dinsdag in week 13 door het jaar

Uit het boek Genesis 19, 15-29

Abraham vond geen tien rechtvaardigen in Sodom en Gomorra, alleen Lot en zijn familie. Daarom werden deze gered terwijl de steden met zwavel en vuur werden verwoest. De tussenkomst van Abraham toont aan hoe machtig de voorspraak is van een rechtvaardige bij God.

Zodra het licht begon te worden zetten de engelen Lot aan tot spoed: ‘Vlug, ga hier weg met uw vrouw en uw twee dochters, anders komt u om vanwege de misdrijven die in deze stad zijn begaan.’ 
Toen Lot aarzelde, grepen de mannen hem en zijn vrouw en zijn twee dochters bij de hand, omdat de Heer hem wilde sparen, en ze trokken hem mee de stad uit. Pas buiten de stad bleven ze staan.
Toen zei een van hen: ‘Vlucht, uw leven is in gevaar! Kijk niet om en sta nergens in de vallei stil. Vlucht de bergen in, anders komt u om.’ 
Maar Lot antwoordde: ‘Nee, dat niet, mijn heer! U hebt het beste met uw dienaar voor, u bewijst mij een grote weldaad door mij in leven te laten. Maar ik kan onmogelijk naar de bergen ontkomen, het onheil zou mij inhalen en ik zou alsnog sterven. Dat stadje daar is dichtbij, dat zou ik kunnen halen. Geef mij de kans om daarheen te vluchten, dat zou mijn redding kunnen zijn; het is maar een onbeduidend stadje.’ 
Hij kreeg ten antwoord: ‘Ook in dit opzicht zal ik u ter wille zijn: het stadje dat u bedoelt zal ik niet wegvagen. Vlucht daarheen en haast u, want tot u daar aangekomen bent kan ik niets doen.’ Zo kreeg die stad de naam Soar.
De zon was al opgegaan toen Lot in Soar aankwam. Toen liet de Heer uit de hemel zwavel en vuur neerregenen op Sodom en Gomorra en Hij vernietigde die steden en de hele vallei, met de inwoners van al de steden en met alles wat er op het land groeide. De vrouw van Lot, die achter hem liep, keek om en veranderde in een zuil van zout.
’s Morgens vroeg ging Abraham naar de plaats waar hij bij de Heer had gestaan. Toen hij uitkeek over Sodom en Gomorra en over de hele vallei, zag hij dikke rookwolken van het land opstijgen als uit een smeltoven.
Toen God de steden wegvaagde waar Lot had gewoond, liet Hij Lot aan de ondergang ontkomen. Zo hield God, toen Hij de steden in de vallei verwoestte, rekening met Abraham.

Psalm 26, 2-3 + 9-12

Refr.: Heer, uw liefde staat mij voor ogen.

Doorgrond mij, Heer, en ken mij,
peil mijn hart en mijn nieren,
want uw liefde staat mij voor ogen
en ik bewandel de weg van uw waarheid.

Verwerp mij niet met de zondaars,
met mensen die bloed vergieten.
Aan hun vingers kleeft onrecht,
hun handen zijn met smeergeld gevuld.

Maar ik ga mijn weg zonder dwalen.
Verlos mij en wees mij genadig.
Mijn voeten staan op effen grond,
waar uw volk bijeen is, wil ik U prijzen, Heer.

Vers voor het evangelie (2 Tes 2, 14)

Alleluia.
God heeft ons geroepen
door het evangelie
dat wij u verkondigd hebben
en waardoor u zult delen
in de luister van onze Heer Jezus Christus. 
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Matteüs 8, 23-27

De geleidelijke onthulling van Jezus’ persoon en bedoelingen had zijn redenen. Want anders zouden de mensen Hem verkeerd hebben verstaan. De wonderen die Hij verrichtte, hier het stillen van de storm, hielpen mee om het gelovig verstaan van de leerlingen te helpen oriënteren in de juiste richting.

Jezus stapte in de boot en zijn leerlingen volgden Hem. 
Plotseling begon het meer enorm te kolken, zodat de boot bijna door de golven werd verzwolgen.
Maar Jezus sliep. 
Ze maakten Hem wakker en riepen: ‘Red ons, Heer, we vergaan!’ 
Hij zei tegen hen: ‘Waarom zijn jullie zo angstig, kleingelovigen?’
Toen stond Hij op en sprak de wind en het water bestraffend toe, en het meer kwam geheel tot rust. 
De mensen stonden verbaasd en zeiden: ‘Wat is dit toch voor iemand, dat zelfs de wind en het water Hem gehoorzamen?’

Van Woord naar leven

KIJK NIET OM
Gen 19,15-29

Na het bezoek aan Abraham komen er twee engelen naar Lot, zoon van Abrahams broer Haran. Lot zit behoorlijk in de knel. Hij woont in Sodom, een stad waar de zonde hoogtij viert, zodanig dat God besluit om deze stad als geheel te verwoesten. Lot is de enige rechtvaardige in die stad. Blijkbaar wil God hem (met vrouw en dochters) beschermen en redden voordat de stad ten onder gaat. Eigenlijk is de stad met inwoners al ten onder gegaan door een leven dat in geen enkel opzicht aan Gods bedoelingen beantwoordt.

Gastvrij zijn de engelen ontvangen door Lot, maar ze willen haast maken want de woede van de hele stad loopt uit op meer dan een stevige rel. Zonder de twee engelen hadden Lot, zijn vrouw en de twee dochters het niet gered. De inwoners van de stad deinzen niet terug om geweld te gebruiken, maar krachtig treden de engelen op en voeren Lot met familie tot buiten de stad. Een van de engelen zegt: Vlucht, uw leven is in gevaar! Kijk niet om en sta nergens in de vallei stil …

Lot is bang dat ze niet op tijd in de bergen kunnen zijn, vraagt verlof om naar een naburig stadje, Soar, te mogen gaan voordat het onheil Sodom en Gomorra raakt. Op zijn verzoek wachten de engelen totdat ze veilig zijn, waarna de Heer zwavel en vuur over de stad laat regenen, en het stadje tot een onherkenbare zee van vuil en verwoesting geworden is. Maar er gebeurt nog iets vreselijks. De vrouw van Lot kijkt, al gaande, toch om, ondanks de waarschuwing van de engelen, en verandert in een zuil van zout.

Dit is een afschuwelijk beeld. Wat beweegt de vrouw van Lot? Was het alleen nieuwsgierigheid, of was het ongehoorzaamheid of sensatiezucht? Wilde ze weten hoe erg het was? Was het pure schrik of angst om niet op tijd weg te zijn? Het wordt zonder emotie verteld, zakelijk met geen enkel commentaar.

Omkijken naar is in onze tijd een belangrijk positief bericht, al heeft het woord dan een andere betekenis. Wij mensen hebben juist de opdracht om om te kijken naar elkaar, zorg te dragen voor onze naasten, die als broers en zussen zijn. Waar er één lijdt, lijden allen mee. We horen bij elkaar.

Maar het omkijken van de vrouw van Lot heeft blijkbaar niets te maken met omkijken naar het leed van al die mensen in de stad die genadeloos een afschuwelijke dood sterven. Zou het ‘niet mogen omkijken’ bedoeld zijn als: het kwaad totaal achter je laten, je aandacht richten op de stem van God die een mens altijd oproept om verder te gaan, de toekomst tegemoet? Je oor te luisteren leggen bij Gods woord dat steeds weer opnieuw zal klinken om, zelfs als je leven in het onreine is geweest, je niet meer blind te staren op wat voorbij is en geen toekomst meer heeft?

In onze levens zal er immers altijd toekomst zijn als we verder trekken, luisterend naar de stille stem van God, de stem met de belofte dat ons leven bij Hem in goede handen is!

Sterke beeldtaal wordt in de Bijbel gebruikt om iets duidelijk over te brengen. Door de tijden heen is dit verhaal bewaard en aangehaald. De evangelisten Matteüs, Marcus en Lucas vertellen erover, ook door de mond van Jezus. Het is een teken waarin Hij iets duidelijk wil maken. Laten we het niet vertalen als een bangmakerij, maar het gebruiken voor een positieve instelling naar de toekomst.

Laten we bidden

Goede Vader,
we danken U voor de Schriftwoorden
die soms zo onbegrijpelijk overkomen.
Leer ons te verstaan wat U ons ermee zeggen wil.
Wij geloven dat U ons roept
om te leven volgens uw bedoeling.
We willen ons met heel ons hart daarop richten.
Onthouden dat ons leven altijd toekomst heeft
ook als we weleens grote of kleine fouten maken.
We weten uit ervaring dat U er altijd bent
als wij weer op het rechte pad willen komen.
Wat een geschenk is dat.
We danken U ervoor,
door Jezus, uw Zoon.
Amen.

Beste mensen, kennen jullie dat mooie lied:
Blijf niet staren op wat vroeger was,
sta niet stil in het verleden,
Ik, zegt Hij, ga iets nieuws beginnen,
het is al ontloken, merk je het niet?
(Huub Oosterhuis naar Jes 43,18-19)

Ricky Rieter

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.