dinsdag in week 2 door het jaar

Uit de brief van Paulus aan de Hebreeën 6, 10-20

Wanneer men de hoop in het leven verliest verdwijnt heel vaak ook de levenszin. Voor christenen is God het anker van hun hoop. Zij mogen er vast op vertrouwen, want God doet zijn geloften gestand. Met deze zekerheid blijft het voor christenen altijd mogelijk zin te geven aan hun bestaan in dienst van God en medemens.

Broeders en zusters,
God is rechtvaardig: Hij vergeet niet wat u hebt gedaan, hoeveel liefde u aan zijn Naam hebt betoond door sinds jaar en dag steun te verlenen aan de heiligen. Het is onze vurige wens dat ieder van u tot het einde toe dezelfde ijver aan de dag blijft leggen, totdat alles waarop wij hopen verwezenlijkt zal zijn, en dat u niet vertraagt en achterblijft, maar in het spoor treedt van hen die dankzij hun standvastig geloof de beloofde erfenis ontvangen hebben. 
Toen God aan Abraham zijn belofte deed, kon Hij bij niemand zweren die hoger was dan Hijzelf, en dus zwoer Hij plechtig bij zichzelf: ‘Ik zal je rijkelijk zegenen en je talloze nakomelingen geven.’ En zo heeft Abraham, dankzij zijn standvastig vertrouwen, gekregen wat hem beloofd was. Mensen zweren altijd bij iemand die hoger is dan zijzelf, en met hun eed bekrachtigen ze de waarheid en beëindigen ze elke twist. Toen God de erfgenamen van de belofte ervan wilde doordringen hoe vast zijn voornemen was, stelde Hij zich op dezelfde manier met een eed garant. Zo heeft Hij ons met twee onherroepelijke daden krachtig moed willen inspreken – en dat God liegt is uitgesloten.
Het is onze toevlucht vast te houden aan de hoop op wat voor ons in het verschiet ligt. Die hoop is als een betrouwbaar en zeker anker voor onze ziel, en reikt tot voorbij het voorhangsel, waar Jezus als voorloper al is binnengegaan, ten behoeve van ons: Hij is hogepriester voor eeuwig, zoals Melchisedek.

Psalm 111, 1 + 2 + 4 + 5 + 9 + 10c

Refr.: Eeuwig gedenkt de Heer zijn verbond.

Ik wil de Heer loven met heel mijn hart
in de grote kring van oprechten.
Machtig zijn de werken van de Heer,
wie ze liefheeft, onderzoekt ze.

Hij stelde een gedenkdag in voor zijn wonderen,
genadig en liefdevol is de Heer.
Hij gaf voedsel aan wie Hem vrezen,
eeuwig gedenkt Hij zijn verbond.

Hij heeft zijn volk verlossing gebracht,
voor eeuwig zijn verbond ingesteld.
Heilig en ontzagwekkend is zijn Naam,
zijn roem houdt stand, voor altijd.

Vers voor het evangelie (Ps 119, 27)

Alleluia.
Leer mij, Heer,
de weg van uw regels begrijpen,
en ik zal uw wonderen overdenken.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Marcus 2, 23-28

De sabbat is gemaakt om de mens en niet de mens om de sabbat. Dat is één van Jezus’ grondhoudingen tegenover voorschriften, wetten, vrijheid en gezag. Hem was het te doen om de mens. Jezus koos partij voor barmhartigheid. Hij geneest de zieken die men Hem brengt. Hij verontschuldigt zijn leerlingen als zij honger hebben. Want de wet is er voor de mens, en niet de mens voor de wet.

Toen Jezus op sabbat eens door de korenvelden liep, begonnen zijn leerlingen onderweg aren te plukken. 
‘Kijk eens!’ zeiden de farizeeën tegen Hem. ‘Waarom doen ze iets dat op sabbat niet mag?’ 
Maar Hij antwoordde: ‘Hebt u dan nooit gelezen wat David deed toen hij en zijn metgezellen gebrek leden en honger hadden? Hij ging het huis van God binnen – Abjatar was toen hogepriester – en at van de toonbroden, waarvan alleen de priesters mogen eten. En hij gaf ze ook aan zijn mannen te eten.’ 
En Hij voegde eraan toe: ‘De sabbat is er voor de mens, en niet de mens voor de sabbat; en dus is de Mensenzoon ook heer over de sabbat.’

Van Woord naar leven

De sabbat is er voor de mens, en niet de mens voor de sabbat.

Beste lezers,
deze uitspraak van Jezus geeft wel op een overtuigende manier weer dat Jezus boven de wet staat. Van Jezus verwacht je niet dat Hij de wet niet zou kennen. Hij, als Jood, kende die uitstekend, had ook eerbied voor de wet, en voor de naleving, maar Hij kende beter dan de farizeeën de betrekkelijkheid ervan. De wet was geen doel op zich, maar gegeven als hulpmiddel. Jezus zat er niet aan vastgeklonken zoals de farizeeën die niet verder keken dan de grens van de letters.

Dit stukje evangelie heeft me altijd geboeid. Het is een sterk verhaal. Jezus die zo ruimdenkend blijkt te zijn dat hij de leerlingen hun gang laat gaan bij het plukken van de aren (om op de korrels te knabbelen?) Het betreft hier in de ogen van de farizeeën – zo vermoed ik – het verbod om op sabbat te ‘werken’. Aren plukken, is natuurlijk geen werk. In elk geval is het geen kwestie van de oogst binnenhalen. Jezus, de kenner van de Schriften, heeft, toen de farizeeën de leerlingen betrapten, meteen een antwoord klaar en haalt het feit aan dat David en zijn hongerige makkers de toonbroden in de tempel gegeten hebben waarvan, volgens de wet alleen de hogepriester mocht eten.

Vanzelf moet ik terugdenken aan de tijd toen ik kind was. Mijn ouders hadden een boerderij. Afhankelijk van het weer rond oogsttijd, kon het een heel enkele keer nodig zijn om op zondag het hooi binnen te halen omdat er regen voorspeld was. Eigenlijk mocht er op zondag niet gewerkt worden. Ik ving het gesprek op over het feit of ze nog tot maandag konden wachten of niet. Dat was een serieus gesprek, waar geen enkel woord uit de Bijbel aan te pas kwam, maar waar ik wel in hoorde dat ‘het’ eigenlijk niet mocht. Van wie het niet mocht, vroeg ik me af, maar daar werd niet over gepraat. Wat er bij mij bleef hangen is de eerbied rond het beslissen over ja of nee.

Wat de sabbat is voor de joden, werd in het christendom de zondag, met blijkbaar in de denkwijze, minstens de nawerkingen van de wetten in het jodendom. Of mijn ouders zich van de oorsprong van het verbod bewust waren? Ik denk van niet.

Hoe gaan wijzelf met regels om? Bijvoorbeeld rond de rust op zondag, bij de joden de zaterdag, de sabbat. In Genesis lezen we dat God de zevende dag rustte van al zijn scheppingswerk. Dat is een zinvolle beeldspraak. Gunnen we ons, – niet alleen op zondag, – de rust en de tijd om te relaxen en, al is het maar kort, ruimte te maken voor verstilling? Durven we de stilte nog aan om vervolgens te voelen wat ons diepste verlangen is? Wat zou de oorzaak ervan zijn dat we er niet altijd voldoende aan toekomen? Tijd vrijmaken voor onze innerlijke weg is geen verloren tijd!

Laten wij bidden …

Heer van de tijd,
geef ons de moed om te ontdekken waar het in het leven om gaat, moed om stil te staan bij wat wezenlijk is, moed om te erkennen dat we het leven hebben ontvangen om dit uiteindelijk gezuiverd aan U terug te geven!
Dit vragen wij U in gemeenschap met Jezus Christus die ons voorging in gebed en die, ondanks het beroep dat mensen op Hem deden, zich vaak terugtrok in de bergen om te bidden.
Amen.

Voor vandaag wens ik ieder die dit leest momenten van rust toe, dit ondanks de onrust die er, zoals het leven soms kan zijn, tegelijkertijd in ons kan rondwaren.

Ricky Rieter

 

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.