dinsdag in week 15 door het jaar

Uit het boek Exodus 2, 1-15a

De redding uit Egypte begint met de redding van Mozes. Hij groeit op aan het hof van de farao en zo wordt hij voorbereid op zijn latere taak als leider van zijn volk. Maar vooraf maakt Mozes ruimschoots kennis met al de narigheden die zijn volk zou ondergaan. Zo deelt hij ook het lot van zijn volksgenoten.

Een man uit de stam Levi trouwde met een vrouw uit diezelfde stam. Zij werd zwanger en bracht een zoon ter wereld. Ze zag hoe mooi het kind was en hield het verborgen, drie maanden lang. Toen ze geen kans zag haar zoon nog langer verborgen te houden, nam ze een mand van papyrus, bestreek die met pek en teer, legde het kind erin en zette de mand tussen het riet langs de oever van de Nijl. De zus van het kind ging een eind verderop staan, om te zien wat er met hem zou gebeuren.
Even later kwam de dochter van de farao naar de Nijl om te baden, terwijl haar dienaressen langs de rivier heen en weer liepen. Zij ontdekte de mand tussen het riet en liet die door een van haar slavinnen halen. Ze maakte de mand open en zag daarin het kind.
Het jongetje huilde, en vol medelijden zei ze: ‘Dat moet een Hebreeuws kind zijn.’ 
Toen kwam de zus van het kind haar vragen: ‘Zal ik bij de Hebreeuwse vrouwen een voedster gaan zoeken om het kind voor u te voeden?’ 
‘Ja, doe dat maar,’ antwoordde de dochter van de farao, waarop het meisje de moeder van het kind ging halen. 
De dochter van de farao zei tegen de vrouw: ‘Neem dit kind mee en voed het voor me. Ik zal u ervoor betalen.’
De vrouw nam het kind mee en voedde het. 
Toen het groot genoeg was, bracht ze het naar de dochter van de farao. Deze nam het kind aan als haar eigen zoon. Ze noemde hem Mozes, ‘want,’ zei ze, ‘ik heb hem uit het water gehaald.’

Toen Mozes volwassen geworden was, zocht hij op een dag de mensen van zijn volk op. Hij zag welke zware dwangarbeid ze verrichtten en was er getuige van dat een Hebreeër, een volksgenoot van hem, door een Egyptenaar werd geslagen. 
Hij keek om zich heen, en toen hij zag dat er niemand in de buurt was sloeg hij de Egyptenaar dood; hij verborg hem onder het zand. 
De dag daarop zag hij hoe twee Hebreeuwse mannen met elkaar op de vuist gingen. ‘Waarom sla je iemand van je eigen volk?’ vroeg hij aan de man die begonnen was. 
Maar die antwoordde: ‘Wie heeft jou als leider en rechter over ons aangesteld? Wou je mij soms ook doodslaan, net als die Egyptenaar?’
Mozes schrok, hij dacht: Dan is het dus toch bekend geworden! 
Toen de farao ervan hoorde, wilde hij Mozes laten doden. 

Psalm 69, 3 + 14 + 30 + 31 + 33 + 34

Refr.: De nederigen zien het en verheugen zich, wie God zoeken, hun hart zal opleven.

Ik zink weg in bodemloos slijk
en vind geen grond voor mijn voeten,
ik ben in diep water geraakt,
de stroom sleurt mij mee.

En nu, Heer, richt ik mijn gebed tot U,
laat dit een uur zijn van mededogen.
Groot is uw liefde, God, antwoord mij,
toon uw trouw en red mij.

Ik ben verzwakt, ik ben verwond,
maar uw hulp, o God, zal mij beschermen.
De Naam van God wil ik loven met een lied,
zijn grootheid met een lofzang prijzen.

De nederigen zien het en verheugen zich,
wie God zoeken, hun hart zal opleven.
Want de Heer hoort de armen,
zijn gevangen volk verwerpt Hij niet.

Vers voor het evangelie (Ps 27, 11ab)

Alleuia.
Wijs mij uw weg, Heer,
leid mij op een effen pad.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Matteüs 11, 20-24

Vele Joden vroegen regelmatig duidelijke tekens van Jezus. Geeft Hij deze tekens dan geloven zij nog niet. In de steden waar de meeste wonderen gebeurden kwam er nog geen bekering. Tekens vragen om ongeloof te rechtvaardigen is geen openheid tegenover de Blijde Boodschap.

Jezus maakte de steden waar bijna al zijn wonderen hadden plaatsgevonden, het verwijt dat ze niet tot inkeer waren gekomen: ‘Wee Chorazin, wee Betsaïda, want als in Tyrus en Sidon de wonderen waren gebeurd die bij jullie gebeurd zijn, dan zouden de inwoners van die steden zich allang in een boetekleed gehuld en met stof bedekt hebben en tot inkeer gekomen zijn. Ik zeg jullie: op de dag van het oordeel zal het lot van Tyrus en Sidon draaglijker zijn dan dat van jullie. 
En jij, Kafarnaüm, dacht jij tot in de hemel verheven te worden? In het dodenrijk zul je afdalen! Want als in Sodom de wonderen waren gebeurd die bij jou gebeurd zijn, dan was het tot op de huidige dag blijven bestaan. Ik zeg je dat op de dag van het oordeel het lot van Sodom draaglijker zal zijn dan dat van jou.’

Van Woord naar leven

OMKERING VAN HET KWAAD
Uit: Exodus 2, 1-15

Beste mensen, wat bijzonder is dit verhaal over de kleine Mozes, die eerst drie maanden verborgen is gehouden. Daarna op unieke manier in een mandje tussen het riet gelegd, gevonden door de prinses, de dochter van de farao (degene die juist de Hebreeuwse jongetjes liet doden). Blijkbaar had die barbaarse farao toch nog ergens een gevoelig hart, toen hij zijn dochter dolgelukkig en helemaal vertederd met de kleine baby aan zag komen.

Om kort te gaan: Mozes bleef gespaard, kreeg een goede opvoeding, werd volwassen, maar kreeg ook gevoel voor zijn eigen wortels. Hij die niet gedood is in zijn jongste jaren beging zelf een moord toen hij een Egyptenaar iemand van zijn eigen volk zag mishandelen. Dit kwam de farao ter ore, met het gevolg dat deze Mozes wilde laten doden. Mozes die jaren geleden uit het water gered was, zou gedood worden als hij niet op de vlucht was gegaan.

Wat me treft is dat dit verhaal gecomponeerd lijkt rondom het thema doodsbedreiging en uitvoering. En dat niet alleen, maar ook dat die dreiging niet uitsluitend van de farao komt, maar ook van de goede partij, waar je Mozes graag in geplaatst wilt zien. Hij die aanvankelijk wonderlijk genoeg gespaard bleef voor de dood, beging nu zelf een moord. Blijkbaar zit die agressie in iedereen en kan die zomaar tevoorschijn komen. Dat moord niets oplost is een besef dat later zou kunnen ontstaan.

Laten we eens kijken hoe wijzelf met, weliswaar in milderere vormen dan die van moord en doodslag, omgaan met kwaad dat ons aangedaan wordt. Na een aanvankelijk logische weerstand tegen het onrecht, kunnen we kijken hoe we erop reageren. Is onrecht te overwinnen door er nog een schepje bovenop te doen? Of hebben we ook het gevoel ontwikkeld dat dit niets oplost, in tegendeel? Zijn we in staat om omgekeerd te reageren, dus kwaadheid niet met nieuwe boosheid te beantwoorden?

Het eerste begin ligt in observatie van onszelf. Zo was eens de spreuk van Bond zonder naam: Verbeter de wereld begin bij jezelf.  Matteüs heeft er al eerder over gesproken. Je overwint het kwade, door het omgekeerde te doen.

Zachte vormen zijn ontwapenend.

Pessimisten zullen denken. Het kwaad laat zich niet overwinnen, het hoort bij de mensen, terwijl elke positieve benadering, al is het maar in onze eigen leefkring, een bijdrage tot verbetering is. Wat klein is, kan groter worden, en zal uiteindelijk overwinnen, in de kracht van Christus die de dood overwonnen heeft.

Henriëtte Roland Holst, een Nederlandse dichteres zegt: De zachte krachten zullen winnen in het eind.
Misschien kunnen we daar naartoe werken.

Laten we bidden

Goede Vader,

uw leiding in onze levens is immens.
Enerzijds worden we behoed voor het kwade,
anderzijds worden we ermee geconfronteerd
en zitten die neigingen ook in onszelf
en in alle wereldbewoners.
Leer ons hoe we met het kwade in onszelf
en in anderen om moeten gaan.
Leer ons, naar het voorbeeld van Jezus, Uw Zoon
het kwade te beantwoorden
met de tegenpool van het kwaad, het goede,
zodat de kiem van het kwaad gedood wordt.
Wij vragen om de genade en de power
om het kwade om te keren naar het goede,
tot harmonieus leven met elkaar
als broeders en zusters.
Dit vragen wij U door Jezus, uw Zoon,
die daar ons grootste voorbeeld van heeft gegeven.
Amen!

Beste mensen, moge bij de ontmoeting met het kwaad, de liefde ons antwoord zijn.

Ricky Rieter

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.