: God zelf heeft man en vrouw voor elkaar geschapen.

De Heer God zei: ‘Het is niet goed dat de mens alleen is, Ik zal een helper voor hem maken die bij hem past.’ 
Toen vormde Hij uit aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels, en Hij bracht die bij de mens om te zien welke namen de mens ze zou geven: zoals hij elk levend wezen zou noemen, zo zou het heten. De mens gaf namen aan al het vee, aan alle vogels en alle wilde dieren, maar hij vond geen helper die bij hem paste. 
Toen liet de Heer God de mens in een diepe slaap vallen, en terwijl de mens sliep nam Hij een van zijn ribben weg, en Hij sloot het lichaam weer op die plaats. Uit de rib die Hij bij de mens had weggenomen, bouwde de Heer God een vrouw en Hij bracht haar bij de mens. 
Toen riep de mens uit: ‘Dit is ze! Mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees en bloed. Vrouw wordt zij genoemd, genomen uit een man.’
Daarom maakt een man zich los van zijn vader en moeder en hecht hij zich aan zijn vrouw, en zij zullen één lichaam zijn.
Beiden waren ze naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze schaamden zich niet voor elkaar.

Psalm 128, 1-5

Refr.: Gelukkig ieder die ontzag heeft voor de Heer.

Gelukkig ieder die ontzag heeft voor de Heer
en de weg gaat die Hij wijst:
je zult eten wat je werk opbrengt,
geluk en voorspoed vallen je toe.

Je vrouw als een vruchtbare wijnstok
in het midden van je huis,
je kinderen als jonge olijfbomen
in een kring om je tafel.

Ja, zo wordt gezegend
de man die ontzag heeft voor de Heer.
Ontvang de zegen van de Heer uit Sion.
Je zult de voorspoed van Jeruzalem aanschouwen,
alle dagen van je leven.

Vers voor het evangelie (2 Kor 5, 19)

Alleluia.
God heeft in Christus
de wereld met zich verzoend.
En ons heeft Hij de verkondiging
van de verzoening toevertrouwd. 
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Marcus 7, 24-30

Jezus is er voor allen. Ook andere volkeren kunnen op Hem rekenen. Al namen sommige Joden dit niet, Hij is goed voor allen. De genezing van de dochter van de heidense vrouw wil dit ook onderlijnen. Durven wij goed zijn voor iedereen? Ook voor uitgestotenen?

Jezus ging weg en vertrok naar de omgeving van Tyrus. Daar nam Hij zijn intrek in een huis, en hoewel Hij niet wilde dat iemand dat te weten zou komen, lukte het Hem niet onopgemerkt te blijven. Integendeel, er kwam al meteen een vrouw die over Hem gehoord had naar Hem toe, en zij viel voor zijn voeten neer. Ze had een dochter die door een onreine geest bezeten was. Deze vrouw was van Syro-Fenicische afkomst en geen Jodin; ze smeekte Hem om bij haar dochter de demon uit te drijven. 
Hij zei tegen haar: ‘Eerst moeten de kinderen genoeg te eten krijgen; het is niet goed om het brood voor de kinderen aan de honden te voeren.’ 
De vrouw antwoordde: ‘Heer, de honden onder de tafel eten toch de kruimels op die de kinderen laten vallen.’ 
Hij zei tegen haar: ‘Omdat u dit zegt … Ga naar huis, de demon heeft uw dochter al verlaten.’ 
En toen ze thuiskwam, lag haar kind op bed en bleek de demon verdwenen te zijn.

Van Woord naar leven

Beiden waren ze naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze schaamden zich niet voor elkaar.
Zo eindigt de eerste lezing vandaag, nadat God de vrouw had gemaakt uit de rib van de man.

Ik wil met u nadenken over het feit dat ze naakt bij elkaar rondliepen.

Want dat deden ze: ze liepen naakt rond, met geen enkel gevoel van schaamte. Dat deden ze niet enkel naar elkaar toe, maar ook naar God toe. Ook voor Hem hoefden ze zich niet te schamen. Ze hadden dan ook niets te verbergen; ze leefden als het ware zuiver. Je moet weten: we zijn nog steeds in de Tuin van Eden, het Aards Paradijs, vóór de zondeval. Er was nog geen afvalligheid, geen ondeugd, geen ongerechtigheid. Hun leven was, bij wijze van spreken, nog onbevlekt.

We gaan niet vooruit lopen op de feiten (de komende dagen gaat het verhaal – mét de zondeval – verder wat de eerste lezing betreft), maar ná de zondeval zullen ze zich wél ‘kleden’ en zich verstoppen voor God achter de struiken.

In het Aards Paradijs, in de tijd vóór de zondeval, werd er niet gebeden voor ontferming of vergeving. Dat was ook niet nodig. Er moest ook niet gebeden worden dat het Paradijs beter zou worden, méér menselijk, rechtvaardiger. Als er al gebeden werd was het gebed enkel getekend door dank en lof aan het adres van God. En dit kon in naaktheid, in een puurheid om U tegen te zeggen; niets voor elkaar verbergend, zuiver levend voor het aanschijn van de Allerhoogste.

Maar toen kwam dus die zondeval (het eten van de boom van goed en kwaad wat uitdrukkelijk door God verboden was), met als gevolg dat ze zich voor God gingen wegsteken. Ze leefden niet meer in zuiverheid en droegen – als het ware – schaamte met zich mee. Wat zich uitte in ‘zich wegstoppen’ en in ‘zich kleden’.

Je zou kunnen zeggen: vanaf toen moest er gebeden worden om ontferming, om vergeving, om genezing, om genade. Men moest uitdrukkelijk tijd maken om te bidden dat God zich aub met de wereld zou bezig houden.

Doorheen heel het Oude Testament lezen we dan dat God – vaak op vraag van de mens – niets anders doet dan de mensheid oproepen tot bekering, tot het zich opnieuw wenden naar Hem. Hij stuurt profeten, laat dingen gebeuren, roept mensen, stelt gebeden samen,… allemaal met die ene bedoeling: de hoop dat zijn kinderen de zuivere liefde tot Hem en medemens zouden herontdekken.

Totdat God zelf in de figuur van Jezus komt afdalen naar de aarde om – doorheen zijn Zoon – de mensheid de voeten te wassen. Niet enkel als voorbeeld van hoe wij met elkaar moeten omgaan, maar ook met zijn genezende genade. In de voetwassing – die tot volle wasdom zal komen op het kruis – reinigt Hij de mensheid van de zondelast. Anders gezegd: In Jezus herstelt God de Tuin van Eden. In het Pasen van Christus worden wij met z’n allen herboren levend in het Aards Paradijs.

Dat klinkt vroom, en vooral zéér onwerkelijk. Als we kijken naar de wereld rondom ons (oorlogen, héél véél onrecht, racisme, hoogmoed, machtswellust,…), dan kun je moeilijk stellen dat de aarde vandaag de dag de ‘herstelde’ Tuin van Eden is.

Laat ons dus dieper kijken.

Als christen weten we ons diep vanbinnen verlost. Wie dat ontkent leeft – bij wijze van spreken – in ongeloof. Iets soortgelijks zou zijn wanneer je na een biecht eraan zou twijfelen of God je zonden wel vergeven zou hebben.
God heeft ons in Christus – doorheen Jezus’ sterven en verrijzen – wel degelijk verlost, in de diepe Bijbelse betekenis van het woord. Bedoeling en roeping is dat wij leven in die verlossing; ja, zoals Adam en Eva in het Paradijs: bevrijd van zonde en neigingen daartoe. Kan je je de vreugde voorstellen wanneer wij als kerkgemeenschap zó zouden leven?

Franciscus van Assisi trachtte met zijn eerste broedergemeenschappen dit gegeven te beleven. Geen sprake van toe-eigening, onrecht, hoogmoed. Ze leefden als mindere broeders, gehuwd met Vrouwe Armoede, eenvoudig, Gods vrede dragend en uitdragend. Ze waren zich bewust van de verlossing van Christus aan de mensheid gedaan, en in die verlossing wilden ze leven. Het was hun diepste vreugde. In hun beleving was een echo van de vreugde van het Paradijs – een vreugde die haar wortelt heeft in God -; Hem die ze zo graag hun Al noemden.

Denk nu vooral niet dat die eerste franciscaanse broederschappen gemeenschappen waren van heiligen. Nee hoor, verre van. Het waren ook maar mensen, zoals jij en ik. Maar van waaruit zij leefden… dat stond buiten kijf, namelijk die Bijbelse verlossing in Christus voltooid.

Natuurlijk was er – naast hun leven – ook nog die wereld die wél corrupt leefde, waar machtswellust welig tierde, waar rijken steeds rijker werden en armen steeds armer, waar gebieden en volkeren gewapenderhand elkaar te lijf gingen. Zoals dat vandaag – kijk rondom je – niet anders is.

Want laten we dit alles vooral niet verkeerd begrijpen: Leven in de vreugde van het Paradijs betekent niet geen oog, oor en hart hebben voor het lijden in de wereld. Juist integendeel. Vanuit de vrede van de Tuin van Eden zal je je gezonden weten naar het lijden midden de wereld. Dus het gaat er niet om je ogen af te wenden van kwaad en lijden. Het is er zelfs middenin gaan staan. Maar niet als kinderen van deze wereld, maar als kinderen van de Tuin van Eden. Het gaat om werken aan de vrede daar waar de vrede vaak ontbreekt. Dat deed Franciscus met zijn broeders; arm en in volle ontvankelijkheid.

We zijn niet Franciscus en behoren niet tot zijn eerste gezellen. En toch bestaat wel degelijk de mogelijkheid om als kerkgemeenschap te leven zoals die eerste broederschappen rond Franciscus, met dezelfde innerlijke vreugde die deze broeders in zich droegen.

De sleutel om tot deze beleving te komen is een keuze: de keuze van ‘afstandsname’ en ‘huwelijk’.
Afstand nemen namelijk van al die zaken die een belemmering vormen in Gods verlossing te leven. Dat deed Franciscus van Assisi zeer radicaal en naar onze normen bijzonder overdreven. Maar voor hem was het dé manier om ten volle te kiezen voor God.
De tweede sleutel is Vrouwe Armoede ten huwelijk vragen. Dat betekent je niets toe-eigenen. En je mag dat ‘niets’ beslist letterlijk nemen. Leven alsof niets van jou is zal een ongekende vrijheid in jezelf geven, én de gemeenschap waarin je leeft. En dan gaat het niet enkel over het materiële maar ook over alle geestelijke gaven die God schenkt. Deze beleving zal een ruimte scheppen waar de liefde Gods in volle glorie kan ontvangen en gebaard zal worden in ‘heilige daden van goedheid’, zoals Franciscus in zijn geschriften dat zo graag verwoordt. Al het goede dat ontvangen wordt, wordt onmiddellijk teruggegeven aan de Schepper. Je zult je instrument weten van de Allerhoogste. Hij – in Christus – de fluitspeler. Jij de fluit. Jouw vrede- en liefdevol leven: zijn lied, vervuld van vreugde, én medeleven.

Lieve mensen, als je vaststelt dat je niet leeft als een verlost persoon… Vraag dan nederig om vergeving, want ergens zit je vast. Ga desnoods te biechten (en laat dit vooral een feest zijn!). En laten we dan alle schaamte afleggen. Laten we weer naakt leven voor God en voor elkaar. Laat de verlossing zó binnen dat we weer opnieuw leven in de door Christus herstelde Tuin van Eden.

Alleluia !

Laten wij bidden …

Goede God,
diep dankbaar om de verlossing
die Gij in Christus
aan ons gedaan hebt.
bidden wij U:
maak ons nederig van hart,
arm van geest,
opdat de verlossing
z’n volle glorie zou kennen
in ons samenleven met elkaar.
Moge de Kerk
in U leven, bidden, verkondigen.
In Christus naam.
Amen.

Een mooie donderdag in de tuin van Eden.
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.