De weg komt naar je toe – Over ‘hard werken’ en ‘genade’

Het kan zo verleidelijk zijn om naar de toekomst te kijken: als corona eenmaal voorbij is, als ik me weer wat beter voel, als het straks Pasen is. Maar juist in deze tijd is het goed als we ons realiseren dat de weg naar binnen de eerste prioriteit heeft. Als we de diepte in onszelf vinden, staat of valt alles niet meer met de toekomst die we nu zo graag willen. Vincent Duindam over zijn spirituele weg.

Er is wel eens gezegd: “Het kan pas kerstmis worden als het kind in jou geboren wordt.” Het gaat immers om onze eigen innerlijke houding. En kunnen we eigenlijk niet ook zeggen: het kan pas Pasen worden als in onszelf de opstanding heeft plaatsgevonden.

Maar hoe kunnen we die realiseren? En is dat wel een soort ‘doen’ van onze kant? De stip aan de horizon kunnen we ook verticaal denken: diep is ons bevindt zich een bron, een oase: het is de plek waar God altijd-al, en nooit-niet, in ons woont. Daar hoeven we ‘niets aan te doen’. Dat is ons geschonken. Wat we wel kunnen doen: de dingen die tussen ons en de bron staan ‘in het licht houden’, transparant maken. Onze eigen plannetjes, privégenoegens die niemand baten, ook onszelf niet, de kleine of wat grotere verslavingen.

Een boek van Augustinus draagt als titel: De weg komt naar u toe. Eigenlijk zegt hij daarin hetzelfde: staar je niet blind op de weg (horizontaal, de verte). Zoek eerst het Koninkrijk in jezelf, en dan wijst alles zich vanzelf, loopt alles veel soepeler, dan “komt de weg naar je toe”.

Voor veel mensen, ook voor mijzelf, blijven er vragen: of je moeite moet doen, hard moet werken, om je spiritueel te ontwikkelen. Of dat het ‘genade’ is, dat hard werken, disciplines, vasten, de juist de valkuil is. En in samenhang hiermee: is er een offer nodig? Wat moet je offeren. Of is dat (ook) overbodig?

Spirituele pad

Wat mij, net zoals zoveel anderen, op het spirituele pad heeft geplaatst is een verlangen naar vervulling. In eerste instantie zoek je buiten jezelf: je jaagt dromen na. Verhalen die we aangereikt krijgen gaan over ‘de draak verslaan’: een goede plek vinden op de arbeidsmarkt, carrière, financiële veiligheid, misschien roem, je prins of prinses vinden en nog lang, gezond en gelukkig leven in een mooi paleis. Daar is op zich natuurlijk niets mis mee. Het is wat wel genoemd wordt de dimensie van ‘de wereld’.

Jezus, Boeddha en vele anderen wijzen erop dat het tricky is je tot deze dimensie te beperken, want linksom of rechtsom: ofwel je slaagt er niet in die dromen te realiseren, ofwel het lukt je wel maar het gaat voorbij en je ervaart het gemis, ofwel je kan er op een bepaald moment niet meer van genieten: je huwelijk was toch niet wat je gedacht had, je huis heeft (ook) verborgen gebreken, etc.

Afzien van deze dimensie van ‘de wereld’  is niet nodig, en ook niet mogelijk. We leven immers in deze wereld en verhouden ons tot alles wat daarbij hoort. En we mogen dat ook een plaats geven. Maar zolang we ons niet realiseren dat er nog een andere dimensie is, leven we eigenlijk in een eendimensionale wereld. We bewegen dan voor honderd procent mee met wat op ons afkomt: yes, jippie, opwinding vanwege succes in je baan, en dan weer super down na een relatieconflict. En is dat niet alleen maar ‘menselijk’, is dat niet de essentie van het leven met ups en downs en gebrokenheid?

Gebrokenheid

De psycholoog Abraham Maslow lijkt te zeggen: als alles klopt op het niveau van fysieke veiligheid en gezondheid, huisvesting, baan en relatie, dan pas komt er ruimte voor ’meer’ of ‘hoger’. In de praktijk blijkt juist vaak onze gebrokenheid de opening te zijn naar die andere dimensie.

Als dingen niet goed lukken, als alles uit je handen valt, als je niet langer weet hoe nu verder, zijn we misschien daar aanbeland. De Amerikaanse schrijver Wendell Berry heeft daar woorden voor gevonden:

Wie niet langer weet wat te doen is eindelijk aan het echte werk toegekomen. Wanneer we ons verdwaald voelen kan onze reis pas echt beginnen. Bewustzijn ontwaakt pas als we verbluft zijn. En de beek gaat zingen waar de stroom niet verder kan.

(It may be that when we no longer know what to do, we have come to our real work and when we no longer know which way to go, we have begun our real journey. The mind that is not baffled is not employed. The impeded stream is the one that sings.)

Dit herken ik. Er waren allerlei momenten in mijn leven dat ik het even niet meer wist. Toen de to-do-list op mijn werk eindeloos leek, bijvoorbeeld, en er onverwachte klussen bijkwamen. Ik liep door het bos, stopte met denken, ‘gaf het op’. Op de fiets naar huis kwamen er intuïties over hoe ik het aan kon pakken. Als ons ‘kleinere zelf’ dat alles onder controle wil houden, dat denkt dat het ‘alles alleen’ moet doen, dat een doorlopend luidruchtig commentaar op alles en iedereen even stilvalt, komt er ruimte voor creativiteit, verbondenheid. ‘Omdenken’, als je een modieuze term wilt gebruiken. Maar daarvoor moet het eerst even stil in je worden. Als dat gebeurt ben je in contact met die andere dimensie van stilte, ruimte, verbondenheid.

Een ander moment ging over naaldhakken, feloranje oogschaduw, haarlak, dubbele oorbellen (twee gaatjes per oor laten prikken), bedtijden, wat een goede leeftijd zou zijn om erotische verkenningen uit te voeren (“Pap, ik maak zelf wel uit wanneer ik met iemand naar bed ga!”) en over de groenten uit het ODIN-groentepakket (“Je denkt toch niet dat ik dit ga eten. Je weet dat ik dat vies vind!”) Dat ging er wel eens fel aan toe. De tijd was puberteit. En dat had ik mijn dochter ook verteld. Met onze neuzen tegen elkaar. Nee, het is jouw midlifecrisis, vond zij. Wat nu? Ik had geen idee? Een tip van Eckhart Tolle kwam in me op: “Luister naar de stilte.” Het klinkt vreemd. De heftigheid van de emoties namen af. Opeens hoorde ik de klok tikken. Een merel in de tuin. En mijn dochter zei verzoenende woorden, had in al haar creativiteit een werkbaar compromis verzonnen. Als je even kunt ‘inpluggen’ op de bron, is er verandering mogelijk. Je komt zelf op een idee, of de persoon met wie je dan bent. Soms zijn er ook ‘toevallige’ gebeurtenissen. Of je aanvaardt met enige rust dat het nu is zoals het is. Vaak verandert de situatie daarna alsnog.

‘De wereld’ en ‘het licht’

Het belangrijkste is dat je ontdekt dat deze twee dimensies er zijn: ‘de wereld’ en ‘het licht’ (waarin de wereld verschijnt). Ons denken, vaak mentaal lawaai, en de stilte. Het je bewustzijn van dit-of-dat (van de ‘tienduizend dingen’, zoals het taoïsme dat noemt) en je bewustzijn van het feit dat je je daarvan ‘bewust bent’.

Als je daarmee onderweg gaat, dan wordt je leven in elk geval lichter en speelser. Er valt een zwaarte weg, de gedachte dat alles precies zus-of-zo moet zijn en dat je er anders heel veel last van hebt. Regelmatig overvalt me die gedachte nog steeds; dan ben ik even die andere, meest essentiële dimensie, vergeten.

Als ik uit het lood geslagen ben omdat ik mijn lessen heel goed voorbereid heb en de helft van mijn studenten de tekst nog niet gelezen heeft, dan kan ik nog wel eens vergeten wie ik eigenlijk ben. Dan laat ik me meenemen door irritaties en raak in een wat kille, kritische mood. Zoiets kan je op sleeptouw nemen. Wanneer ik me dat realiseer, komt er direct ruimte. Ruimte in mijn hoofd. En creativiteit in wat ik doe. En natuurlijk mag je gewoon grenzen stellen.

Of nog een voorbeeld. Ik heb zojuist mijn mooiste boekje geschreven “Binnen Beginnen”. Maar de eerste twee uitgevers die ik benaderd heb, zien er geen verkoopsucces in. Iets in mij raakt daardoor boos, of gekwetst. De oude energie van het ‘miskende genie’, zoals mijn ‘Heeroom Jan’ mij bijna vijftig jaar geleden al noemde.

Maar als ik me dan realiseer dat het eigenlijk gaat om de vreugde van het schrijven als pelgrimage, mooie oude boeken lezen, over je leven reflecteren en daarover schrijven, dat dát de vervulling al is, dan komt er een diepe rust. Intrinsieke motivatie is de dingen doen vanuit je hart en daar plezier in hebben. Extrinsieke motivatie is: te veel aandacht voor het resultaat, het effect, het boek uitgegeven willen hebben, de views en likes tellen, de positieve comments bij mijn blogs.

De weg van het aapje en de weg van het poesje

Maar moet je dan toch hard werken om je spiritueel te ontwikkelen? En moet je iets (op)offeren? Wat je ten diepste al bent, dat is er, daar hoef je niets aan te doen, dat is al perfect. Hoe komt het dan dat we ons dat niet realiseren? We kijken naar iets anders, we zien het niet, we zijn gehypnotiseerd door de buitenwereld.

Wat er in de weg staat, kun je zichtbaar maken, dat kun je ‘een soort van doen’ noemen. Het is eerder een kwestie van ‘aandachtig zijn’ en telkens je focus vinden, dan van spieren trainen.

De spirituele leraar Eknath Easwaran zegt: het eerste deel van de route is inderdaad je spieren trainen, tegen de stroom inzwemmen. Je vastklampen aan de disciplines (meditatie, mantra, etc.). Dat is de weg van het aapje dat zich aan zijn moeder vastklampt. Het tweede deel van de route is, volgens hem, ‘genade’. Als je daar eenmaal bent, kijk je omhoog. En je wordt opgetild: de weg van het poesje.

Oude patronen

Zo kun je het zien. Bij het eerste deel van de weg is er dan ook een duidelijke plek voor een psychologische focus: wat zijn de oude patronen waar je last van hebt? Hoe kom je die nu tegen? In mijn eigen leven: als kind met 13 broers en zusjes lag er bij ons een sterk accent op alles meteen opruimen en zeker niet ergens je rommel laten liggen. De pen bij de telefoon was altijd weg. Mijn moeder bond hem vast met een touwtje. En nog verdween hij. Plakband was er ook nooit. Dus daar werd erg op gehamerd. Speelgoed mochten we niet later liggen. “Dan verdwijnt het in de stofzuiger”, dreigde mijn moeder.

Vaak ontmoet je iemand die een heel andere opvoeding heeft gehad en sowieso ‘anders in elkaar zit’. Mijn vrouw gaat met rommel en opruimen een stuk relaxter mee om. Dat kan wel eens tot ‘uiteenlopende percepties’ leiden. Voor mij is de uitdaging dan natuurlijk om niet op vermeende fouten van de ander te focussen, maar opnieuw mijn oude patronen voor mezelf zichtbaar te maken, zodat ze niet met mij op de loop gaan.

Je oude patronen zichtbaar maken kun je psychologisch ‘werk’ noemen. Maar het gaat in wezen om aandacht, zien, kijken, focussen. Het gaat eerder om alertheid, je niet laten hypnotiseren, dan om ploeteren, zwoegen, afzien. Misschien kunnen we het vergelijken met deelname aan het verkeer: eerder een kwestie van goed opletten , dan van heel hard werken.

En het offer?

Wat geven we dan op? Als we door onze conditioneringen (en daardoor ook door die van anderen) heen kunnen zien, zien we licht, voelen we ruimte. Van aangezicht tot aangezicht, heet het in de Bijbel. Je realiseert je dat er niet alleen de dimensie van ‘de wereld’ is, maar ook die van ‘het Koninkrijk’. Dat we hier rondlopen met een persoonlijkheid, een geschiedenis, voorkeuren en afkeren, maar dat die ons niet voor honderd procent definiëren. Dat er een diepte in ons is. En in de ander.

Het is een plek die ook dieper is dan aangeleerde normen en waarden die ons vertellen wat we moeten doen of laten. Hier worden we geleid door intuïtie. Het is een plek waar niet ‘het doel de middelen heiligt’, of waar geldt ‘waar een wil is is een weg’. Doel en middelen zijn daar één: er is geen weg naar vrede, vrede is de weg.

Je kunt daar, in die ruimte voorbij de conditioneringen, ‘voorbijgaan aan je oude persoonlijkheid’ en ‘voorbijgaan aan de wereld’. Ze zijn er nog wel, maar vriendelijker, onschuldiger: “rozentuin, na rozentuin”, zegt Roemi. Wat je doet en zegt is minder voorgevormd door je oude ‘persoon’ en vrijer, geïnspireerder. Zo sterk dat in het taoïsme wordt gezegd: “Ik doe niets, toch gebeurt alles”. Dat ‘ik’ is kleiner geworden.

Dus wat geef je op: het idee dat jij niet meer bent dan de persoon met jouw naam en vorm. Wat je opgeeft is een illusie. Achteraf blijkt het offer een bevrijding.

Of ik daar al ben? Ik ben onderweg, net als de meesten van u. Op mijn prikbord hangt een tekst van Teresa van Avila:

“Moed hebben voor álles wat op ons afkomt daar komt het op aan.”
(“To have courage for whatever comes in life – everything lies in that”.)

Dat is mijn wegwijzer; ik kan dat nu nog niet helemaal zo ervaren. Maar ik weet dat dit voor ons meer waar zal zijn, naarmate we de dimensie van diepte meer toelaten in ons leven. We worden daartoe geroepen. Op dat moment kun je álles met open vizier tegemoet treden. Dat kan alleen in het NU, niet geabsorbeerd door het verleden of angstig voor de toekomst.

En voor wie een liefhebber is van de Harry Potterboeken: alleen in het NU valt het zwaard van Griffoendor in je handen. De kracht die je op een bepaald moment nodig hebt, is er alleen dan, op het moment zelf. Vertrouw daarop.

En toevallig (of niet) hoor ik dat ook terug in de muziek die ik luister, zowel in de popmuziek als in klassiek:

“Elke dag is een avontuur. Wat er maar op onze weg komt liefdevol omarmen.”
(“ …. looking for adventure, and whatever comes our way …. take the world in a love embrace…”)
Steppenwolf – Born To Be Wild

Vincent Duindam

Bron: De Bezieling