donderdag in week 1 van de veertigdagentijd

Uit het boek Ester 14, 1 + 3-5 + 12-14

In naam van heel het volk bidt Ester tot God om hulp. Dit gebed van de Grote Verzoendag van de Joden geeft de Kerk ons vandaag als voorbeeld. In Ester erkennen wij een vrouw van geloof. Zij durft hopen tegen alle menselijke hoop in.

Koningin Ester zocht, in doodsnood, haar toevlucht bij de Heer. Zo bad ze tot de Heer, de God van Israël.
‘Mijn Heer,’ zei ze, ‘U die als enige onze koning bent, help mij, nu ik alleen sta en geen andere helper heb dan U, want ik ga mijn leven op het spel zetten. Vanaf mijn geboorte heb ik in de stam waaruit ik voortkom horen vertellen dat U, Heer, uit alle volken Israël gekozen hebt om voor altijd uw eigen volk te zijn. Uit allen die ooit geleefd hebben koos U onze voorouders, en U hebt voor hen gedaan wat U had beloofd. Vergeet ons niet, Heer, openbaar U in deze tijd van nood. En schenk mij moed, koning van de goden, hoogste in macht. Leg mij de juiste woorden in de mond als ik tegenover de leeuw sta, en laat hem de man die de strijd met ons heeft aangebonden gaan haten, zodat hij en zijn medestanders te gronde gaan. Grijp in en red ons, en help mij, nu ik alleen sta en geen andere helper heb dan U, Heer.’


Psalm 138, 1 + 2 + 3 + 7c + 8

Refr.: Heer, laat het werk van uw handen niet los.

Ik wil U loven met heel mijn hart,
voor U zingen onder het oog van de goden,
mij buigen naar uw heilige tempel,
uw naam loven om uw liefde en trouw:
grote dingen hebt U beloofd, tot eer van uw naam.

Toen ik U aanriep, hebt U geantwoord,
mij bemoedigd en gesterkt.
uw rechterhand brengt mij redding.
De Heer zal mij altijd beschermen.
Heer, uw trouw duurt eeuwig,
laat het werk van uw handen niet los.


Kyrie eleison. (Am. 5, 14)
Zoek het goede, niet het kwade,
dan zal de Heer,
de God van de hemelse machten,
met jullie zijn.
Kyrie eleison.



Uit het evangelie volgens Mattëus 7, 7-12

Uit Jezus’ eigen mond vernemen we de waarde van elk nederig gebed. God is niet ver weg. Hij luistert naar ons. God is bereidwilliger dan een vader, die zijn eigen zoon geen steen zal geven als hij brood vraagt. Bidden met vertrouwen en volharding is de opdracht van elke christen.

Jezus sprak tot zijn leerlingen:
‘Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. Want ieder die vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan. Is er iemand onder jullie die zijn kind, als het om brood vraagt, een steen zou geven? Of een slang, als het om vis vraagt? Als jullie dus, slecht als jullie zijn, je kinderen al goede gaven kunnen schenken, hoeveel te meer zal jullie Vader in de hemel dan niet het goede geven aan wie Hem daarom vragen!
Behandel anderen dus steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen. Dat is het hart van de Wet en de Profeten.’

Van Woord naar leven

‘Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. Want ieder die vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan’,  zegt Jezus ons vandaag.

Het zijn woorden die al snel verkeerd begrepen kunnen worden. Wat hier alvast niet gezegd wordt is dat je zomaar krijgt wat je in gebed vraagt. God is geen frisdrankautomaat waarin je wat gebedjes stopt om daarna het gevraagde artikel te krijgen.

Van belang is, wanneer we aankloppen bij God, dat Hij de deur voor ons zal openen. Hij zal ons welkom heten. Altijd! Niet onbelangrijk.

Wat onze vraag, welke dat ook is, naar Hem toe betreft, zal Hij op de eerste plaats antwoorden met zichzelf te schenken, en wel in de persoon van Jezus. Het gekregene in het gebed is dus op de eerste plaats de Heer.

De persoon Jezus is misschien niet datgene wat we in eerste instantie vroegen, maar we krijgen wel meteen het mooiste en meest waardevolle geschenk dat God ons geven kan. En we krijgen dat geschenk niet voor niets. Wie de Heer ten diepste als geschenk van God ontvangt – als Godsontmoeting dus – zal heel waarschijnlijk zijn vraag, tenminste als hij ze nog stelt, herformuleren. De onvolwassen kantjes zullen van de vraag verdwijnen. Het zal eerder zijn met woorden als: Heer, geef mij de genade in U te blijven, help me uw vrede niet te verliezen, geef mij de kracht verzoenend aanwezig te zijn,… Dat is een heel andere wijze van bidden dan bijvoorbeeld vragen om te slagen in het examen wiskunde. Vraag is zelfs of God met dit laatste bezig is. Studeren zal je moeten. Maar je kan wel vragen innerlijke rust te hebben om goed te kunnen studeren, maar dat is dus wezenlijk een andere vraag dan de vraag om te slagen met je examen.

Van belang is dat we bereid zijn Christus te ontvangen. ‘Wie vraagt ontvangt, wie zoekt vindt, voor wie klopt wordt opengedaan’. Om dan, vanuit de Heer, opnieuw te vragen. Maar zoals gezegd: heel waarschijnlijk zal je je vraag anders stellen, of zelfs helemaal niet meer stellen. Je bidt dan immers in Christus, als een volwassen gelovige, om zaken waar het werkelijk om te doen is, volledig binnen Gods wil, gericht op zijn liefde, diep verlangend daarin te leven. En dit laatste zal je gegeven worden wanneer je er in Christus om vraagt.

‘Ik zeg je, sta op’, is ophouden te bidden vanuit ons ego. Gebed is in wezen gaan staan in het gebed van Christus, opdat Gods wil moge geschieden.

Maak er een innig gebeuren van.

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Vader,
leer ons te bidden in Christus, erkennend dat wij U nodig hebben om het volle leven te leven. Dat de heilige Geest ons mag bezielen wanneer wij pogen te bidden, opdat onze woorden vervuld mogen zijn van verlangen naar U. Kom heilige Geest.
In Christus’ naam.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.