dinsdag in week 31 door het jaar

Uit de brief van Paulus aan de christenen van Rome 12, 5-16a

Samen in Christus één lichaam.

Broeders en zusters,
we zijn samen één lichaam in Christus en we zijn, ieder apart, elkaars lichaamsdelen.
We hebben verschillende gaven, onderscheiden naar de genade die ons geschonken is.
Wie de gave heeft te profeteren, moet die in overeenstemming met het geloof gebruiken.
Wie de gave heeft bijstand te verlenen, moet bijstand verlenen.
Wie de gave heeft te onderwijzen, moet onderwijzen.
Wie de gave heeft te troosten, moet troosten.
Wie uitdeelt, moet dat zonder bijbedoeling doen.
Wie leiding geeft, moet dat doen met volle inzet.
Wie barmhartig is, moet daarin blijmoedig zijn.
Laat uw liefde oprecht zijn. Verafschuw het kwaad en wees het goede toegedaan.
Heb elkaar lief met de innige liefde van broeders en zusters en acht de ander hoger dan uzelf.
Laat uw enthousiasme niet bekoelen, maar laat u aanvuren door de Geest en dien de Heer.
Wees verheugd door de hoop die u hebt, wees standvastig wanneer u tegenspoed ondervindt, en bid onophoudelijk.
Bekommer u om de noden van de heiligen en wees gastvrij.
Zegen uw vervolgers; zegen hen, vervloek hen niet.
Wees blij met wie zich verblijdt, heb verdriet met wie verdriet heeft.
Wees eensgezind; wees niet hoogmoedig, maar zet uzelf aan tot nederigheid.

Psalm 131

Refr.: Bij U, Heer, ben ik veilig; bescherm mij in uw vrede.

Heer, niet trots is mijn hart,
niet hoogmoedig mijn blik,
ik zoek niet wat te groot is
voor mij en te hoog gegrepen.

Nee, ik ben stil geworden,
ik heb mijn ziel tot rust gebracht.
Als een kind, de borst ontwend,
stil op de arm van zijn moeder,
zo is mijn ziel in mij.

Israël, hoop op de Heer,
van nu tot in eeuwigheid.

Vers voor het evangelie (Joh 8, 12)

Alleluia.
Ik ben het licht voor de wereld.
Wie Mij volgt loopt nooit meer in de duisternis,
maar heeft licht dat leven geeft.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Lucas 14, 15-24

We zijn allemaal uitgenodigd tot het gastmaal van de Heer. Doch velen van ons zijn kunstenaars in het uitstellen door welke excuses ook. De eenvoud van het onmiddellijk ‘ja’ zou ons dadelijk binnenleiden in het feest van het Rijk Gods.

Een van de tafelgenoten sprak tot Jezus: ‘Gelukkig al wie zal deelnemen aan de maaltijd in het koninkrijk van God!’
Daarop zei Jezus:
‘Iemand wilde een groot feestmaal geven en nodigde tal van gasten uit. Toen de dag van het feestmaal gekomen was, stuurde hij zijn dienaar naar de genodigden om tegen hen te zeggen: “Kom, want alles staat klaar.” Maar een voor een begonnen ze zich te verontschuldigen. De eerste zei: “Ik heb net een akker gekocht, die ik beslist moet gaan bekijken. Neemt u mij niet kwalijk, ik kan niet komen.” En een ander zei: “Ik heb vijf span ossen gekocht en ik ga ze keuren. Neemt u mij niet kwalijk, ik kan niet komen.” Weer een ander zei: “Ik ben pas getrouwd en daarom kan ik niet komen.”
Toen de dienaar teruggekomen was, bracht hij zijn heer verslag uit. De heer des huizes ontstak in woede en zei tegen zijn dienaar: “Ga vlug de stad in en breng uit de straten en stegen de armen en kreupelen en blinden en verlamden hierheen.”
Toen de dienaar hem kwam melden: “Heer, wat u hebt opgedragen is gebeurd, en nog is er plaats,” zei de heer tegen hem: “Ga naar de wegen en de akkers buiten de stad en haal iedereen binnen, want mijn huis moet vol. Ik zeg jullie: niemand van de genodigden zal van mijn feestmaal proeven.”’

Van Woord naar leven

IN DIENST VAN HET GEHEEL

Bij onderstaande overweging heb ik me laten inspireren door Vincenzo Paglia, voorzitter van de Pauselijke Academie voor het Leven en spiritueel raadgever van de Gemeenschap van Sant’Egidio.

In een lichaam is de verscheidenheid van de ledematen niet in strijd met de eenheid en het goede functioneren van dat lichaam; integendeel, ze staat er ten dienste van. Zo verrijkt de Heer de Kerk en elke christelijke gemeenschap met een veelheid van gaven en charisma’s, opdat allen kunnen bijdragen aan de groei van de liefde en het getuigenis van het evangelie. Ieder is met de anderen verbonden door de band van de liefde, maar de Heer geeft een specifieke taak in die gemeenschappelijke dienst.

Natuurlijk behoudt ieder zijn of haar identiteit. Die schaft de Geest niet af, maar Hij brengt ze in harmonie in een nieuwe gemeenschap, die juist deze verschillende identiteiten tot één lichaam maakt. De christelijke gemeenschap bestaat dus niet uit de gezindheid van individuen of uit de homogeniteit van de leden, maar uit de liefde van God, die van velen één geheel maakt en van de verscheidenheid één gemeenschap.

Mogen wij als Kerk die bedding zijn waar ieder zijn of haar gaven ten diepste kan ontdekken om ze ten dienste te stellen van het grotere geheel.

Laten we bidden

Heer Jezus,
mogen wij als kerkgemeenschap
de heilige Geest alle ruimte geven
opdat ieder met zijn specifieke gave
kleur en volheid mag geven
aan het grote geheel.
Om deze genade bidden wij U,
in uw naam.
Amen.

Mogen wij als Kerk een warme haard zijn in onze samenleving.
Een mooie dinsdag voor ieder van u.
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.