donderdag in week 33 door het jaar

Uit het eerste boek Makkabeeën 2, 15-25 + 27-29

Op zekere dag kwamen er afgezanten van de koning naar Modeïn. Ze moesten het volk dwingen zijn godsdienst af te zweren en erop toezien dat ook daar geofferd werd. Veel Israëlieten gingen naar hen toe, en ook Mattatias en zijn zonen maakten hun opwachting. De afgezanten van de koning richtten zich tot Mattatias: ‘U bent een leider en bezit macht en aanzien in deze stad, uw zonen en uw verwanten staan achter u. Laat u de eerste zijn die het bevel van de koning opvolgt. Alle volken zijn u al voorgegaan, ook de inwoners van Judea en de mensen die nog in Jeruzalem wonen. Samen met uw zonen zult u tot de vertrouwelingen van de koning behoren, en u zult worden overladen met zilver, goud en vele andere geschenken.’ 
Maar Mattatias antwoordde met luide stem: ‘Zelfs al zijn alle volken in het rijk van de koning hem gehoorzaam, zelfs al wordt iedereen de godsdienst van zijn voorouders ontrouw door de bevelen van de koning op te volgen, dan nog zullen ik, mijn zonen en mijn verwanten trouw blijven aan het verbond van onze voorouders. God verhoede dat we de wet en de voorschriften verloochenen. Wij zullen het gebod van de koning niet gehoorzamen, noch zullen we ook maar een duimbreed afwijken van onze godsdienst.’ 
Hij was nog niet uitgesproken of er trad voor het oog van de menigte een Jood naar voren die overeenkomstig het bevel van de koning een offer wilde brengen op het altaar in Modeïn. Toen Mattatias dat zag begon hij te trillen van verontwaardiging en uit toewijding aan de wet liet hij zijn woede de vrije loop; hij rende op de man af en stak hem op het altaar neer. 
Daarna trok Mattatias door de stad en riep met luide stem: ‘Laat ieder die de wet is toegedaan en pal staat voor het verbond zich bij mij aansluiten.’ Hij vluchtte met zijn zonen de bergen in; hun bezittingen lieten zij achter in de stad.
In die tijd trokken velen die rechtvaardig wilden leven en wilden vasthouden aan de wet naar de woestijn. Daar vestigden ze zich.

Psalm 50, 1 + 2 + 5 + 6 + 14 + 15

Refr.: De hemel verkondigt Gods heerlijkheid.

De God der goden, de Heer,
gaat spreken en roept de aarde bijeen
van waar de zon opkomt tot waar zij ondergaat.
Uit Sion, stad van volmaakte pracht,
verschijnt God in stralend licht.

‘Breng mijn getrouwen vóór Mij,
die zich met offers aan Mij verbinden.’
De hemel verkondigt Gods gerechtigheid,
Hijzelf treedt op als rechter. 

Breng God een dankoffer,
geef de Allerhoogste wat je Hem belooft.
Roep Mij te hulp in tijden van nood,
Ik zal je redden, en je zult Mij eren.’

Vers voor het evangelie (Jak 1, 21)

Alleluia.
Neem met zachtmoedigheid
het woord van God aan
dat in u werd geplant
en de kracht bezit uw zielen te redden.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Lucas 19, 41-44

Toen Jezus Jeruzalem voor zich zag liggen, begon Hij te huilen om de stad. Hij zei: ‘Had ook jij op deze dag maar geweten wat vrede kan brengen! Maar dat blijft voor je verborgen, ook nu. Want er zal een tijd komen dat je vijanden belegeringswerken tegen je oprichten, je omsingelen en je van alle kanten insluiten. Ze zullen je met de grond gelijkmaken en je kinderen verdelgen, en ze zullen geen steen op de andere laten, omdat je de tijd van Gods ontferming niet hebt herkend.’

Van Woord naar leven

TOT ONDER HET KRUIS

Jezus naderde Jeruzalem. In de naam Jeruzalem zit het woord ‘sjaloom’: ‘stad van vrede’. Over deze stad van vrede huilde Hij. Hij zag het drama, de hardnekkige blindheid van het volk, het zich halsstarrig verzetten tegen Gods ontferming. Het gaat hier niet over emotionele tranen van een kortstondige droefheid; het gaat hier over een fundamentele vaststelling dat mensen aan wie God zich in vlees en bloed gegeven heeft zich afsluiten voor deze gave. Het is de pijn van God waar mensen zich de rug toekeren naar Hem.
Vandaag roept men nog, met velen ‘Hosanna!’. Morgen, onder het kruis, zijn nog maar enkele getrouwen aanwezig.

Hoe staat dat met ons?

Want Jezus staat ook voor ons hart, het ‘nieuwe Jeruzalem’, de ‘nieuwe stad van vrede’, waar Hij wil binnentreden. Laten we toe dat Hij ook hier huilt door een hart dat zich sluit voor Hem? Of mag Hij zich te gast weten diep in onszelf, waar Hij welkom is als Zoon van God waaraan wij ons maar al te graag geven? Niet vanuit een lichtzinnige wow-ervaring, een oppervlakkig Hosanna-geroep, maar vanuit een werkelijke overgave bereid zijnde Hem te volgen in de liefde die geen grenzen kent?

Want enthousiast zijn over Christus is één ding. Hem volgen tot onder het kruis is nog iets anders.
Het eerste is niet moeilijk. Het is kwestie van enkele teksten kiezen, een innerlijk sfeertje scheppen, een zogenaamde biddende glimlach op je gezicht toveren, en met de massa roepen ‘Hosanna in de hoge!’
Hem volgen tot onder het kruis is in diepe liefde de lijdende mens nabij zijn. Het is in het gebrokene de Heer ontmoeten die dorst naar liefde. Het is vriend willen zijn van de armen. Het is troost bieden aan hen die bedroefd zijn. Het is de naakte kleden, de eenzame opzoeken, de wanhopige hoop geven. Het is dit alles doen vanuit een innerlijke vrede diep in jezelf, een hartsvreugde die haar wortels heeft in het Pasen van de Heer.

Laten we bidden

Heer Jezus,
in alle graagte willen we U volgen.
Mogen we bereid zijn deze weg te gaan
tot onder het kruis.
Mogen we ieder mens omarmen
met de liefde en de barmhartigheid
waarmee U de mensheid bejegent.
Alle dagen van ons leven.
Amen.

Ik wens jullie een dag getekend door een warme toewijding aan de Heer.
Met een hartelijke groet,
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.