‘De mis missen’

Digitale liturgie en geestelijke communie helpen ons om verlangend uit te kijken naar de échte samenkomst en de sacramentele communie.

In deze bevreemdende tijden van een nooit geziene confrontatie met een pandemie worden we als christenen eigenlijk in ons hart geraakt. Alle begrip natuurlijk voor de maatregelen die de overheden treffen, daarover mag niet de minste twijfel rijzen. Het is van het allergrootste belang om solidair te zijn, in goede en in kwade dagen, en om onze solidariteit vooral aan de armen, de zieken en de kwetsbaren te betuigen in woord en daad. De onbaatzuchtige inzet van zorgverstrekkers verdient het volste respect. 

En toch knaagt er iets

Dat ‘iets’ kunnen we benoemen wanneer we ons realiseren wat ‘kerk-zijn’ eigenlijk betekent. Het Griekse woord ekklesia verwijst naar de idee van samengeroepen worden. De kerk is inderdaad, zowel in etymologische zin als in essentie, de gemeenschap van mensen die door God samengeroepen worden. Hij is de Heer en wij zijn volk. 

Van in het prilste begin van het christendom is het vormen van ‘kerk’ gekoppeld geweest aan de effectieve samenkomst van gelovigen op zondag, de dag van de verrijzenis. Voor die handeling is de – eveneens Griekse – term synaxis gebruikt (die trouwens niet toevallig verwant is met synagoge). Tijdens de bijeenkomst lazen christenen uit de Schriften en hieven ze gebeden aan, met vooral aandacht voor het dankgebed. Ze bekrachtigden de band met God en met elkaar door de nuttiging van brood en wijn, waarin ze het lichaam en bloed van Christus herkenden. 

De geschiedenis van die verzamelingen en vergaderingen – we spreken toch snel van minstens 100.000 zondagen – heeft een erg ingewikkeld beeld opgeleverd van de rituele structuur en samenstelling van de zondagsbijeenkomsten en eucharistievieringen. Maar je kan veilig stellen dat er altijd vier elementen geweest zijn die eruit sprongen: lezing uit Bijbel (met naderhand een duidelijke klemtoon op het evangelie), bidden en communie met wijn en brood. Het vierde element is tevens het eerste: de effectieve, fysieke samenkomst van christenen op één plek. 

Lichaam van Christus

Precies in dat laatste element worden we vandaag onzacht op de proef gesteld. Christenen kunnen bidden, de Schrift lezen, elkaar contacteren en ondersteunen en daden van solidariteit ondernemen. Maar ze kunnen niet samenkomen om de communie te ontvangen en op die manier ‘Lichaam van Christus’ te ‘worden’. Dat zijn hoogst uitzonderlijke omstandigheden, die inderdaad de kern van ons christen-zijn raken. 

Dat de communie wordt losgetrokken van het bidden en de schriftlezing, dat is in de geschiedenis al vaker gebeurd. In sommige tijden leefde namelijk een aanvoelen dat men nauwelijks waard was om de Heer te ontvangen. Toen was een frequente communie eerder de uitzondering dan de regel, althans voor de leken… Maar dat het samenkomen op zondag zelf op zo’n grote schaal onmogelijk want onverantwoord is, dat is toch een nieuw gegeven. 

Desalniettemin is de traditie steeds vindingrijk geweest en zijn er altijd manieren gevonden om met ongewone situaties om te gaan. Een traditie móet namelijk creatief zijn als ze de wederwaardigheden van de tijden wil trotseren. 

Geestelijke communie

Zo kent de traditie de praktijk van de ‘geestelijke communie’ (communio spiritualis). Die bestaat in wezen uit een innerlijk gebed waaruit het verlangen blijkt om te communiceren wanneer het ontvangen van de ‘sacramentele communie’ – het brood en de wijn – niet mogelijk of niet toegelaten is. Vele theologen en spirituele leidsfiguren hebben die praktijk aangemoedigd. Bonaventura en Thomas van Aquino hebben erover nagedacht; Teresa van Avila en François de Sales waren er voorstander van; Alfonsus de Liguori stimuleerde zelfs het regelmatige bezoek aan het tabernakel om er tot Jezus te bidden en er de geestelijke communie te ontvangen. Ook concilies en pausen – het meest recent nog Johannes Paulus II en Benedictus XVI – hebben er in positieve zin over gesproken. Er is dus heel wat waarop we kunnen bogen. 

De vraag is in welke zin de geestelijke communie ons vandaag tijdens de coronacrisis een handvat kan reiken om met het missen van de mis die ons zo dierbaar is, om te gaan. Dát dit element uit de traditie ons kan helpen, staat mijns inziens vast. Maar ik koppel er graag drie overwegingen aan vast. 

Drie overwegingen

  1. De geestelijke communie kan nooit een vervanging zijn van de sacramentele communie. In persoonlijk gebed het verlangen uitdrukken om de Heer te ontvangen die ons altijd nabij is, is uitermate zinvol en zelfs aan te raden. Maar in dat verlangen zou toch een hunker moeten meeklinken naar het ontvangen van het lichaam en bloed van Christus in de eucharistie. Overigens hebben zowat alle vermelde denkers en heiligen de geestelijke communie geduid onder de modus van het verlangen. De geestelijke communie bereidt voor op de sacramentele communie. En zo kunnen we dus reikhalzend uitkijken naar het moment dat we opnieuw zullen samenkomen voor de zondagseucharistie. 
  2. Het is natuurlijk optimaal dat de andere ingrediënten van een eucharistieviering niet inboeten bij een geestelijke communie. Het verdient dus aanbeveling om regelmatig de Schriften te openen en ze zorgvuldig in gebed te overwegen. Er zijn vele leesschema’s beschikbaar, maar die van het getijdengebed en het zondagslectionarium verdienen uiteraard de voorkeur. 
  3. De geestelijke communie zou niet los mogen staan van blijken van naastenliefde en solidariteit. Hoe onnatuurlijk het ook aanvoelt, bestaan die blijken er vandaag in om elkaar net niet lichamelijk te ontmoeten, tenzij er directe hulp geboden moet worden. In die zin kan de geestelijke communie als verlangend uitkijken naar sacramentele communie zelfs richtinggevend zijn. Ze kan ons inspireren om, zodra het weer kan, met nog meer vuur dan tevoren de ander op alle mogelijke manieren dienstbaar te zijn. 

Jezus, tot zo gauw mogelijk!

’t Is dus allemaal een beetje zoals het telefoontje of het Skype-gesprek van kinderen met hun grootouders vandaag vooruitloopt op de warme knuffel bij het weerzien ná de crisis. Het digitale kunnen vervangt de fysieke ontmoeting niet, zoals een berichtje nooit hetzelfde is als een omarming of een secondje op de schoot. Maar hoe groot zal de vreugde om de knuffel zijn als er geen berichtjes meer gestuurd moeten worden? Zó groot zal onze blijdschap zijn als wij de mis niet meer moeten missen…  

Prof. dr. Joris Geldhof

Bron: Kerknet.be