donderdag in week 26 door het jaar

Uit het boek Nehemia 8, 1-4a + 5-6 + 7-12

Het Woord van God brengt het volk bijeen in de tijd van Ezra en Nehemia. De verkondiging van het Woord in de cultusvergadering krijgt een essentiële plaats toebedeeld. Maar het Woord moet ook worden uitgelegd wil men het begrijpen.

Het voltallige volk verzamelde zich op het plein voor de Waterpoort. Men vroeg Ezra, de schrijver, het boek te halen met de wet van Mozes, de wet die de Heer aan Israël had opgelegd.
Ezra, de priester, haalde het wetboek en toonde het aan de aanwezige mannen en vrouwen, en aan iedereen die in staat was het te begrijpen. Dit gebeurde op de eerste dag van de zevende maand.
Op het plein voor de Waterpoort las Ezra de mannen en de vrouwen en iedereen die het kon begrijpen hardop uit het boek voor, vanaf het moment dat het licht werd tot de middag. Allen luisterden aandachtig naar het boek van de wet.
Ezra, de schrijver, stond op een houten verhoging die voor deze gelegenheid was vervaardigd. Ezra stond hoger dan het volk, zodat iedereen kon zien hoe hij het boek opende, en op dat moment ging heel het volk staan.
Ezra prees de Heer, de grote God, en heel het volk antwoordde ‘Amen, amen’, en ze hieven hun handen op, knielden neer en bogen diep voor de Heer.
Vervolgens legden de Levieten Jesua, Bani, Serebja, Jamin, Akkub, Sabbetai, Hodia, Maäseja, Kelita, Azarja, Jozabad, Chanan en Pelaja de wet uit aan het volk, dat weer was gaan staan.
De Levieten lazen het boek met de wet van God duidelijk voor en gaven er uitleg bij; zo verschaften ze inzicht in het gelezene.
Nehemia – hij was de landvoogd –,Ezra, de priester en schrijver, en de Levieten die het volk uitleg gaven, zeiden tegen iedereen: ‘Deze dag is gewijd aan de Heer, uw God; rouw dus niet, en huil niet!’ Het hele volk was namelijk in tranen uitgebarsten toen het de woorden van de wet hoorde.
Ezra zei tegen hen: ‘Maak een feestmaal klaar met lekker eten en drinken, en deel ervan uit aan wie niets heeft, want deze dag is gewijd aan onze Heer. Wees niet bedroefd, want de vreugde die de Heer u geeft, is uw kracht.’
De Levieten maanden het volk tot stilte. Ze zeiden: ‘Wees stil, dit is een heilige dag, wees dus niet bedroefd.’
Toen ging iedereen eten en drinken. Ze deelden alles met elkaar en maakten er een groot en vrolijk feest van. Ze hadden begrepen wat hun was verteld.

Psalm 19, 8-11

Refr.: Het gebod van de Heer is een licht voor de ogen.

De wet van de Heer is volmaakt:
levenskracht voor de mens.
De richtlijn van de Heer is betrouwbaar:
wijsheid voor de eenvoudige.

De bevelen van de Heer zijn eenduidig:
vreugde voor het hart.
Het gebod van de Heer is helder:
licht voor de ogen.

Het ontzag voor de Heer is zuiver,
houdt stand, voor altijd.
De voorschriften van de Heer zijn waarachtig,
rechtvaardig, geheel en al.

Ze zijn begeerlijker dan goud,
dan fijn goud in overvloed,
en zoeter dan honing,
dan honing vers uit de raat.

Vers voor het evangelie (1 Tes 2, 13)

Alleluia.
Wij danken God onophoudelijk
dat u zijn woord niet hebt aangenomen
als een boodschap van mensen,
maar als wat het werkelijk is:
het woord van God,
dat werkzaam is in u, die gelooft.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Lucas 10, 1-12

Tweeënzeventig leerlingen worden door de Heer uitgezonden. Wat God heeft gezaaid, moeten zij oogsten. Als vredelievende mensen moeten zij Gods Rijk aankondigen, als lammeren onder de wolven, zonder aardse zekerheden.

Jezus stelde tweeënzeventig anderen aan, die Hij twee aan twee voor zich uit zond naar iedere stad en plaats waar Hij van plan was heen te gaan.
Hij zei tegen hen: ‘De oogst is groot, maar er zijn weinig arbeiders; vraag dus de eigenaar van de oogst of Hij arbeiders wil sturen om de oogst binnen te halen.
Ga op weg, en bedenk wel: Ik zend jullie als lammeren onder de wolven.
Neem geen geldbuidel, geen reistas en geen sandalen mee, en groet onderweg niemand.
Als jullie een huis binnengaan, zeg dan eerst: “Vrede voor dit huis!” Als er iemand woont die de vrede liefheeft, zal jullie vrede met hem zijn; zo niet, dan zal die vrede bij je terugkeren. Blijf in dat huis, en eet en drink wat men je aanbiedt, want de arbeider is zijn loon waard. Ga niet van het ene huis naar het andere.
En als jullie een stad binnengaan en daar welkom zijn, eet dan wat je wordt voorgezet, genees de zieken die er zijn en zeg tegen hen: “Het koninkrijk van God heeft jullie bereikt.”
Maar als jullie een stad binnengaan waar je niet welkom bent, trek dan door de straten en zeg: “Zelfs het stof van uw stad dat aan onze voeten kleeft, schudden we van ons af en laten we bij u; maar bedenk wel: het koninkrijk van God is nabij!” Ik zeg jullie: het lot van Sodom zal op die dag draaglijker zijn dan het lot van die stad.

Van Woord naar leven

LAAT MIJ HEER UW BEDDING ZIJN

Doorgaans geeft Jezus richtlijnen vooral aan zijn eigen twaalf leerlingen. Vandaag richt Hij zich tot  een veel grotere groep van leerlingen, de tweeënzeventig. Wij allen – jij en ik – mogen ons één van hen weten. Dus ook de woorden van Jezus tot deze grote groep mogen we beluisteren als aan ons gericht.

Zijn we er ontvankelijk voor ?

Vooreerst vraagt Jezus om voorloper te zijn: ‘… die Hij twee aan twee voor zich uit zond naar iedere stad en plaats waar Hij van plan was heen te gaan.’ (Lc 10, 1). Wij zelf zijn niet de Heer. Maar we mogen wel zó met elkaar omgaan dat er een mogelijkheid ontstaat dat de Heer zich kan openbaren. Dát is de essentie van ‘voorloper’ zijn. Scheppen wij inderdaad dat klimaat in onze omgang met anderen waar de Heer alle ruimte krijgt om zich te tonen? Niet dat onze omgang met elkaar van die aard moet zijn dat er altijd opnieuw mogelijkheden geschapen moeten worden waar over de Heer of het evangelie gepraat kan worden. Dat kán het zijn maar het is veel breder. Gaan we zo’n wijze met elkaar en met ieder ander om, dat er een klimaat aanwezig komt waar de liefde van God zichtbaar kan worden; doorheen daad en/of woord?
En ja … soms zullen we ons misschien als schapen onder wolven voelen. Het zij zo. De liefde kan dat aan. Maak je vooral geen zorgen. De liefde is altijd sterker dan het kwaad. Dat mogen we geloven. Daarin mogen we staan. Als we de barmhartigheid onder elkaar maar goed in ’t oog houden.

Jezus vraagt in zijn zendingswoorden ook om drager en uitdrager te zijn van zijn vrede. Het hoort wezenlijk bij de taak van de gezondene. ‘Als jullie een huis binnengaan, zeg dan eerst: “Vrede voor dit huis!’ (Lc 10, 5). Laten we inderdaad altijd handelen en spreken vanuit Gods vrede. Dat betekent: vanuit een innige verbondenheid met Hem. Laten we ieder mens – zowel onze huisbewoners als ieder ander die we ontmoeten – benaderen vanuit Gods vrede, vanuit een innerlijke rust die haar wortels heeft in Christus; een rust die ons in zijn liefde houdt.
Als deze liefde bij de ander ontvangen wordt: fijn. Wordt ze niet wordt gewaardeerd: het zij zo. Laat het vooral geen reden zijn om Gods vrede te verliezen. Ook hier: moge Gods barmhartigheid het hart zijn van onze omgang met ieder ander.

Een derde kenmerk van de gezondene is dat hij geroepen is genezend aanwezig te zijn en daarbij mededelend dat het Rijk van God aanwezig is. ‘Genees de zieken die er zijn en zeg tegen hen: “Het koninkrijk van God heeft jullie bereikt.”’ (Lc 10, 9). En ook al klinkt het cliché, maar genezing heeft ieder mens nodig, inclusief wijzelf. Onze roeping om voorloper te zijn bestaat er dus in zo’n klimaat te scheppen dat de Heer ‘genezend’ aanwezig kan komen; de ander op zo’n wijze aanrakend dat elke duisternis in genade omgedraaid wordt naar Gods licht. Wie dit klimaat schept stelt het Gods Rijk aanwezig.

Laten we aandacht hebben voor onze zendingsroeping wanneer we anderen ontmoeten. Niet als een onmogelijke opdracht, maar eerder als een fijn en warm gebeuren; een dagelijkse evidentie van ons christen-zijn.

Laten we bidden

Heer,
maak ons tot uw bedding,
tot stromen van uw vrede.
Moge op deze wijze
Gods goedheid
ten diepste geëerd
en bezongen worden.
In uw naam.
Amen.

Een vrede-volle donderdag,
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.