donderdag in het kerstoctaaf

Uit de eerste brief van Johannes 2, 3-11

Niemand kan zeggen dat hij in God gelooft en van God houdt, als hij Gods geboden niet onderhoudt. Het eerste en voornaamste gebod is de liefde. Het is een oud gebod, en toch ook nieuw in zoverre Jezus het radicaal stelt als voorwaarde en als kenmerk van zijn navolging.

Vrienden,
dat wij God kennen weten we doordat we ons aan zijn geboden houden. Wie zegt: ‘Ik ken Hem,’ maar zich niet aan zijn geboden houdt, is een leugenaar; de waarheid is niet in hem. In ieder die zich aan Gods woord houdt, is zijn liefde werkelijk tot volmaaktheid gekomen; hierdoor weten we dat we in Hem zijn. Wie zegt in Hem te blijven, behoort in de voetsporen van Jezus te treden. 
Geliefde broeders en zusters, ik houd u in deze brief geen nieuw gebod voor maar een oud, dat u vanaf het begin bekend is. Dat oude gebod is de boodschap die u gehoord hebt. Toch is het ook een nieuw gebod, omdat de duisternis wijkt en het ware licht al schijnt, en dit is werkelijkheid in Jezus’ leven en in uw leven. 
Wie zegt in het licht te zijn maar zijn broeder of zuster haat, bevindt zich nog altijd in de duisternis. Wie de ander liefheeft, blijft in het licht en komt niet ten val, maar wie de ander haat, bevindt zich in de duisternis. Hij gaat zijn weg in het duister, zonder te weten waarheen die weg voert, want de duisternis heeft hem blind gemaakt.


Psalm 96, 1 + 2 + 3 + 5 + 6

Refr.: De hemel straalt en de aarde jubelt.

Zing voor de Heer een nieuw lied,
zing voor de Heer, heel de aarde.
Zing voor de Heer, prijs zijn naam.

Verkondig van dag tot dag dat Hij ons redt.
Maak aan alle volken zijn majesteit bekend,
aan alle naties zijn wonderdaden.

De Heer heeft de hemel gemaakt.
Glans en glorie gaan voor Hem uit,
macht en luister vullen zijn heiligdom.


Vers voor het evangelie (Joh. 1, 14 + 12b)

Alleluia.
Het Woord is mens geworden
en heeft onder ons gewoond.
Aan allen die Hem aanvaardden
gaf Hij het vermogen
om kinderen van God te worden.
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Lucas 2, 22-35

De opdracht van het kind Jezus in de tempel, geeft de oude Simeon de gelegenheid God te loven. Een gelovige Jood verwelkomt de Messias. Hij is licht voor de heidenen, glorie voor het volk Israël. Maar Hij wordt ook teken van tegenspraak. Israël zal de glorie immers niet eenstemmig aanvaarden. Het licht zal eeuwen nodig hebben om op te gaan in de harten van de mensen.

Toen de tijd was aangebroken dat Maria en het kind zich overeenkomstig de wet van Mozes rein moesten laten verklaren, brachten ze Hem naar Jeruzalem om Hem aan de Heer aan te bieden, zoals is voorgeschreven in de wet van de Heer: ‘Elke eerstgeboren zoon moet aan de Heer worden toegewijd.’ Ook wilden ze het offer brengen dat de wet van de Heer voorschrijft: een koppel tortelduiven of twee jonge gewone duiven.
Er woonde toen in Jeruzalem een zekere Simeon. Hij was een rechtvaardig en vroom man, die uitzag naar de tijd dat God Israël vertroosting zou schenken, en de heilige Geest rustte op hem. Het was hem door de heilige Geest geopenbaard dat hij niet zou sterven voordat hij de messias van de Heer zou hebben gezien. Gedreven door de Geest kwam hij naar de tempel, en toen Jezus’ ouders hun kind daar binnenbrachten om met Hem te doen wat volgens de wet gebruikelijk is, nam hij het in zijn armen en loofde hij God met de woorden: ‘Nu laat U, Heer, uw dienaar in vrede heengaan, zoals U hebt beloofd. Want met eigen ogen heb ik de redding gezien die U bewerkt hebt ten overstaan van alle volken: een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen en dat tot eer strekt van Israël, uw volk.’
Zijn vader en moeder waren verbaasd over wat er over Hem werd gezegd.
Simeon zegende hen en zei tegen Maria, zijn moeder: ‘Weet wel dat velen in Israël door Hem ten val zullen komen of juist zullen opstaan. Hij zal een teken zijn dat betwist wordt, en zelf zult u als door een zwaard doorstoken worden. Zo zal de gezindheid van velen aan het licht komen.’

Van Woord naar leven

Simeon loofde God met de woorden: ‘Nu laat U, Heer, uw dienaar in vrede heengaan, zoals U hebt beloofd. Want met eigen ogen heb ik de redding gezien die U bewerkt hebt ten overstaan van alle volken: een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen en dat tot eer strekt van Israël, uw volk.’

Zij die vertrouwd zijn met het Getijdengebed weten dat deze woorden van lof iedere avond worden gebeden – al dan niet zingend –  tijdens de completen. Wat mooi is. Want daarin wordt uitgedrukt dat het ‘mooiste’ en het ‘diepste’ wat een mens kan meemaken gebeurd is tijdens de dag: het aanschouwen van, het aangeraakt worden door, het in relatie treden met, de Heer.

Niets is inderdaad mooier dan de Heer te ontmoeten doorheen de dag: tijdens je gebed, je omgang met anderen, in je daden van goedheid, in je verwondering om al wat schoon en edel is.

Je ’s avonds bewust zijn van deze ‘omgang’ met de Heer stemt je inderdaad tot vrede. Zowel om het feit dat Hij naar je toekwam, alsook om het feit dat jij in zijn dienst mocht staan.

In relatie treden met de Heer is iets groots in het leven van een mens. Mogen we er ons van bewust zijn, als een gebed van dankbaarheid zonder einde.

Laten we ons vooral niet inbeelden dat het om zeemzoeterige omgang gaat, waarin we een soort knuffelvrede ervaren diep in onszelf. Het gaat hier niet om romantiek. Omgaan met Jezus is omgaan met de naaste met en in de liefde. Het is kiezen voor een gegeven liefde, als een echo van Jezus kruisliefde, én in zijn naam. Het is een liefde waar het ik zich ten diepste heeft toevertrouwd aan het leven van de Heer, die zo graag door ons heen tot leven wil komen.

Maar ook al is het geen romantiek, en heeft liefde heel vaak te maken met het opnemen van het kruis, laten we vooral toch de vrede, de vreugde en de eenvoud niet verliezen dat zo eigen is aan het ‘leven in de Heer’.

Graag wens ik u een donderdag toe vol gods-ontmoeting.

Van harte, kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Vader,
wij danken U om de komst van Jezus, Gij die mens geworden zijt onder ons. Door Hem werd het aloude gebod van de liefde voor ieder van ons plots heel toegankelijk. Moge uw Geest ons naar Hem wenden. Mogen we die heilige stap zetten ons aan Christus toe te vertrouwen. Opdat uw Liefde, God, zich moge openbaren door ons gebed en daden van goedheid.
In Jezus’ naam.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.