donderdag in de paasweek

Uit de Handelingen van de Apostelen 3, 11-26

Bekering als evangelische oproep is een uitnodiging aan de mens om te geloven, om op zijn beurt te verrijzen, zichzelf nieuw te maken in Jezus. Bekering is een ontmoeting met de Christus van Pasen.

In die dagen, toen de lamme die genezen was zich aan Petrus en Johannes vastklamte, liep het volk verbaasd rond hen te hoop in de zuilengang van Salomo.
Toen Petrus dat zag, richtte hij het woord tot het volk:
‘Israëlieten, waarom bent u zo verbaasd en waarom staart u ons aan alsof het aan onze eigen kracht of vroomheid te danken is dat deze man weer kan lopen? Dit kon gebeuren omdat de God van Abraham, Isaak en Jakob, de God van onze voorouders, aan Jezus, zijn dienaar, de hoogste eer heeft bewezen. Het is deze Jezus die door u is uitgeleverd en verstoten, ook toen Pilatus bereid was Hem vrij te laten. U hebt de heilige en rechtvaardige verstoten en geëist dat aan een moordenaar gratie verleend zou worden. Hem die ons naar het leven leidt hebt u gedood, maar God heeft Hem uit de dood doen opstaan, en daarvan getuigen wij. Het komt door zijn naam en door het geloof in zijn naam dat deze man, die u hier voor u ziet en die u kent, kan lopen; het geloof dat Jezus schenkt, heeft hem in aanwezigheid van u allen gezond gemaakt. 
Volksgenoten, ik weet dat u uit onwetendheid hebt gehandeld, evenals uw leiders. Zo heeft God echter in vervulling doen gaan wat Hij bij monde van alle profeten had aangekondigd: dat zijn messias zou lijden. Kom tot inkeer, keer terug naar God om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de Heer een tijd van rust doen aanbreken en zal Hij de messias zenden die Hij voor u bestemd heeft. Dat is Jezus, die in de hemel moest worden opgenomen tot de tijd aanbreekt waarover God van oudsher bij monde van zijn heilige profeten heeft gesproken en waarin alles zal worden hersteld. Mozes heeft al gezegd: “De Heer, uw God, zal in uw midden een profeet zoals ik laten opstaan; luister naar Hem en naar alles wat Hij u zal zeggen. Wie niet naar deze profeet luistert, zal uit het volk gestoten worden.” Samuel en alle profeten na hem hebben deze tijd aangekondigd. U bent de erfgenamen van deze profeten, en van het verbond dat God met uw voorouders heeft gesloten toen Hij tegen Abraham zei: “In jouw nageslacht zullen alle volken op aarde gezegend worden.” 
God heeft zijn dienaar allereerst voor u laten opstaan en Hem naar u gezonden om ieder van u die zich afkeert van zijn slechte daden te zegenen.’

Psalm 8, 2a + 5 + 6 + 7 + 8 + 9

Refr.: Heer, hoe machtig is uw Naam op aarde.

Heer, onze Heer,
hoe machtig is uw Naam op aarde.
Wat is de sterveling dat U aan hem denkt,
het mensenkind dat U naar hem omziet?

U hebt hem bijna een god gemaakt,
hem gekroond met glans en glorie,
hem toevertrouwd het werk van uw handen
en alles aan zijn voeten gelegd.

Schapen, geiten, al het vee,
en ook de dieren van het veld,
de vogels aan de hemel, de vissen in de zee
en alles wat trekt over de wegen der zeeën.


Vers voor het evangelie (Ps. 118, 24)

Alleluia.
Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt,
laten wij juichen en ons verheugen.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Lucas 24, 35-48

Het is niet zo vanzelfsprekend het feit van de verrijzenis zonder meer te aanvaarden. Zelfs de leerlingen twijfelen. Jezus moet hen duidelijk maken dat Hij het inderdaad is. Het zich toevertrouwen aan eenvoudig en echt geloof, vervult de mens echter met vreugde, het brengt een rustige zekerheid. Geloven is niet zozeer een intellectueel aanvaarden dan wel een zich geven aan Jezus. Ten volle geloven is dan, dit geloof ook door heel zijn levenswijze waarmaken.

De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe Hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood.
Terwijl ze nog aan het vertellen waren, kwam Jezus zelf in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij met jullie.’ 
Verbijsterd en door angst overmand, meenden ze een geest te zien. Maar Hij zei tegen hen: ‘Waarom zijn jullie zo ontzet en waarom zijn jullie ten prooi aan twijfel? Kijk naar mijn handen en voeten, Ik ben het zelf! Raak Me aan en kijk goed, want een geest heeft geen vlees en beenderen zoals jullie zien dat Ik heb.’ 
Daarna toonde Hij hun zijn handen en zijn voeten. 
Omdat ze het van vreugde nog niet konden geloven en stomverbaasd waren, vroeg Hij hun: ‘Hebben jullie hier iets te eten?’ 
Ze gaven Hem een stuk geroosterde vis. Hij nam het aan en at het voor hun ogen op. 
Hij zei tegen hen: ‘Toen Ik nog bij jullie was, heb Ik tegen jullie gezegd dat alles wat in de Wet van Mozes, bij de Profeten en in de Psalmen over Mij geschreven staat in vervulling moest gaan.’ 
Daarop maakte Hij hun verstand ontvankelijk voor het begrijpen van de Schriften. 
Hij zei tegen hen: ‘Er staat geschreven dat de messias zal lijden en sterven, maar dat Hij op de derde dag zal opstaan uit de dood, en dat in zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden om tot inkeer te komen, opdat hun zonden worden vergeven. Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen, te beginnen in Jeruzalem.’

Van Woord naar leven

Terwijl ze nog aan het vertellen waren, kwam Jezus zelf in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij met jullie.’ 

Het gesprek dat de leerlingen met elkaar voerden was geen gewone babbel over koetjes en kafjes. Het ging over het feit dat ze Jezus herkend hadden op hun weg naar Emmaüs, en wel bij het breken van het brood. Dus die verrijzenis waarover Hij zich regelmatig uitliet… ja, daar was dus toch iets van waar. Maar wat nu? Gaat Hij zich nog tonen? En zo ja, hoe dan? En aan wie? En hoelang? En wat moesten ze daarmee? Je kan je het gesprek voorstellen. Naast een zekere vreugde van ‘het moet dan toch waar zijn’ zullen er ook de vragen geweest zijn. Levendige gesprekken moeten het geweest zijn; alleszins.

Midden in dat gesprek kwam de Heer bij hen staan; ‘in hun midden’, zo staat er. Mooi toch. Jezus kwam zich in hoogst eigen persoon bemoeien. Als bevestiging. Als antwoord op hun vragen. Ik kan me voorstellen dat hun mond wijd openviel van verbazing toen Hij daar ineens ‘stond’. Wat moet er in hen zijn omgegaan bij deze ‘verschijning’?

En dan die mooie woorden van de Heer: ‘Vrede zij met jullie’. Dezelfde woorden die de priester telkens weer opnieuw uitspreekt naar het volk toe nadat het brood en de wijn is geconsacreerd tot het Lichaam en Bloed van Christus. De priester zegt die woorden dan ook in naam van de Heer. Later, tegen het einde van de viering, volgt dan de zending. Zo zal het ook bij de leerlingen gaan. Eerst krijgen zij de vrede toegewenst, om daarna uitgezonden te worden.

Deze volgorde is niet onbelangrijk. Want hoe zouden wij onze zending op een goede en vruchtbare manier kunnen volbrengen zonder de vrede van de Heer in ons te dragen? Gods vrede in je dragen is een voorwaarde om er zelf uitdrager van te zijn. Wat je niet draagt, kun je niet uitdragen. Meer zelfs: Gods vrede zal borg staan om op een goede wijze je zending te kunnen volbrengen.

Wanneer het fout loopt (door bijvoorbeeld de zending je toe te eigenen, of door alle mildheid te verliezen) ligt dat gewoonlijk aan het feit dat je Gods vrede op een of andere manier kwijt bent geraakt. Je neemt dan het heft in eigen handen, met alle gevolgen van dien.

Gods vrede, ons gegeven door Christus zelf, zou steeds aanwezig moeten zijn als een bedding waaruit al het andere tot beweging komt.

Dus: sla met regelmaat je innerlijke blik naar omhoog, en zie ‘in gedachten’, maar tevens reëel, de Heer voor je staan, zich richtend tot u met de woorden: ‘Vrede zij met u’. Om vanuit deze blik te bidden, te zingen, te handelen, te praten, …
Dan zit het goed.

Laat ons bidden …

Vader,
wij danken U om uw Pasen,
om uw Vrede die U in Christus geeft.
Moge ons hart geopend zijn voor deze vrede,
als een welkom zonder ophouden.
Opdat wij vanuit Christus
mogen bidden en zingen,
werken en leven.
In zijn naam.
Amen.

Moge de Heer ons allen zegenen met zijn paasvrede,
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.