dinsdag in week 18 door het jaar

Uit het boek Numeri 12, 1-13

Niet alleen het volk morde tegen Mozes maar ook zijn eigen broer en zuster. Ze hadden het eigenlijk tegen Mozes’ vrouw maar speelden dit uit tegen de profeet. God neemt zijn verdediging op zich en straft de belagers van zijn vertrouweling. Mozes spreekt echter bij God ten beste voor zijn zuster en broer.

Mirjam en Aäron maakten aanmerkingen op Mozes vanwege zijn huwelijk met een Nubische vrouw: ‘Hij is met een Nubische getrouwd!’ Ook zeiden ze: ‘Heeft de Heer soms uitsluitend bij monde van Mozes gesproken en niet ook bij monde van ons?’ De Heer hoorde dit. 
Nu was Mozes een zeer bescheiden man – niemand op de hele wereld was zo bescheiden als hij. Onmiddellijk gebood de Heer Mozes, Aäron en Mirjam: ‘Ga alle drie naar de ontmoetingstent.’ Dat deden ze. Toen daalde de Heer af in de wolkkolom, ging bij de ingang van de tent staan en riep Aäron en Mirjam. Nadat zij beiden naar voren waren gekomen, zei Hij: ‘Luister goed. Als er bij jullie een profeet van de Heer is, maak Ik mij in visioenen aan hem bekend en spreek Ik met hem in dromen. Maar met mijn dienaar Mozes, op wie Ik volledig kan vertrouwen, ga Ik anders om: met hem spreek Ik rechtstreeks, duidelijk, niet in raadsels, en hij aanschouwt mijn gestalte. Hoe durven jullie dan aanmerkingen op mijn dienaar Mozes te maken?’ De Heer ontstak in woede tegen hen en ging weg. 
Nauwelijks had de wolk de tent verlaten of Mirjam zat onder de uitslag, haar huid was wit als sneeuw. Toen Aäron zich naar Mirjam omdraaide en haar zo zag, zei hij tegen Mozes: ‘Ach mijn heer, reken ons de zonde die wij in onze dwaasheid begaan hebben niet aan. Laat Mirjam niet als een doodgeboren kind blijven, waarvan het lichaam al half vergaan is als het uit de moederschoot komt!’ 
Toen riep Mozes luid de Heer aan: ‘Ik smeek U, God, genees haar!’ 

Psalm 51, 3 + 4 + 5 + 6 + 7 + 12 + 13

Refr.: Schep, o God, een zuiver hart in mij.

Wees mij genadig, God, in uw trouw,
U bent vol erbarmen, wis mijn wandaden uit,
was mij schoon van alle schuld,
reinig mij van mijn zonden.

Ik ken mijn wandaden,
ik ben mij steeds van mijn zonden bewust,
tegen U, tegen U alleen heb ik gezondigd,
ik heb gedaan wat slecht is in uw ogen.

Laat uw uitspraak rechtvaardig zijn
en uw oordeel zuiver.
Ik was al schuldig toen ik werd geboren,
al zondig toen mijn moeder mij ontving.

Schep, o God, een zuiver hart in mij,
vernieuw mijn geest, maak mij standvastig,
verban mij niet uit uw nabijheid,
neem uw heilige Geest niet van mij weg.

Vers voor het evangelie (Joh 10, 27)

Alleluia.
Mijn schapen luisteren naar mijn stem,
Ik ken ze en zij volgen Mij. 
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Matteüs 14, 22-36

Niet alleen bij honger, maar ook bij angst in de storm, komt Jezus zijn leerlingen te hulp. Twijfel en geloof schudt hen dooreen. En zoals elders speelt Petrus een hoofdrol. Gered uit zijn kleingelovigheid, bekent hij: ‘U bent werkelijk Gods Zoon!’.

Meteen na de broodvermenigvuldiging gelastte Hij de leerlingen in de boot te stappen en alvast vooruit te gaan naar de overkant. Hij zou ook komen nadat Hij de mensen had weggestuurd. 
Toen Hij hen weggestuurd had, ging Hij de berg op om er in afzondering te bidden. De nacht viel, en Hij was daar helemaal alleen. 
De boot was intussen al vele stadiën van het vasteland verwijderd en werd, als gevolg van de tegenwind, door de golven geteisterd. 
Tegen het einde van de nacht kwam Hij naar hen toe, lopend over het water. Toen de leerlingen Hem op het water zagen lopen, raakten ze in paniek. Ze riepen: ‘Een geest!’ en schreeuwden het uit van angst. 
Meteen sprak Jezus hen aan: ‘Houd moed! Ik ben het, wees niet bang!’ 
Petrus antwoordde: ‘Heer, als U het bent, zeg me dan dat ik over het water naar U toe moet komen.’ 
Hij zei: ‘Kom!’
Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe. Maar toen hij voelde hoe sterk de wind was, werd hij bang. Hij begon te zinken en schreeuwde het uit: ‘Heer, red me!’ 
Meteen strekte Jezus zijn hand uit, Hij greep hem vast en zei: ‘Kleingelovige, waarom heb je getwijfeld?’ 
Toen ze in de boot stapten, ging de wind liggen. 
De leerlingen wierpen zich voor Hem neer en zeiden: ‘U bent werkelijk Gods Zoon!’
Toen ze overgestoken waren, gingen ze aan land bij Gennesaret. 
De mensen daar herkenden Hem en maakten zijn komst overal in de omgeving bekend, en men bracht allen die ziek waren bij Hem. Die smeekten Hem alleen maar de zoom van zijn mantel te mogen aanraken. En iedereen die dat deed werd genezen.

Van Woord naar leven

TREKKRACHT VAN MENSEN, EN AFZONDERING
Mt. 14,, 22-36

De lezing van vandaag volgt in de Bijbel op de broodvermenigvuldiging.
Jezus heeft er behoefte aan om alleen te zijn. Hij stuurt de leerlingen alvast vooruit om naar de overkant te varen. Zelf klimt Hij de berg op nadat Hij ook de mensenmassa heeft weggestuurd. Hij wil zich even losmaken van de menigte, maar ook van zijn naaste leerlingen.

Alleen is voor Hem nooit alleen. Het valt me op hoe vaak Jezus zich terugtrekt om te bidden. Zijn leven is eigenlijk, ook zonder dat Hij zich afzondert, al één gebed, maar toch heeft Hij er behoefte aan om regelmatig alleen met zijn Vader te zijn. Dit om als het ware het evenwicht te herstellen en zich telkens opnieuw zuiver af te stemmen op zijn roeping. Hoe graag Hij ook juist voor hen klaarstaat, Hij is tegelijkertijd, mens zoals wij.

Ook wij worden soms overdonderd door het werk, alle dingen die we ‘moeten’. In feite hebben wij, evenals Hij, af en toe een ‘time-out’ nodig. We nemen een dag verlof, of schakelen een dag in waarin we niets doen. Of een kleine vakantie. Toch kan dat net iets anders zijn als wat Jezus doet. We zoeken afleiding van ons gewone patroon.

Bij Jezus is het niet de afleiding die Hij zoekt, maar de toewending naar het wezenlijke, herbronning. Herbronning is een proces dat de diepte in gaat. Het proces dat rust geeft, de onrust voorbij. Het proces dat ons deugd doet, en dat onze vermoeidheid wegneemt.

Vanuit die verstilling en vereenvoudiging gaat Jezus in het evangeliestukje van vandaag weer naar de leerlingen als de nieuwe mens, aan aardse krachten ontheven. Jezus loopt over het water, iets ongekends. We hoeven het niet als een ‘wonder’ te zien, maar als een beeld van vernieuwing. In de stilte van het samenzijn met zijn Vader is er een nieuwe kracht ontwaakt.
Een kracht die niet zo gewoon is en niet meteen herkend kan worden. Misschien dat de trekkracht van het goddelijke hier sterk werkzaam is, tegenover de trekkracht van mensen. Mensen trokken aan Jezus, maar God trekt aan mensen door Jezus heen. Voorbij de angst. Hij nodigt ons uit, daar niet bang voor te zijn. Dan gaat de wind liggen, en kunnen we weer verder gaan, bevrijd van de angsten en bevrijd van het ‘teveel’ waar we vaak last van kunnen hebben.

Zouden we ons ook kunnen laten trekken naar die momenten van verstilling als we voelen dat we uit balans zijn, en niet alleen dan, maar zouden we ook zo’n momenten in kunnen bouwen in onze levens van alle dag?

Laten we bidden,

Goede God en Vader,
in Jezus zien we een voorbeeld
van rust na drukte,
van bezinning na een ‘teveel’
van rus als er onrust is.
Schenk ons momenten van rust
zodat er telkens nieuwe ruimte ontstaat
in leven dat ons soms opslorpt.
Wij willen u danken voor de gave van stilte
die altijd voorradig is, als we die zoeken,
naar het voorbeeld van Jezus, onze broeder.
Amen.

Beste mensen, we zitten in de levensboot, en we hoeven niet bang te zijn!
Ricky

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.