dinsdag in week 33 door het jaar

Uit het tweede boek Makkabeeën 6, 18-31

Eleazar, de grijsaard, wilde liever trouw zijn aan God dan te ontkomen aan de folteringen van mensen. In het teken van deze onverwoestbare trouw wordt zijn dood een voorbeeld voor jong en oud, een voorbeeld van edele gezindheid en onvergetelijke deugd.

Eleazar, een van de belangrijkste schriftgeleerden, een man van hoge leeftijd met een voornaam uiterlijk, kreeg met geweld varkensvlees in zijn mond gestopt. Hij spuwde het uit, zoals iedereen zou moeten doen die consequent weigert voedsel te eten waarvan men zelfs niet mag nemen wanneer zijn leven op het spel staat. Hij verkoos een eervolle dood boven een onrein leven en ging vrijwillig naar de pijnbank. De mannen die toezicht hielden bij deze wetteloze offermaaltijden, kenden hem nog van vroeger. Daarom namen ze hem apart en raadden hem in vertrouwen aan om thuis bereid vlees te halen dat hij wel mocht eten, en dan net te doen alsof hij het door de koning verordende offervlees at. Als hij dat deed, zou hij gevrijwaard zijn van de doodstraf en vanwege zijn oude vriendschap met hen lankmoedig behandeld worden. 
Maar Eleazar nam een nobel besluit, passend bij zijn leeftijd, de hoge ouderdom die hij bereikt had en zijn eerbiedwaardige grijze haren, en geheel in de lijn van zijn van jongs af aan onberispelijke gedrag, en vooral ook in overeenstemming met de heilige, goddelijke wetgeving. Hij verklaarde dat men hem maar meteen naar het dodenrijk moest sturen en zei: ‘Het zou mijn leeftijd onwaardig zijn wanneer ik huichelde en bij de jongeren de veronderstelling zou wekken dat ik op mijn negentigste jaar nog een heidense levensstijl had overgenomen. Daarmee zou ik hen, omwille van het kleine beetje leven dat mij nog te wachten staat, op een dwaalspoor brengen en zelf een onreine smet op mijn ouderdom werpen. Zelfs als ik voor het moment mijn menselijke straf zou ontlopen, zou ik nooit aan de greep van de Almachtige ontkomen, noch bij mijn leven, noch bij mijn dood. Maar door nu met opgeheven hoofd het leven te verlaten, zal ik me mijn ouderdom waardig betonen en de jongeren het edele voorbeeld stellen dat men omwille van de eerbiedwaardige, heilige voorschriften bereid moet zijn onverschrokken een nobele dood te sterven.’
Meteen na deze woorden ging Eleazar naar de pijnbank. Degenen die hem even tevoren nog zo welwillend tegemoet waren getreden, behandelden hem nu vijandig, omdat ze het waanzin vonden wat hij had gezegd. 
Vlak voor hij onder de slagen bezweek, verzuchtte hij: ‘De Heer, die beschikt over heilig inzicht, weet dat ik, die de doodstraf had kunnen ontlopen, nu weliswaar zo gegeseld word dat mijn lichaam ondraaglijke pijnen lijdt, maar dat mijn geest dit alles uit ontzag voor Hem blijmoedig ondergaat.’ 
Zo stierf hij, en zijn dood was niet alleen voor de jongeren, maar voor bijna iedereen van ons volk een onvergetelijk voorbeeld van edelmoedigheid en deugd.


Psalm 3, 2-7

Refr.: De Heer staat mij bij.

Heer, hoe talrijk zijn mijn belagers,
velen vallen mij aan,
velen zeggen van mij:
‘God zal hem niet redden.’

U, Heer, bent een schild om mij heen,
U bent mijn eer, U houdt mij staande.
Roep ik tot de Heer om hulp,
Hij antwoordt mij vanaf zijn heilige berg.

Ik ga liggen, val in slaap
en word wakker – de Heer beschermt mij.
Ik vrees de tienduizenden niet
die mij aan alle kanten omringen.


Alleluia. (2 Tess 2, 14)
God heeft u geroepen door het evangelie,
waardoor u zult delen
in de luister van onze Heer Jezus Christus. 
Alleluia.



Uit het evangelie volgens Lucas 19, 1-10

Jezus is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren is.

Jezus ging Jericho in en trok door de stad. Er was daar een man die Zacheüs heette. Deze Zacheüs was hoofdtollenaar, en hij was erg rijk. Hij wilde Jezus zien, om te weten te komen wat voor iemand het was, maar dat lukte hem niet vanwege de menigte, want hij was klein van stuk. Daarom liep hij snel vooruit en klom in een vijgenboom om Jezus te kunnen zien wanneer Hij voorbijkwam. 
Toen Jezus daarlangs kwam, keek Hij naar boven en zei: ‘Zacheüs, kom vlug naar beneden, want vandaag moet Ik in uw huis verblijven.’ 
Zacheüs kwam meteen naar beneden en ontving Jezus vol vreugde bij zich thuis. 
Allen die dit zagen, zeiden morrend tegen elkaar: ‘Hij is het huis van een zondig mens binnengegaan om onderdak te vinden voor de nacht.’ 
Maar Zacheüs was gaan staan en zei tegen de Heer: ‘Luister, Heer, de helft van mijn bezittingen zal ik aan de armen geven, en als ik iemand iets heb afgeperst, zal ik het viervoudig vergoeden.’ 
Jezus antwoordde: ‘Vandaag is dit huis redding ten deel gevallen, want ook deze man is een zoon van Abraham. De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was.’

Van Woord naar leven

Zacheüs was een tollenaar; geen gewone maar dé hoofdtollenaar. En we weten dat de tollenaars in die tijd niet altijd even rechtdoorzee waren, verre van dat. Ze troggelden maar al te graag de gewone man en vrouw in de straat af.

Zacheüs was klein van gestalte, en hij moest die Jezus toch een keer zien, hij had er al zoveel over gehoord. Dus hij klom in een boom langs de kant van de weg om wat van op afstand, een beetje vanuit de hoogte, naar die Jezus te kijken die ging langskomen.

En dan… die blik van Jezus naar de kruin van de boom, gericht naar Zacheüs. Wat een warmte, wat een liefde moet in die blik gezeten hebben. Om nog niet te spreken van Jezus’ woorden: ‘Zacheüs, kom vlug naar beneden, want vandaag moet Ik in uw huis verblijven.’  Wat moeten deze woorden Zacheüs diep geraakt hebben. Want, zo lezen we: Zacheüs kwam meteen naar beneden en ontving Jezus vol vreugde bij zich thuis. 

Wat voor een vreugde moet dat geweest zijn? Wel, het is de vreugde van het zich aangeraakt weten door Gods barmhartigheid. Hij, die goed wist dat hij zondaar was in de ogen van God, werd plots aangeraakt door God zelf doorheen de blik en de woorden van Jezus. Het moet een gevoel geweest zijn van thuiskomen in datgene dat hij zolang diep vanbinnen gemist heeft, namelijk God.

Wie ooit heeft ervaren werkelijk aangeraakt geweest te zijn door God, weet zich ten diepste thuis gekomen. Dat, ja dàt, moet heel diep vanbinnen een zeer intieme vreugde geven. Geen oppervlakkig alleluia, geen luide kreten van blijdschap, nee eerder een stille innige diepe vreugde, een vrede die haar wortels vindt in het zich openomen weten door God. Zalige vreugde.

Wij allen zijn een stukje Zacheüs. We zijn dan misschien geen tollenaars, toch dragen we allemaal wat duisternis in ons. Naast onze ja-woorden vechten we ook met nee-woorden: onze liefde is dikwijls lauw, onze vriendelijkheid ver te zoeken, de roddel heeft ons soms te pakken, we doen dingen die eigenlijk niet goed zijn,… zo is het gewoon.
Weet, geliefde mensen, dat Jezus dagelijks langskomt langs het pad van je leven. Ik zou zeggen: kruip in de boom, verlang naar Jezus, naar zijn Woord, zijn blik, zijn aanraking. Hij zal zich tot u wenden, je aankijken, je aanspreken. Hij zal je diepste duisternis aanraken met Gods barmhartigheid. Hij zal ook tegen u die prachtige woorden zeggen: ‘Jos, Lisa, Frans, Clara, Marie, Emma, Kris,… vandaag wil Ik in uw huis verblijven.’ Dat wil zeggen: Jezus wil diep in je ziel te gast zijn. Hij wil u in zich opnemen en al je duisternis omvormen naar Gods licht.

Ja, Jezus is gekomen, en komt, om te zoeken wat verloren was en is, wat vervreemd is geraakt van de liefde, van God. En dàt wil Hij komen genezen, ombuigen, transformeren.

Kom, laat ons vandaag in de boom klimmen. Kijk uit naar Hem die komen gaat. Verlang naar Hem, dorst naar Hem. Hij verlangt naar u, dorst naar u. Neem zijn blik in je op, ontvang zijn woorden, laat Hem je gast zijn. Laat dit je diepste vreugde zijn vandaag.

En ja hoor… moge dit de aanzet zijn om gekeerd naar Hem, in Hem en met Hem, steeds weer opnieuw te groeien in Gods liefde.

Wat een feest !

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Goede God,
in Christus klopt Gij ook aan de deur van ons hart, en wacht. Gij wacht tot wij opendoen, om binnen te treden en maaltijd met ons te houden. Maak ons nederig en klein, ontvankelijk en bereid voor U. Enkel Gij kunt al wat duister is omkeren naar uw licht; Gij die in Christus de wereld bezoekt om te komen zoeken en te redden wat verloren is.
In Christus, onze Broeder en Heer.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.