dinsdag in week 5 door het jaar

Uit het eerste boek Koningen 8, 22-23 + 27-30

Salomo heeft zijn tempel voor de Heer nu klaar. Hier horen wij een eerste gebed. Maar het valt op hoe Salomo dit gebed richt tot God die in de hemel is. De tempel fungeert hier als plaats om de mens te helpen bij zijn persoonlijk contact met God.

Salomo wendde zich naar het altaar van de Heer, ten aanschouwen van de verzamelde Israëlieten, hief zijn handen ten hemel en zei: ‘Heer, God van Israël, er is geen god zoals U, noch boven in de hemel, noch beneden op de aarde. U houdt u aan het verbond en blijft trouw aan uw dienaren die U met heel hun hart toegewijd zijn. Zou God werkelijk op aarde kunnen wonen? Zelfs de hoogste hemel kan U niet bevatten, laat staan dit huis, dat ik voor U heb gebouwd. HEER, mijn God, hoor het smeekgebed van uw dienaar aan en luister naar de verzuchtingen die ik vandaag tot U richt. Wees dag en nacht opmerkzaam op wat er gebeurt in deze tempel, de plaats waarvan U zelf hebt gezegd dat daar uw naam zal wonen, en verhoor het gebed dat ik naar deze tempel richt. Luister naar de smeekbeden die uw dienaar en uw volk Israël naar deze tempel richten, luister naar ons vanuit de hemel, uw woonplaats, luister en schenk ons vergeving.’


Psalm 84, 3 + 4 + 5 + 10 + 11

Refr.: Hoe lief is mij uw woning, Heer God der hemelmachten!

Van verlangen smacht mijn ziel
naar de voorhoven van de Heer.
Mijn hart en mijn lijf roepen
om de levende God.

Zelfs de mus vindt een huis
en de zwaluw een nest
waarin ze haar jongen neerlegt,
bij uw altaren, Heer van de hemelse machten,
mijn koning en mijn God.

Gelukkig wie wonen in uw huis,
gedurig mogen zij U loven.
God, ons schild, zie naar ons om,
sla goedgunstig het oog op uw gezalfde.

Beter één dag in uw voorhoven
dan duizend dagen daarbuiten,
liever op de drempel van Gods huis
dan wonen in de tenten der goddelozen.


Alleluia. (cfr Lc. 8, 15)
Zalig zij die het Woord van de Heer
met een goed en edel hart aanhoren,
het koesteren en door standvastigheid
vrucht laten dragen.
Alleluia.



Uit het evangelie volgens Marcus 7, 1-13

Jezus’ houding tegenover wetten, voorschriften, gezag en vrijheid, werd sterk gekenmerkt door de nadruk die Hij legde op de waarde van de innerlijkheid, de overtuiging. Jezus waarschuwt de Farizeeën van alle tijden tegen schijnheiligheid en tegenover een overdreven wettelijkheid.

Enkele farizeeën en schriftgeleerden die uit Jeruzalem waren gekomen, hielden zich in de nabijheid van Jezus op. 
Toen ze zagen dat sommige leerlingen brood aten met onreine handen, dat wil zeggen, met ongewassen handen (de farizeeën en alle andere Joden eten namelijk pas als ze hun handen gewassen hebben, omdat ze zich aan de traditie van hun voorouders houden, en als ze van de markt komen, eten ze pas als ze zich helemaal gewassen hebben, en er zijn nog allerlei andere tradities waaraan ze zich houden, zoals het schoonmaken van bekers, kruiken, ketels en bedden), toen vroegen de farizeeën en de schriftgeleerden Hem: ‘Waarom houden uw leerlingen zich niet aan de tradities van onze voorouders en eten ze hun brood met onreine handen?’ 
Maar Hij antwoordde: ‘Hoe treffend is de profetie die Jesaja heeft uitgesproken over huichelaars als u! Er staat immers geschreven: “Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij; tevergeefs vereren ze Mij, want wat ze onderwijzen zijn voorschriften van mensen.” De geboden van God geeft u op, maar aan tradities van mensen houdt u vast.’ 
En Hij vervolgde: ‘Mooi is dat, hoe u Gods geboden ongeldig maakt om uw eigen tradities te kunnen onderhouden! Heeft Mozes niet gezegd: “Toon eerbied voor uw vader en uw moeder”, en ook: “Wie zijn vader of moeder vervloekt, moet ter dood gebracht worden”? Maar u leert dat iemand tegen zijn vader of moeder mag zeggen: “Alles wat van mij is en voor u van nut had kunnen zijn is korban,”’ (wat ‘offergave’ betekent) ‘waarmee u hem niet toestaat nog iets voor zijn vader of moeder te doen, en zo ontkracht u het woord van God door de tradities die u doorgeeft; en u doet nog veel meer van dit soort dingen.’ 

Van Woord naar leven

Jezus sprak tot de schriftgeleerden en Farizeeën: ‘Hoe treffend is de profetie die Jesaja heeft uitgesproken over huichelaars als u! Er staat immers geschreven: “Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij”‘

Bidden is buiten- én binnenkant. De binnenkant doet ons God ontmoeten. De buitenkant geeft vanuit de binnenkant leven aan Kerk en wereld. Maar wie enkel de buitenkant dient, zal de diepere ontmoeting met God ontlopen. Hij zal eerder zichzelf ontmoeten en wel als inpakpapier zonder geschenk voor de Ander.

Laat ons God ontmoeten met het hart, in de Geest, vanuit Christus’ inwoning, gemeend en zuiver. En laten we vanuit dit gebeuren de deuren van ons hart wijd open zetten voor de wereld, haar welkom hetend alsof God zelf door al die mensen en dingen naar ons toekomt. Laat ons op deze wijze broederschap vormen met alles en allen; van binnen naar buiten.

Moge onze basishouding altijd zijn: elke mens (gelovig, anders gelovig, of ongelovig) is een kind van God en vraagt uit zichzelf bemind te worden. Als christenen zijn we geroepen ieder te beminnen, zonder onderscheid, vanuit God. Net zoals Hij vanuit Zichzelf, in Christus, ieder mensenkind bemint.

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Vader,
schenk ons de gave van het innerlijk gebed, waarin wij in de liefde van uw Geest Christus ten diepste mogen ontmoeten. Trek ons – in Hem –  en doe ons tafelen aan uw Drie-ene Liefde, als een gebed zonder ophouden, U belichamend naar allen en alles.
Door Christus, onze Broeder en Heer.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.