donderdag in week 10 door het jaar

Uit het eerste boek Koningen 18, 41-46

Gedragen door het geloof van het volk kan de profeet met absolute zekerheid bidden. Zijn gebed zal dan resultaat hebben dat buiten alle verwachting is. Dit is de boodschap van Elia. Niet alleen zijn offer werd aanvaard, maar ook zijn bede om regen en vruchtbaarheid.

Tegen Achab zei Elia: ‘Ga nu wat eten en drinken, ik hoor het geruis van de stortregen al.’ Achab ging iets eten en drinken en Elia ging naar de top van de Karmel. Daar ging hij gehurkt op de grond zitten, met zijn gezicht tussen zijn knieën. Zijn knecht droeg hij op: ‘Ga jij eens kijken, de kant van de zee uit.’ De knecht ging kijken, maar toen hij terugkwam zei hij: ‘Er is niets te zien.’ Zeven keer stuurde Elia hem terug, en toen de knecht voor de zevende keer was gaan kijken zei hij: ‘Er komt een klein wolkje uit zee opzetten, niet groter dan een handpalm.’ Daarop zei Elia: ‘Ga snel naar Achab en zeg hem dat hij zijn wagen moet inspannen en vertrekken, anders zal de regen hem de weg afsnijden.’ In minder dan geen tijd werd de hemel verduisterd door wolken, stak de wind op en barstte er een enorme regenbui los. Achab reed in de richting van Jizreël. Elia werd door de hand van de Heer gegrepen. Hij schortte zijn bovenkleed op en rende voor Achab uit, helemaal tot Jizreël.


Psalm 65, 10-13

Refr.: Voor U moet men zingen, God op de Sion.

U zorgt voor het land en bevloeit het,
U maakt het vruchtbaar,
vol water staat de rivier van God.
U bewerkt het land voor het koren,
U doordrenkt de voren en effent de kluiten.

U doorweekt ze met regen en zegent het jonge groen.
U kroont het jaar met uw goede gaven,
waar uw voeten gaan, druipt het van overvloed,
de velden in de steppe druipen,
de heuvels omgorden zich met gejubel,


Vers voor het evangelie

Alleluia.
Spreek, Heer, uw dienaar luistert;
uw woorden zijn woorden van eeuwig leven.
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Matteüs 5, 20-26

Deze lezing toont de algemene stelling aan dat evangelische heiligheid veel verder gaat dan gerechtigheid volgens menselijke normen. Dit wordt met een aantal voorbeelden geïllustreerd.

In die dagen sprak Jezus tot zijn leerlingen:
‘Ik zeg jullie: als jullie gerechtigheid niet groter is dan die van de schriftgeleerden en de farizeeën, zullen jullie zeker het koninkrijk van de hemel niet binnengaan. Jullie hebben gehoord dat destijds tegen het volk is gezegd: “Pleeg geen moord. Wie moordt, zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht.” Dit zeg Ik daarover: ieder die in woede tegen zijn broeder of zuster tekeergaat, zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht. Wie hen voor nietsnut uitmaakt, zal zich moeten verantwoorden voor het Sanhedrin. Wie “Dwaas!” zegt, zal voor het vuur van de Gehenna komen te staan. 
Wanneer je dus je offergave naar het altaar brengt en je je daar herinnert dat je broeder of zuster jou iets verwijt, laat je gave dan bij het altaar achter; ga je eerst met die ander verzoenen en kom daarna je offer brengen. Leg een geschil snel bij, terwijl je nog met je tegenstander onderweg bent, anders levert hij je uit aan de rechter, draagt de rechter je over aan de gerechtsdienaar en word je gevangengezet. Ik verzeker je: dan kom je niet vrij voor je ook de laatste cent betaald hebt.’

Van Woord naar leven

Vandaag horen we Jezus zeggen: ‘Ieder die in woede tegen zijn broeder of zuster tekeergaat, zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht. Wie hen voor nietsnut uitmaakt, zal zich moeten verantwoorden voor het Sanhedrin. Wie “Dwaas!” zegt, zal voor het vuur van de Gehenna komen te staan.’

Als een mens boos is (los van het feit of dit terecht of onterecht is) zegt hij soms domme dingen. In het beste geval heeft hij er achteraf spijt van, en zegt hij ‘sorry’. Dit laatste is edel, moedig, het getuigt van nederigheid en respect voor de ander. Om vergeving vragen heelt de relatie en schept nieuwe mogelijkheden.

Jammer genoeg gebeurt dat niet altijd. In boosheid worden soms kwade dingen gezegd en er gebeurt achteraf niets mee. De scherpe woorden hebben kwetsuren veroorzaakt en heeft de relatie vertroebeld.

Jezus’ oproep vandaag is duidelijk: Doe het niet! En als het gebeurt, verzoen je met de ander.

De eucharistieviering zou ons tot mensen van verzoening moeten maken. Jezus is duidelijk: ‘Wanneer je je offergave naar het altaar brengt en je je daar herinnert dat je broeder of zuster jou iets verwijt, laat je gave dan bij het altaar achter; ga je eerst met die ander verzoenen en kom daarna je offer brengen.’ Tot God bidden, eucharistie vieren,… terwijl je met je naaste in onmin leeft,… Het kan moeilijk samengaan. Het vloekt. Er klopt iets niet. Om met een zuiver geweten tot God te naderen is het dus van belang je eerst te verzoenen met je naaste.
Met je naaste in onmin leven is immers hetzelfde dan met God in onmin leven.

In de brief van Jakobus lezen we: ‘Met onze tong zegenen we onze Heer en Vader, en we vervloeken er mensen mee die God heeft geschapen als zijn evenbeeld. Uit dezelfde mond klinkt zegen en vervloeking’ (Jak.3,9-10). In de verzen daarvoor spreekt hij over de gevaren van het onzorgvuldig gebruiken van onze tong naar de naaste toe. Je moet het maar eens nalezen.
Maar het is zo hé: met onze mond zitten we op de ene moment God lof toe te zingen, en de andere moment gebruiken we hem om de naaste te kleineren of te kwetsen. Het vraagt waakzaamheid en beheersing hiermee zorgvuldig en liefdevol om te gaan.

En als we de fout ingaan (ach… wie doet dit niet?), laten we dan om vergeving vragen: aan ons Heer, maar als het kan ook aan die naaste. En laten we het weer goed maken; op welke wijze ook.

Ja, moge God gebeuren.

Een gezegende donderdag,

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Vader,
in Christus bidden wij om kracht en nederigheid om vergeving te kunnen vragen wanneer onze tong het weer eens gedaan heeft. Geef ons een diep respect voor ieder ander wanneer we hem gekwetst hebben.
Ja Vader, genees onze relaties.
In Christus, onze Heer.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.