dinsdag in week 1 van de advent

Uit de profeet Jesaja 11, 1-10

Jesaja belooft een leider voor alle volkeren. Hij zal erfgenaam zijn van Davids roemrijk geslacht maar ook gehard in de beproevingen. God geeft hem bezieling en kracht. Hij zal een tijdperk van rechtvaardigheid en vrede inleiden en een eind maken aan alle geweld.

Uit de stronk van Isaï schiet een telg op, een scheut van zijn wortels komt tot bloei. De geest van de Heer zal op hem rusten: een geest van wijsheid en inzicht, een geest van kracht en verstandig beleid, een geest van kennis en ontzag voor de Heer. Hij ademt ontzag voor de Heer; zijn oordeel stoelt niet op uiterlijke schijn, noch grondt hij zijn vonnis op geruchten. Over de zwakken velt hij een rechtvaardig oordeel, de armen in het land geeft hij een eerlijk vonnis. Hij tuchtigt de aarde met de gesel van zijn mond, met de adem van zijn lippen doodt hij de schuldigen. Hij draagt gerechtigheid als een gordel om zijn lendenen en trouw als een gordel om zijn heupen.
Dan zal een wolf zich neerleggen naast een lam, een panter vlijt zich bij een bokje neer; kalf en leeuw zullen samen weiden en een kleine jongen zal ze hoeden. Een koe en een berin grazen samen, hun jongen liggen bijeen; een leeuw eet stro, net als een rund. Bij het hol van een adder speelt een zuigeling, een kind graait met zijn hand naar het nest van een slang.
Niemand doet kwaad, niemand sticht onheil op heel mijn heilige berg. Want kennis van de Heer vervult de aarde, zoals het water de bodem van de zee bedekt.
Op die dag zal de telg van Isaï als een vaandel voor alle volken staan. Dan zullen de volken hem zoeken en zijn woonplaats zal schitterend zijn.


Psalm 72, 2 + 7 + 8 + 12 + 13 + 17

Refr.: Moge in zijn dagen de rechtvaardige bloeien

God, moge uw koning uw volk rechtvaardig besturen,
uw arme volk naar recht en wet.
Moge in zijn dagen de rechtvaardige bloeien,
de vrede wereldwijd zijn tot de maan niet meer bestaat.
Moge hij heersen van zee tot zee,
van de Grote Rivier tot aan de einden der aarde.
Hij zal bevrijden wie arm is en om hulp roept,
wie zwak is en geen helper heeft.

Hij ontfermt zich over weerlozen en armen,
wie arm is, redt hij het leven.
Zijn naam zal eeuwig bestaan,
zijn naam zal voortleven zolang de zon zal schijnen.
Dankzij hem zal men zich gezegend noemen,
en alle volken prijzen hem gelukkig.


Vers voor het evangelie (Ps 85, 8)

Alleluia.
Toon ons uw trouw, Heer,
en geef ons uw hulp.
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Lucas 10, 21-24

Zoals de profeet Jesaja de werking van Gods Geest erkende in de wonderen van de toekomst, zo treedt Jezus op als de gezondene van de Vader, vervuld van de heilige Geest. Niet de wijzen en de verstandigen zullen in de tekenen van de tijd de komst van de Heer erkennen, maar wie zich als een kind, fris en onbevangen openstelt.

Vervuld van de heilige Geest begon Jezus te juichen en zei: ‘Ik loof U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat U deze dingen voor wijzen en verstandigen hebt verborgen, maar ze aan eenvoudige mensen hebt onthuld. Ja, Vader, zo heeft het U behaagd. Alles is Mij toevertrouwd door mijn Vader, en niemand dan de Vader weet wie de Zoon is, en wie de Vader is weet alleen de Zoon en iedereen aan wie de Zoon het wil openbaren.’
Jezus richtte zich apart tot de leerlingen en zei tegen hen: ‘Gelukkig de ogen die zien wat jullie zien! Want Ik zeg jullie dat vele profeten en koningen hebben willen zien wat jullie zien, maar ze kregen het niet te zien, en hebben willen horen wat jullie horen, maar ze kregen het niet te horen.’

Van Woord naar leven

Vervuld van de heilige Geest begon Jezus te juichen en zei: ‘Ik loof U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat U deze dingen voor wijzen en verstandigen hebt verborgen, maar ze aan eenvoudige mensen hebt onthuld. Ja, Vader, zo hebt U het gewild.’ Zo lezen we vandaag in het evangelie.

Jezus prijst de eenvoudigen van hart. Het zijn de armen van geest. Het zijn zij die de kunst verstaan zich in alle nederigheid te openen voor God. Toevertrouwen en overgave zijn de sleutels van hun zijn. Dit heeft – voor alle duidelijkheid – niets te maken met al of niet ‘slim’ zijn, theologisch geschoold of andere hogere studies. Het heeft te maken met een innerlijke houding; een houding van toewijding aan God, zich klein wetend (niet in de vernederende zin van het woord) tegenover God. Het is hij die God God laat zijn, zich bewust zijnde dat hij een penseel mag zijn van Gods liefdevolle aanwezigheid.

Als we ons adventsthema (hoop) leggen op bovenstaand citaat, denk ik dat we als christenen allemaal het verlangen in ons dragen iets te weten, of te kennen, over God. We mijmeren erover, praten erover, lezen of studeren erover, bidden er rond,… En allemaal dragen we wel een stukje kennis van God in ons. Doch is het goed ons ervan bewust te zijn dat ons kennen altijd stukwerk zal zijn, en dat ons klein kopje maar in zeer beperkte mate God zal kunnen kennen, laat staan vatten. Anderzijds is het ons gegeven Hem te mogen aanvoelen, en een stuk Hem te leren kennen. Dit laatste mag zelfs een zoektocht zijn, daar is op zich niets fout mee. Wie je liefhebt, en wie jou lief heeft, wil je, en mag je, leren kennen.

Velen van ons kennen de heilige Antonius, de man van Padua, volgeling en tijdgenoot van Franciscus van Assisi (13e eeuw). Wat minder geweten is dat deze Antonius een zeer geletterd en geleerd man was. Hij was theoloog en een zeer geliefde predikant. De goede man hield van studeren en wilde zo graag de liefde voor de studie doorgeven aan jonge broeders. Maar hij zat met een dilemma. Franciscus, naar wie hij zo opkeek, tevens de stichter van de gemeenschap van de minderbroeders, was een eenvoudig man, zelf niet echt geleerd, en ja iets of wat beducht voor al te slimme medebroeders die de armoede en de eenvoud van het evangelie maar al te graag zouden ingeruild zien voor boeken, bibliotheken, kloosters,… Een waar dilemma dus.
Broeder Antonius kwam op de idee vader Franciscus een brief te schrijven waarin hij eerlijk en oprecht de toelating zou vragen om jonge broeders te mogen onderwijzen. Franciscus nam de brief van Antonius ter harte, en na een tijd schreef hij terug. Ik citeer: ‘Broeder Antonius, broeder Franciscus wenst u heil. Ik keur het goed dat u de heilige theologie onderwijst als u maar bij dit onderricht de geest van het gebed en toewijding aan God niet uitblust, zoals in de regel staat’.

Studeren is goed. Het is nodig. Meer dan ooit heeft onze Kerk mensen nodig die de zin inzien van studie, lectuur, kennis van de andere godsdiensten, enzomeer. Maar, meer dan ooit heeft onze Kerk ook mensen nodig die, terwijl ze kennis opdoen, de geest van het gebed niet doven, hun toewijding aan God. Voor een christen zou studie en gebed hand in hand moeten gaan.

Een christen die enkel studeert zonder te bidden zal ongetwijfeld zeer slim worden, prachtige theologische goed onderbouwde constructies kunnen opbouwen. Hij zal misschien lezingen kunnen geven om U tegen te zeggen, maar waar de man in de straat nauwelijks of niets aan zal hebben. Hij zal misschien een zekere naam dragen en faam genieten dat zich beperkt tot een bepaald milieu binnen de Kerk, maar uiteindelijk zal het weinig soelaas geven in het leven in de straat.

Een christen die naast het studeren ook bidt (gebed hier bedoeld als een werkelijke godsontmoeting), zal misschien een slim mens zijn, maar hij zal een gewoon iemand blijven, een mens onder de mensen, zich thuis voelend zowel in het bisschopshuis als in de Aldi. Hij zal geen angst anderen zijn handen vuil te maken door de wereld in te trekken (cfr paus Franciscus), met alle consequenties dat dat mogelijk met zich kan meebrengen. Hij zal door zijn toewijding aan zijn studie én gebed de zin voor mystiek niet verliezen, integendeel. Zijn studie zal hem helpen de juiste woorden te vinden geloofsgenoten bij te staan op hun weg, of met mensen in gesprek te gaan die geheel anders denken, of er een ander geloof op nahouden. Hij zal allen bijstaan doorheen liefdadigheid en het voeren van het ‘goede gesprek’.

Lieve mensen, moge zij die het kunnen, studeren. Dat kan in een schools milieu zijn, maar dat kan evengoed thuis zijn op je eentje, of met anderen in kleinere gespreksgroepen, of waar dan ook. Het kan op jonge leeftijd, het kan op latere leeftijd. Onze Kerk heeft meer dan ooit mensen nodig die kennend weten waarover het gaat, en deze kennis ook uitdragen. Er is veel onwetendheid vandaag onder de mensen. Jongeren zitten vandaag de dag met veel vragen en hebben recht op mensen die goede en juiste antwoorden weten te formuleren, en liefst zo dat ze inspireren. En als het kan, met wat humor. Maar vooral belangrijk: laten zij die studeren nooit het vuur van het gebed verliezen en hun toewijding aan de liefde Gods.

En … wie niet in de mogelijkheid is om te studeren, of niet echt de capaciteiten in zich draagt zich te wijden aan theologische studie – zoals de schrijver van deze overweging 😉 – geen probleem. Het belangrijkste in het leven is nog altijd te leven in de liefde Gods, en deze zo goed als mogelijk handen en voeten geven in het gewone dagelijkse leven. Moge vooral dit laatste onze vreugde en geleefde hoop zijn; ons diepste ‘kennen’ van God.

Een vredevolle dinsdag,

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven: dinsdag in week 1 advent (van-woord-naar-leven.blogspot.com)

Laten wij bidden

Goede God,
maak ons tot eenvoudige mensen, die de wijsheid in zich dragen zich te laten opslorpen door uw liefde die Gij in Christus in ons legt. Schenk ieder van ons de gave van het gebed opdat ons bidden zuiver mag zijn, in de liefde van de Geest, in het hart van Christus. Mogen wij zo rijk worden aan kennis van U, U uitdragend naar allen die dorsten naar leven.
Kom heilige Geest.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.