Bidden in het verborgene

Maandelijks stelt de gemeenschap van Taizé een Bijbeltekst voor om het zoeken naar God ook in het dagelijks leven door stilte en gebed te ondersteunen. Voor deze maand oktober heeft men gekozen voor Mt. 6, 5-6, waar het gaat over het belang van God te zoeken en te ontmoeten daar waar je zelf niemand ziet en waar men ook u niet bezig ziet.

Jezus zei: En wanneer jullie bidden, doe dan niet als de huichelaars die graag in de synagoge en op elke straathoek staan te bidden, zodat iedereen hen ziet. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. Maar als jullie bidden, trek je dan in je huis terug, sluit de deur en bid tot je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen. (Mt.6, 5-6)

Als Jezus de mensen iets leert over het gebed, is het vaak verrassend direct. Jezus doet dit bijvoorbeeld in de Bergrede, maar dus ook hier, in het begin van hoofdstuk zes in het Matteüs-evangelie. “Wanneer jullie bidden, doe dan niet als de huichelaars,” zo begint hij. In Jezus’ tijd verwees dat woord (hupocritēs in het Grieks) in de eerste plaats naar acteurs. Wanneer het in een andere context werd gebruikt, kreeg het een betekenis die meer in de buurt komt van hoe we het woord tegenwoordig opvatten. In principe betekent het een schijnheilig iemand, een huichelaar. Een huichelaar houdt ervan om in de synagoge of op een straathoek te staan bidden, zodat anderen hem kunnen zien. Met andere woorden, hun gebed, als je het nog zo kunt noemen, is niet bedoeld voor God, maar voor degenen die toekijken.

Maar wat zou Jezus daarmee willen zeggen? Over wie heeft hij het en waarom? Gezien de verwijzing naar de synagoge hebben sommige christelijke commentatoren Jezus’ woorden opgevat als een veroordeling van het joodse gebed. Een dergelijke lezing lijkt echter onhoudbaar. Ten eerste blijkt uit veel religieuze literatuur uit de eerste eeuw dat authenticiteit in het gebed iets was waarnaar veel joodse gelovigen streefden en wat zij belangrijk vonden. Ten tweede bad Jezus, zoals de evangeliën ons zelf vertellen, in de synagoge en in de Tempel. Hij kende de gebeden van zijn volk en hij bad deze ook. Waarschijnlijk moeten we Jezus’ woorden vooral begrijpen als een vorm van een hyperbool. Een hyperbool is een stijlfiguur waarbij je opzettelijk overdrijft, vaak ook met een bepaalde lichtheid en humor. Dit vinden we heel vaak terug bij de vroege rabbijnen en in veel bijbelgedeeltes. Daarbij is het vaak wel degelijk de bedoeling om een belangrijk en zwaarwegend punt te maken, maar om het te begrijpen moeten de woorden niet strikt letterlijk worden genomen. Er zijn nog twee andere passages met een vergelijkbare stijl in hetzelfde hoofdstuk, waar Jezus ook spreekt over “huichelaars”: in de eerste, waarbij de huichelaar rondbazuint dat hij aalmoezen geeft (6:2) en in de tweede, waarbij de huichelaar een somber gezicht opzet om iedereen te laten zien dat hij vast (6:16). Waarom zou je je zo belachelijk gedragen? Dat wil toch zeker niemand! Precies. En dat is nu net het punt. Laat je niet leiden door het uiterlijk, lijkt Jezus te zeggen. Vergeet vooral niet waar het eigenlijk om gaat.

Als we bidden merken we vaak hoe snel we vergeten waar we mee bezig zijn. We zijn afgeleid. We denken aan iets wat is gebeurd of iemand die we hebben ontmoet, of aan wat anderen vinden of doen. Soms zijn we wel fysiek aanwezig in het gebed, maar zijn we geestelijk mijlenver weg: we zijn met ons hart en hoofd bezig met van alles en nog wat, maar niet met God. De verleiding om gewoon maar door te gaan en te doen alsof, om juist om het maar helemaal op te geven, is vaak heel groot.
Dus als je bidt, zegt Jezus, ga naar je kamer en sluit de deur en bid tot je Vader die in het verborgene is; en je Vader die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen. In die tijd bestonden huizen meestal uit één woonruimte en dan een tweede ruimte, die als voorraadkamer werd gebruikt. Jezus doelt hier waarschijnlijk op deze voorraadkamer, die voor iedereen in huis toegankelijk is. Ga naar een plek waar anderen je niet zien, en waar je hen niet ziet. God is overal aanwezig. God is aanwezig op de plaatsen waar we bidden, en op momenten dat we samen bidden. Maar om vrij genoeg te zijn voor het gebed, moeten we als het ware uit het blikveld van anderen treden om in het blikveld van God te komen. Het is een echte overgang – en het is de dagelijkse uitdaging van het gebed. Daar, waar degene die Jezus “onze Vader” noemt aanwezig is, er een ander soort blik die ons ontmoet. Terwijl de huichelaars, zoals Jezus het zegt, hun beloning al hebben ontvangen, stellen degenen die “in het verborgene” durven te bidden zich open voor een ander soort beloning, namelijk voor wat God geeft en doet in hun leven.

Bron: Gemeenschap Taizé