Barmhartigheid: het gelaat van de Vader
Deze catechese werd voorbereid door paus Franciscus voor de algemene audiëntie van woensdag 16 april. Ze maakt deel uit van de catechesereeks in het kader van het Jubeljaar, met als overkoepelend thema ‘Jezus Christus, onze hoop’. In deze catechese staat de parabel van de verloren zoon centraal, als diepe uitdrukking van Gods onvoorwaardelijke liefde en barmhartigheid.
Dierbare broeders en zusters,
Na stilgestaan te hebben bij enkele ontmoetingen van Jezus in het evangelie, wil ik met deze catechese beginnen aan een reeks over zijn gelijkenissen. Zoals we weten, zijn het verhalen met beelden en situaties uit het gewone leven. Juist daarom raken ze ons diep. Ze dagen ons uit. En ze stellen ons een vraag: Waar bevind ik mij in dit verhaal?
We beginnen met de bekendste gelijkenis – de parabel die velen van ons al kennen sinds onze kindertijd: die van de ‘verloren zoon’ (Lc 15,1-3.11-32). Hierin vinden we de kern van het evangelie: Gods barmhartigheid.
Lucas vertelt dat Jezus deze gelijkenis richt tot de farizeeën en schriftgeleerden, die morden omdat Hij at met zondaars. Daarom kunnen we zeggen dat het een parabel is voor mensen die verloren zijn, maar het zelf niet beseffen, en anderen beoordelen.
Het evangelie wil ons een boodschap van hoop brengen: waar we ook zijn, en hoe we ook verloren zijn geraakt, God komt altijd naar ons op zoek! Misschien zijn we als een schaap dat afdwaalt van het pad om elders te grazen, of dat achterblijft uit vermoeidheid (vgl. Lc 15,4-7). Misschien zijn we als een munt die op de grond is gevallen en onvindbaar lijkt, of ergens werd neergelegd en vergeten. Of misschien lijken we op de twee zonen: de jongste, die het thuis beu is omdat hij de relatie met zijn vader als te veeleisend ervaart; en de oudste, die wél thuisblijft, maar zijn hart gesloten houdt door trots en bitterheid.
Liefde vraagt altijd om inzet – er is altijd iets wat we moeten loslaten om de ander tegemoet te komen. Maar de jongste zoon denkt alleen aan zichzelf, zoals dat soms voorkomt bij kinderen en jongeren. Al zien we vandaag ook heel wat volwassenen die moeite hebben met echte verbondenheid, omdat ze opgesloten zitten in hun egoïsme. Ze denken zichzelf te vinden, maar raken juist verloren, want alleen als we leven voor iemand anders, leven we ten volle.
Net als ieder van ons verlangt deze jongste zoon naar genegenheid, naar liefde. Maar liefde is een kostbaar goed – het vraagt zorg en respect. In plaats daarvan verspilt hij haar, hij gaat er onzorgvuldig mee om, hij verliest ook het respect voor zichzelf. Pas in een tijd van honger beseft hij dat niemand nog om hem geeft. Dan ontstaat het risico dat we smeken om wat liefde, en ons vastklampen aan de eerste de beste die ons iets lijkt te bieden.
Dergelijke ervaringen kunnen ons doen geloven dat we alleen nog een plaats kunnen krijgen als knecht, alsof we iets moeten goedmaken, alsof ware liefde niet meer voor ons is weggelegd. Inderdaad, wanneer deze zoon op het dieptepunt zit, denkt hij: ik zal terugkeren naar mijn vader om wat kruimels van genegenheid op te rapen.
Maar alleen wie écht van ons houdt, kan ons losmaken uit dat verwrongen beeld van liefde. En precies dat mogen we ervaren in onze relatie met God. De schilder Rembrandt heeft dit prachtig verbeeld in zijn beroemde schilderij over de terugkeer van de verloren zoon (zie onder). Twee details vallen op: het hoofd van de zoon is kaalgeschoren, zoals dat van een boeteling, maar het lijkt ook op het hoofd van een kind – hij wordt opnieuw geboren. En dan de handen van de vader: de ene mannelijk, de andere vrouwelijk – een beeld van kracht én tederheid in de omhelzing van vergeving.
Toch is het de oudste zoon die het meest lijkt op degenen voor wie Jezus deze gelijkenis vertelt. Hij is altijd thuisgebleven, maar zijn hart is veraf. Misschien wilde ook hij ooit vertrekken, maar uit angst of plichtsgevoel bleef hij. Maar als je je ergens bij neerlegt zonder overtuiging, begint de onvrede zich op te stapelen – en vroeg of laat barst die los. Ironisch genoeg is het de oudste zoon die uiteindelijk het risico loopt buiten te blijven, omdat hij de vreugde van zijn vader niet deelt.
Toch gaat de vader ook naar hém toe. Hij verwijt hem niets, legt hem niets op. Hij wil alleen dat zijn zoon zijn liefde voelt. Hij nodigt hem uit om binnen te komen, en houdt de deur open. Die deur blijft ook voor ons open. Daarin ligt onze hoop: we mogen hopen omdat we weten dat de Vader op ons wacht, dat Hij ons van verre ziet, en dat Hij de deur altijd open laat.
Dierbare broeders en zusters, laten we ons afvragen: waar bevinden wij ons in dit ontroerende verhaal? En laten we God de Vader om de genade vragen dat ook wij de weg naar huis mogen terugvinden.
Bron: Vatican-news

Rembrandt, De terugkeer van de verloren zoon, ca. 1668