Clara van Assisi, leven vanuit Gods liefde

Barbara Mertens, stafmedewerkster bij TAU, in gesprek met zr. Trees Cooman over de betekenis van de spiritualiteit van Clara van Assisi in haar leven.

Een ontmoeting als begin

Clara van Assisi groeide op als oudste dochter in een adellijke familie. Zelf kwam ze niets te kort, maar de ontmoeting met de armen die bedelden in de straten van Assisi gooide haar leven voorgoed om. Hun smekende blikken, broosheid en hongerlijden raakten haar in elke vezel. 

Zr. Trees • “Franciscus en Clara van Assisi hadden alles, méér zelfs dan ze nodig hadden, om dan te botsen op mensen die niets hadden. Dat was het allereerste begin: het geraakt zijn door de arme of door diegene die kwetsbaar is en hulp nodig heeft. Om dan de vreugde te ervaren van naar die ander toe te gaan, niet op een overheersende manier maar gelijkwaardig, medelijdend, vanuit het geraakt zijn.

Bij mij was dit ook het begin. Ik was kleuterleidster voor ik binnenkwam in het klooster. Na de middagpauze speelden de kinderen op de speelplaats. Ik had middagtoezicht. Een jongetje uit de eerste kleuterklas had een stevige verkoudheid. Telkens kwam hij op me af omdat zijn neus liep. Elke keer kuiste ik zijn neusje af, waarna zijn zakdoek weer in zijn zak verdween. Na amper twee minuten stond hij er weer. De klas ging bijna terug beginnen. Verdorie, dacht ik, dat hij nu maar naar zijn eigen juffrouw loopt. En toen viel ineens bij me binnen: “Wat je voor de minste van mijn broeders of zusters hebt gedaan, heb je voor mij gedaan.” (Mt 25, 40)

“Dat is evangelisch leven, besefte ik en dat gaf me zo’n diepe vreugde van binnen.”

Enkele krachtlijnen in Clara’s spiritualiteit

1. Een leven in armoedeeen leven zonder bezit. Net zoals Franciscus maakte Clara zich vrij van alles wat haar geestelijk en materieel afhield om de mens te worden zoals die door God is bedoeld.

Zr. Trees • “De beginervaring van Franciscus en Clara was een persoonlijke ervaring die hen raakte: de ontmoeting met de armen in wie ze een broeder en zuster ontdekten. Later fundeerden ze die ervaring op het evangelie en zijn ze in de armen Christus gaan zien, die élke mens als zijn broeder of zuster zag. Zelfs al was hij de Zoon van God, hij plaatste zich niet boven anderen. Hij ging consequent arm leven met de armen.

Clara ging arm leven vanuit het besef dat ze zonder bezit op gelijke voet kon leven met de gewone mens.

Dat is de échte rijkdom die ze ook in het leven van Jezus herkende. De armoede heeft voor haar gekozen: het was een gevolg van haar verlangen broeder- en zusterlijkheid ten volle te beleven.”

2. De arme en nederige Christus achterna. “Zie op naar Hem”, “Overweeg Hem”, “Bekijk Hem”, “Beschouw Hem”, “Volg Hem”, schrijft Clara in haar brieven. Door het evangelie te bemediteren en te overwegen, doordrong ze zichzelf als maar meer van Christus’ leven.  

Zr. Trees • “In alles wat ze deed, volgde Clara Christus. In haar levensbeschrijving lees je hoe ze altijd het werk van de mindere doet. Ze was daartoe niet verplicht, maar vanuit het verlangen Christus te volgen diende ze met een vrij hart. Geen enkele arme werd terug weggestuurd. Iedereen werd geholpen. Clara genas, ze luisterde, ze hielp. 

Hetzelfde gebeurt hier bij ons. Wij hoeven de straat niet op zoals Franciscus, mensen vinden hier een veilige plek waar ze met hun verhaal kwijt kunnen. Franciscus was door zijn leven buiten meer zichtbaar voor de mens op straat, maar toch vonden ze Clara. Als je leest in het heiligenleven hoeveel mensen passeerden bij Clara en haar zusters, dan vraag ik me wel eens af of ze wel altijd aanwezig was tijdens het gebed!”

3. Clara putte kracht uit Christus’ liefde voor de mens. Ze voelde zich innig bemind en vanuit die liefde kon ze ook haar zusters onvoorwaardelijk liefhebben. 

Zr. Trees • “Ik vind het zo mooi dat Clara schrijft dat je met de liefde ván Christus elkaar moet beminnen. Ze moet ervaren hebben dat de menselijke liefde, voorwaardelijk en ontoereikend is. We hebben de liefde ontvangen, ze werd in ons gelegd. Een klein kindje van zes maanden reikt met zijn armpjes spontaan naar zijn moeder. Het heeft nooit gedacht: ik zal eens gaan beminnen.

Clara heeft geleefd vanuit Gods liefde. Alles wat ze Hem ziet doen en wat ze zelf meemaakt, zet haar aan het denken over hoe ze die liefde kan doorgeven. Ze had ervaren dat je daardoor echt mens wordt.

Ik geloof in God omdat de liefde bestaat.

God is mens geworden om ons de liefde te tonen en door te geven. Ik word mens door diezelfde liefde vorm te geven, ook al doet het me lijden, ook al word ik daardoor de mindere. Het gaat erom jezelf vrij maken voor die liefde.”

Vier metaforen

Om woorden te geven aan de onuitsprekelijke liefde die God is, spreekt Clara met beelden. In haar briefwisseling met Agnes van Praag, de koningsdochter van Bohemen die net als Clara besloot in armoede te gaan leven, maakt ze gebruik van 4 metaforen. 

1. De ruil

Wanneer Agnes de koninklijke kringen waarin ze opgroeide verlaat om in evangelische armoede te gaan leven, looft Clara haar voor die dappere keuze: “Wat een grote en loofwaardige ruil!”. Net zoals Christus “behoeftig en arm in de wereld wilde verschijnen, opdat de mensen, die straatarm en behoeftig waren en gebukt gingen onder een nijpende behoefte aan hemels voedsel, in Hem rijk zouden worden”, zo liet Agnes alle wereldse rijkdom en faam voor wat het was om arm Christus te volgen. (1BrAg, 20&29)

Zr. Trees • “Ik woonde nog thuis, dus ik had geen eigen huis. Ik stond juist voor mijn vaste benoeming als kleuterleidster toen het verlangen Claris te worden steeds sterker werd en ik besefte dat het mijn weg was. De directrice sprak me erover aan, maar ik zei: “Ik denk dat het de moeite niet meer zal zijn”. Alles wat je opgebouwd hebt en graag deed, moet je loslaten: mijn auto, mijn klas, relaties, het je vrij verplaatsen waarheen je wil. Je gooit je talenten weg, kreeg ik te horen. Maar op een gegeven moment voelde ik dat ik het moest doen, anders bewandel ik een weg die niet de mijne is.

Uiteindelijk ruil je omwille van de liefde. Voor mij was dit het diepe besef dat leven volgens het evangelie, vanuit die onvoorwaardelijke liefde, mij méér mens maakt. Ik liet alles achter voor een heel eenvoudig godsverbonden leven, vanuit de oproep van Jezus om broeders en zusters te zijn van elkaar, jezelf niet te verheffen boven anderen en je niets toe te eigenen. Je kan dit niet beredeneren, want dan doe je het niet. Het is een overtuiging, diep van binnen. Pas achteraf besef je dat het iets van God is, dat de kracht om hiervoor te kiezen in je werd gelegd en dat Jezus net hetzelfde deed.

Mijn leven is een ruil, elke dag weer, van ik-gerichtheid naar het gericht zijn op de andere. Altijd weer ruilen, ruilen, ruilen.

2. De weg

Hoewel Clara haar leven doorbrengt in de beslotenheid van het klooster van San Damiano, ervaart ze haar bestaan als een op weg zijn. Ze moedigt Agnes aan “met snelle stap, met lichte tred” de weg van Christus te volgen, “zie Hem” en “volg Hem”. (2BrAg 11-13)

Zr. Trees • Je bent altijd op weg. Je kan nooit zeggen, nu ben ik er. Op weg zijn betekent voor mij het altijd opnieuw kiezen voor liefde. Soms is het een gevecht om je eerste reacties van ik-gerichtheid om te buigen naar gerichtheid op de ander. Ik ben hier en nu altijd alleen maar op weg om die liefde te bereiken. Je bent er nooit, maar dat geeft niet. God weet dat je er nog niet bent. Ga dus maar door, licht maar vasthoudend.

Het is net zoals met het Koninkrijk van God, het is er al en toch moet je er naartoe.

God, de Vader, is het begin- en eindpunt van de onvoorwaardelijke liefde. Je moet telkens weer naar het beginpunt, maar toch is het geen cirkel. Het is eerder een spiraal die zich telkens verdiept. Waar je ook ergens op die weg bent, de onvoorwaardelijke liefde is bij jou.”

3. Gods inwoning

Wanneer zr. Agnes van Praag té streng begint te vasten, moedigt Clara haar aan om met meer respect om te gaan met haar eigen waardigheid. God woont immers in haar: “Alleen de gelovige ziel is Zijn verblijf en zetel.” (3BrAg 21-11)

Zr. Trees • In alles wat leeft, woont God. Ieder schepsel draagt Zijn liefde in zich. Het besef dat je ten diepste bemind bent, is een heel andere insteek in het leven. Als ik besef dat God in mij woont en mij aanvuurt, dat ik vanuit zijn kracht mag leven, dan sta ik anders in het leven dan als alles vanuit mezelf zou komen.

Wie God niet toelaat mist het besef onvoorwaardelijk en ten diepste bemind te zijn, en net dat besef maakt je vrijer.

Dag na dag leer ik dat liefde niet verdiend moet worden, dat ik me niet moet bewijzen, dat ik ten diepste aanvaard ben, dat ik vanuit mijn diepste wezen kan leren leven om vrij en onvoorwaardelijk mijn medezusters en elke mens die ik ontmoet, te ontvangen. Door inkeer en meditatie kan ik weggroeien van ik-gerichtheid en de zorg om graag gezien te zijn, naar een gegevenheid zonder voorwaarden.”

4. De spiegel

Christus is voor Clara als een spiegel. Ze moedigt haar medezuster aan om elke dag in die spiegel te kijken opdat ze zich bewust zou worden van haar eigen identiteit en waardigheid, die altijd terug naar God verwijst. “Kijk dagelijks in deze spiegel, o koningin, bruid van Christus, en spiegel daarin voortdurend je eigen gezicht”. (4BrAg 15-17)

Zr. Trees • “Eigenlijk gaat het vanzelf: je volgt Christus op Zijn weg. Je ziet iets en je ruilt het één in voor het ander. Je ziet het, en je gaat op weg. Je ziet het en je wordt je bewust, God woont in mij. Je ziet iets, en je doet het na en spiegelt het. Het zien, iets gaan beseffen is altijd het begin. Als je het niet in-ziet, ga je het niet doen.

De spiegel is ook het beeld van de roeping van elke christen om dichter naar het beeld van God toe te groeien. Elke mens draagt Christus in zich. De spiegel op zich heeft geen betekenis. Alleen als je ervoor gaat staan en erin kijkt, zie je iets. Je ziet jezelf, en daarmee ook God die in je woont. De spiegel die Christus is, weerspiegelt ook de Vader. In de spiegel zien we Zijn leven, waaraan we ons eigen leven kunnen spiegelen en waardoor we ons mogen laten omvormen.

God is niet te verdienen, Hij is er al. Hij is de onvoorwaardelijke liefde die je ontvangt in het diepste van je wezen.

Wij hebben het nodig als mens om telkens weer naar Hem toe te gaan, ons in te keren en ons te laten omvormen. Die inkeer is de spiegel, het is altijd terugkijken naar hetzelfde beeld.”

Bron: Kerknet.be / Tau

Zr. Trees Cooman, Claris van Monasterium het Zonnelied in Oostende