donderdag in week 3 door het jaar

Uit het tweede boek Samuël 7, 18-19 + 24-29

Het gebed van David is gebouwd op het model van alle bijbelse gebeden. David is dankbaar voor alles wat God voor zijn volk heeft gedaan. Hij is dankbaar voor alles wat God blijft doen. Zijn bede is dat dit volk zou trouw blijven zodat de rijke zegen van God altijd op hen zou rusten.

Koning David ging het heiligdom binnen, nam plaats voor de Heer en bad: ‘Wie ben ik, Heer, mijn God, wat is mijn familie, dat U mij zo ver hebt gebracht? En alsof dat nog niet genoeg was, Heer, mijn God, hebt U ook gesproken over de toekomst van mijn koningshuis. Moge dit de mensheid tot wet worden gesteld, Heer, mijn God.  U hebt uw volk Israël voor altijd voor uzelf bestemd, en U, Heer, bent hun tot God. Welnu, Heer God, houd u dan ook aan de belofte die U aan mij en mijn koningshuis hebt gedaan en doe uw woord voor altijd gestand. Dan zal uw naam voor altijd in ere worden gehouden en zal men zeggen: “De Heer van de hemelse machten is God over Israël,” en dan zal het koningshuis van uw dienaar David altijd standhouden. U, Heer van de hemelse machten, God van Israël, hebt aan uw dienaar onthuld dat U voor mij een huis zult bouwen. Daarom durf ik dit gebed tot U te richten. U, Heer, mijn God, hebt me zo’n grootse toekomst beloofd. U alleen bent God, uw woorden zullen zeker in vervulling gaan. Zegen dus mijn koningshuis opdat het altijd standhoudt. Dat hebt U, Heer, mijn God, immers beloofd. Moge het koningshuis van uw dienaar voor altijd door U gezegend zijn.’


Psalm 132, 1-5 + 11-14

Refr.: De Heer heeft David trouw gezworen.

Blijf David gedenken, Heer,
en alles wat hij heeft doorstaan,
omdat hij de Heer had gezworen,
de Machtige van Jakob had beloofd:
‘Ik zal mijn tent niet binnengaan
noch mij te ruste leggen op mijn bed,
mijn ogen niet overgeven aan de slaap
noch aan een lichte sluimering,
voordat ik een plaats vind voor de Heer,
een woning voor de Machtige van Jakob.’

De Heer heeft David trouw gezworen,
en zijn belofte neemt Hij niet terug:
‘Een van je nazaten
laat Ik je troon bestijgen.
Houden je zonen zich aan mijn verbond,
aan de richtlijnen die Ik hun geef,
dan zullen ook hun zonen voor altijd
zetelen op je troon.’

De Heer heeft Sion verkozen
en als woonplaats begeerd:
‘Dit is, voor altijd, mijn rustplaats,
hier verlang Ik te wonen.


Alleluia. (Ps. 119, 135)
Laat het licht van uw gelaat
over mij schijnen,
onderwijs uw dienaar
in uw wetten.
Alleluia.



Uit het evangelie volgens Marcus 4, 21-25

‘De maat waarmee je meet, zal jou de maat genomen worden.’

Jezus sprak tot de menigte: ‘Je pakt toch geen lamp om hem onder een korenmaat te zetten of onder een bed weg te bergen? Nee, je zet hem op een standaard. Alles wat verborgen is, moet openbaar worden gemaakt, en alles wat geheim is, moet aan het licht komen. Wie oren heeft om te horen, moet goed luisteren!’

Hij zei ook tegen hen: ‘Let goed op wat je hoort: met de maat waarmee je meet, zal jou de maat genomen worden, en er zal je zelfs meer worden toebedeeld. Want wie heeft zal nog meer krijgen; maar wie niets heeft, hem zal zelfs het laatste worden ontnomen.’

Van Woord naar leven

Jezus zegt ons vandaag: ‘Je pakt toch geen lamp om hem onder een korenmaat te zetten of onder een bed weg te bergen? Nee, je zet hem op een standaard. Alles wat verborgen is, moet openbaar worden gemaakt, en alles wat geheim is, moet aan het licht komen.’

Wat deze uitspraak niet wil zeggen is dat God met een soort zoeklamp op ons leven schijnt zodat al onze duistere kantjes publiekelijk aan het licht komen met als mogelijk gevolg: schaamte en verlegenheid. Daar gaat het duidelijk niet om. Het gaat erom dat we toelaten dat het licht van God, het licht van de Waarheid, op ons leven mag schijnen zodat alles helder wordt, en we ons in een diep toevertrouwen schenken aan Hem, om vanuit zijn barmhartigheid vergiffenis te ontvangen en te ervaren, en ons opnieuw gezonden te weten. Dat is de essentie. Dat is de bevrijding, de verlossing, die God aan ons – in Christus – niet enkel wil bewerkstelligen, maar heeft bewerkstelligd.

Heeft bewerkstelligd… En wel op Goede Vrijdag en Pasen destijds, tweeduizend jaar geleden. Dan is ieder, en ook wij dus, verlost. Wij zijn geroepen om in deze verlossingsgenade te leven. Door de kruisdood en de opstanding van Jezus is het paradijs – bij wijze van spreken – hersteld, en zijn wij dus geroepen te leven alsof er geen ‘zondeval’ is. Dat is onze roeping.
De realiteit leert ons echter dat ‘de zonde’ niet uit ons leven weg is. Als mensheid, en ieder van ons individueel, vechten we dagelijks het innerlijk oorlogje uit tussen goed en kwaad, met neigingen zowel tot het goede als tot het kwade. Ach, het is niemand vreemd.

En toch… ja, en toch. We moeten de kruisdood en opstanding van de Heer ernstig nemen, en heel bewust in deze paasgenade gaan staan. En natuurlijk heeft ieder van ons, juist door onze innerlijke oorlogjes, nood aan bevrijding, maar we mogen absoluut de paasgenade van toen niet uit het oog verliezen… Het is trouwens niet enkel een genade van toen, het is ook een genade van nu, en wel voor ieder van ons. En het is onze roeping in deze genade te staan opdat de bevrijding aan ons gedaan ten volle kan verwezenlijkt worden doorheen heel onze persoon, door al wat we zijn en doen.
Dat gebeuren in de diepte doorleven zal ons doen ‘zingen’ van vrede doorheen een leven getekend door goedheid zich uitend in daden en gebed.

Wat we ervaren en doorleven, zullen we (willen) uitdragen. We zullen het, bij wijze van spreken, niet voor ons kunnen houden. Niet enkel omdat onze mond zal overlopen waar ons hart vol van is, maar vooral ook omdat we ons gezonden zullen weten het bevrijdende licht niet onder een korenmaat of onder een bed te stoppen, maar juist op een standaard te plaatsen, zoals het evangelie van vandaag vraagt.

We moeten ons inderdaad de vraag durven stellen: ‘Zien de mensen aan ons dat God ons bevrijd heeft in Christus?’  Zien ze in onze daden, in de keuzes die we maken, in onze gemeenschapsbeleving, in de manier waarop wij mensen ontmoeten, dat het christendom in wezen een bevrijdend gebeuren is? Ziet de wereld aan onze wijze van leven dat de Kerk een vreugdevolle boodschap in zich draagt?’

Niet dat we heel de dag door met een soort opgeklopte zoete glimlach moeten rondlopen. Maar men mag wel aan ons zien dat we leven vanuit een werkelijkheid die ons in de diepte verlost heeft, die ons innerlijk blij maakt, die ons van binnenuit stuwt en ons doet liefhebben, zonder schijn en zonder ophouden.

Een christen is niet geroepen om de Paasgedachte mee te dragen als een soort principe waarnaar we kunnen leven. Pasen was en is genade, belevend in al ons doen en laten doorheen de keuzen die we maken en het concrete leven van elke dag.

En ja, dat mag gezien worden. Dat heeft niets met hoogmoed te maken, maar integendeel: met liefde, met nederigheid, met christendom.

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Vader,
beschijn ons met uw waarheid, opdat voor onszelf aan het licht mag komen waar we ons van U vervreemd hebben. Mogen wij dan de moed hebben ons toe te vertrouwen aan uw barmhartigheid, zodat wij genezen en opgericht door U, blijde getuigen mogen zijn van uw Pasen waarmee Gij de mensheid in Christus begenadigt.
Door Christus, onze Broeder en Heer.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.