De liturgie, het natuurlijke kader voor vieringen thuis

Nu corona ons verhindert om samen in de kerk te vieren, voelen velen de nood om ook thuis een liturgisch leven uit te bouwen.

Op 11 november publiceerden de Franse collega’s op hun website liturgiecatholique.fr een artikel over de liturgie als kader en inspiratiebron voor vormen van huisliturgie. We bieden de tekst hiervan graag in vertaling aan.

De gezondheidscrisis die onze maatschappij vandaag treft, dwingt ons om de sociale banden en de wijzen waarop we uitdrukking geven aan de broederlijkheid tussen de mensen te herdenken. In deze context wordt ook de Kerk, het volk van God, uitgenodigd om na te denken over de manier waarop zij haar geloof gestalte kan geven in een liturgisch leven, nu dat niet in de parochiekerk, haar gebruikelijke ontmoetingsplaats, kan, maar in onze huiskamers moet gebeuren. Aan welke criteria moeten onze huisliturgieën beantwoorden om een authentieke weg te zijn om tot een ontmoeting met God te komen en bij te dragen aan de groei van de Kerk?

Een liturgisch leven thuis: een mogelijke en noodzakelijke optie

“Door het doopsel ingelijfd in de Kerk, worden de gelovigen, dankzij het merkteken, tot de christelijke eredienst opgeroepen”, leert ons het Tweede Vaticaans Concilie (Lumen Gentium, 11). Het doopsel stelt de gelovigen met andere woorden in staat om volgens de liturgische normen te bidden, ook al worden ze daarin niet bijgestaan door een gewijde bedienaar. In wezen draagt het christelijk gebed, dat zijn bron en hoogtepunt vindt in de viering van de eucharistie voorgegaan door een gewijde bedienaar, in zich het vermogen om zich te ontvouwen in andere vormen waarvoor de Kerk, in haar wijsheid, een kader biedt dat niet vastligt, maar dat zich kan aanpassen aan verscheiden levensomstandigheden. Het is daarom niet alleen denkbaar om in onze huizen te vieren met ons gezin, maar de huidige crisis moedigt ons ook aan om dit in praktijk te brengen. 

De huiskerk, een aloude praktijk

Een korte terugblik op de geschiedenis herinnert ons eraan dat de jonge Kerk in het huis van één van haar leden samenkwam. De Handelingen van de Apostelen zeggen dan ook simpelweg: de apostelen “gingen naar de bovenzaal waar ze gewoonlijk verbleven” (Hnd 1, 13); “ze braken bij iemand aan huis het brood” (Hnd 2, 46). Kerkgebouwen bestonden er niet, maar de Kerk kwam samen bij Prisca en Aquila (Rom 16, 5), bij Narcissus (Rom 16, 11) of bij Filemon (Film 2). Deze kerken werden ‘huiskerken’ genoemd omdat men in de huizen samenkwam.

Tot in de vierde eeuw was dat zo. De heilige Johannes Chrysostomus getuigt ervan in zijn geschriften: “Maak van je huis een kerk”. Hij nodigde families uit om een tweevoudige tafel aan te richten, enerzijds die van het “voedsel” omdat zij geeft “wat de aarde voortbracht”, en anderzijds die van de “woorden die voeden” omdat zij in ons de “de vruchten van de Geest” ontplooit.

In de ogen van de eerste christenen was thuis de voornaamste plaats voor de overdracht van het geloof, maar evenzeer voor het liturgisch gebed.

Vandaag vieren in ‘huiskringen’

Deze echo van de geschiedenis is natuurlijk geen oproep om de kerken leeg te laten als het in normale omstandigheden terug mogelijk is om er bijeen te komen. De samenkomst die ze mogelijk maken, in het bijzonder op zondag, is van vitaal belang voor het geloofsleven en ook voor het signaal dat te midden van de samenleving wordt uitgestuurd. De eerste christenen hebben in tegenstelling tot ons die kans niet zo vaak gehad. In ruil daarvoor moedigt de huidige periode ons aan om terug aansluiting te vinden bij dit vergeten aspect uit het leven van de Kerk en waar het laatste Concilie ons aan heeft herinnerd, namelijk dat het gezin de eerste Kerk is waarin onder andere de christelijke identiteit van de kinderen wordt opgebouwd (cf. Lumen Gentium, 11).

Laten we niet vergeten dat voor de eerste christenen de ‘huiskring’ veel verder ging dan het gezin dat alleen bestaat uit ouders en kinderen. Het strekte zich uit tot allen die bij hun huishouden betrokken waren.

Ook al zijn gezinnen de natuurlijke plaats voor het houden van huisliturgieën, vandaag moeten deze vieringen ook ontwikkeld worden in rusthuizen, tussen personen die co-housen, eventueel tussen buren, tussen twee gezinnen die elkaar goed kennen, enzovoort. Evenzo zouden mensen die alleen leven de mogelijkheid moeten krijgen om een authentiek en geestelijk vruchtbaar liturgisch leven te leiden.

Maar gewend aan de zondagseucharistie voelen we ons misschien hulpeloos tegenover de verantwoordelijkheid die ons wordt toevertrouwd om liturgisch te bidden. De Kerk laat ons echter niet zonder hulpmiddelen, zodat we overgelaten zouden zijn aan een willekeurige creativiteit. Integendeel, haar liturgie biedt een normatief kader dat we kunnen aanpassen naargelang de plaats en de omstandigheden.

Welke hulpmiddelen biedt de liturgie van de Kerk ons om een huisliturgie uit te bouwen?

Het liturgisch gebed kent waardevolle structurele elementen voor de opbouw van eender welke liturgie:

Het liturgisch gebed is gebaseerd op twee pijlers:

  1. het verkondigen van de heerlijkheid van God, die wonderen verricht in het leven van zijn kinderen.
  2. het grootse wonder is het werk van de verlossing. Daarom is de tweede pijler: het gebed voor het heil van de wereld waarin we leven.

Volgens dit model, omvat eender welke liturgie:

Steunend op deze bron, die de liturgie van de Kerk is, worden onze huisliturgieën inhoudelijk rijker. Ze zijn dan niet zomaar een imitatie van de eucharistieviering zonder haar eucharistisch gedeelte, ze worden een ware liturgie van het Woord, waarin Christus, het vleesgeworden Woord, zichzelf geeft om gekend en bemind te worden. In dat opzicht biedt het getijdengebed een betrouwbaar model dat iedereen kan gebruiken, door het aan te passen aan de omstandigheden: keuze van de psalmen en hun aantal, keuze van de lezingen, die van de zondag of andere, keuze van gezangen, keuze van de gebeden enzovoort. Op deze manier zal het gebeden en overwogen Woord met meer zekerheid voedsel worden van iedereen, en zal het tegelijkertijd onder allen een ‘familiegeest’ doen groeien waarin God de Geest zal herkennen die zijn Kerk bezielt.

Bron: Interdiocesane Commissie voor Liturgie