Dagelijks Bijbelcitaat – dinsdag 22 april 2025

Uit het evangelie volgens Johannes 20, 16-18

Jezus zei tegen haar: ‘Maria!’ Ze draaide zich om en zei: ‘Rabboeni!’ (Dit Hebreeuwse woord betekent ‘meester’.) ‘Houd Me niet vast,’ zei Jezus. ‘Ik ben nog niet opgestegen naar de Vader. Ga naar mijn broeders en zeg tegen hen dat Ik opstijg naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is.’ Maria van Magdala ging naar de leerlingen en zei tegen hen: ‘Ik heb de Heer gezien!’ En ze vertelde alles wat Hij tegen haar gezegd had.

In de stilte van de tuin, op de eerste dag van de week, verschijnt Jezus aan Maria Magdalena. Zij is nog gebogen van verdriet, met haar kruik in de hand, op zoek naar een lichaam dat ze wil balsemen. Maar in plaats van de dode vindt zij de Levende. Ze hoort haar naam: “Maria.” Het is de stem van de Meester, de Levende Heer, de Bruidegom van haar ziel. In die ene roep wordt haar duisternis doorbroken. Verrijzenis begint niet met een donderslag, maar met een stem die je bij je naam noemt.

Deze intieme ontmoeting, vastgelegd in een middeleeuwse Biblia Pauperum uit de Nederlanden rond 1405, wordt omgeven door beelden uit de Schrift die dit wonder dieper doen oplichten.

Jezus staat in het midden met de littekens van zijn lijden nog zichtbaar. Hij houdt de opstandingsvaandel in de hand, teken van zijn overwinning. Een boom rijst op achter Hem – een teken van nieuw leven, van de tuin waarin alles opnieuw mag beginnen. Maria Magdalena valt op haar knieën. Ze wil Hem aanraken, vasthouden, maar Jezus zegt: “Raak Mij niet aan.” Niet omdat haar verlangen verkeerd is, maar omdat haar relatie met Hem verandert. De tijd van tastbare nabijheid maakt plaats voor het geloof. Zij moet Hem nu erkennen in de Geest, in het geloof, in de gemeenschap van de leerlingen.

In de hoeken van de afbeelding staan vier figuren uit het Oude Testament met spreukenbanden. David, de psalmist, zingt van hoop en vertrouwen. Anna, de profetes, is daar als vrouw die de Messias herkende in de tempel. Habakuk, de profeet, draagt voedsel naar Daniël in de diepte van zijn beproeving. En wellicht is daar ook Salomo, de wijze, verbonden met het Hooglied waarin de liefde tussen God en de ziel wordt bezongen. Ze spreken met de stemmen van eeuwen, en samen getuigen ze: deze ontmoeting tussen Maria Magdalena en de Verrezene is geen los moment, maar de vervulling van een eeuwenlange verwachting.

Onder de afbeelding lezen we hoe deze ontmoeting een bruiloftsmoment is: Maria Magdalena als bruid, Christus als Bruidegom. Ze is de eerste getuige van de Verrijzenis, de apostel voor de apostelen. Niet omdat zij alles begreep, maar omdat zij volhield in de liefde. In haar zien we het gelaat van de Kerk: zoekend, rouwend soms, maar vol verlangen naar Hem die leeft.

Ook vandaag roept de Verrezene onze naam. Soms in de stilte van het gebed, soms in de pijn van verlies, soms in de vreugde van een onverwacht licht. Zoals Maria Magdalena mogen ook wij opstaan, ons omkeren en zeggen: “Rabboeni – Meester!”
De opgestane Heer laat zich niet grijpen, maar Hij blijft nabij. Niet zoals vroeger, maar dieper, door de Geest. Hij leeft in zijn Woord, in de eucharistie, in de armen, in de liefde die blijft.

Voor deze bijdrage werd gebruikgemaakt van commentaren op Matteüs van R.T. France (NICNT), Ulrich Luz (Hermeneia) en Donald A. Hagner (WBC), aangevuld met The Jewish Annotated New Testament (OUP), de Studiebijbel NBV21, en teksten van Augustinus en paus Benedictus XVI over de Bergrede. Ook algemene achtergrondinformatie uit Wikipedia werd geraadpleegd. Tekstverzorging door Kris.