donderdag in week 34 door het jaar

Uit het boek Daniël 6, 12-28

Het verhaal van Daniël in de leeuwenkuil was een aanmoediging voor de Joden hun vertrouwen in God nooit op te geven. Hij is immers trouw en laat zijn getrouwen niet in de steek. Zelfs koning Darius was door deze wonderbare redding overtuigd van Gods almacht.

In die dagen drongen de mannen van koning Darius het huis van Daniël binnen en troffen hem aan terwijl hij zich smekend tot zijn God richtte. Ze gingen onmiddellijk naar de koning en wezen hem op het koninklijk besluit: ‘Hebt u geen verbod op schrift laten stellen dat ieder mens die de komende dertig dagen een verzoek tot een god of een mens richt in plaats van tot u, majesteit, in de leeuwenkuil zal worden geworpen?’ De koning antwoordde: ‘Die verordening ligt even vast als elke wet van de Meden en de Perzen, ze kan niet worden herroepen.’ Toen zeiden ze tegen de koning: ‘Daniël, een van de Judese ballingen, slaat geen acht op u, majesteit, noch op het besluit dat u op schrift hebt laten stellen; driemaal daags verricht hij zijn gebed.’ Toen de koning deze beschuldiging hoorde raakte hij zeer ontstemd, en hij zon op middelen om Daniël te redden. Tot zonsondergang deed hij alles wat in zijn macht lag om Daniëls leven te sparen. Maar de mannen drongen bij de koning aan en zeiden: ‘Bedenk, majesteit, dat geen verbod of besluit dat de koning heeft uitgevaardigd veranderd kan worden; het is een wet van de Meden en de Perzen.’ Hierop gaf de koning bevel Daniël te halen en hem in de leeuwenkuil te werpen. De koning zei tegen Daniël: ‘Uw God, die u zo vasthoudend dient, zal u redden!’ Er werd een steen gebracht waarmee de opening van de kuil werd afgedekt, en de koning verzegelde die met zijn zegelring en met de zegelring van zijn machthebbers, om te verhinderen dat iemand iets aan Daniëls omstandigheden zou veranderen.

Daarna keerde de koning terug naar zijn paleis en bracht de nacht door zonder iets te eten; hij kon de slaap niet vatten, maar liet niets ter afleiding brengen. Vroeg in de ochtend, toen het licht begon te worden, stond de koning op en haastte zich naar de leeuwenkuil. Zodra hij in de buurt van de kuil kwam, riep hij Daniël met bedroefde stem toe: ‘Daniël, dienaar van de levende God, heeft uw God, die u zo vasthoudend dient, u van de leeuwen kunnen redden?’ En Daniël zei tegen de koning: ‘Majesteit, leef in eeuwigheid! Mijn God heeft zijn engel gezonden en de leeuwenmuilen gesloten. Ze hebben mij geen kwaad gedaan, omdat Hij mij onschuldig acht; maar ook u, majesteit, heb ik niets misdaan.’ De koning was bijzonder verheugd en hij beval Daniël uit de kuil te halen. Daniël werd uit de kuil getrokken, en hij bleek ongedeerd te zijn, want hij had op zijn God vertrouwd. Toen gaf de koning bevel de mannen te brengen die Daniël hadden beschuldigd, en hij liet hen samen met hun kinderen en hun vrouwen in de leeuwenkuil werpen. Ze hadden de bodem van de kuil nog niet geraakt of de leeuwen stortten zich op hen en vermorzelden al hun botten.

Daarop schreef koning Darius aan alle volken en naties, welke taal zij ook spraken en waar ter wereld zij ook woonden: ‘Moge uw voorspoed groot zijn! Hierbij beveel ik iedereen in het machtsgebied van mijn koninkrijk diep ontzag te tonen voor de God van Daniël. Want Hij is de levende God, die bestaat in eeuwigheid. Zijn koningschap gaat nooit te gronde en zijn heerschappij is zonder einde. Hij redt en bevrijdt, geeft tekenen en doet wonderen in de hemel en op aarde; Hij heeft Daniël uit de klauwen van de leeuwen gered.’


Daniël 3, 68-74

Refr.: Loof de Heer !

Rijp en sneeuw, prijs de Heer,
bezing en verhoog Hem in eeuwigheid.

Vorst en vrieskou, prijs de Heer,
bezing en verhoog Hem in eeuwigheid.

Ijs en sneeuw, prijs de Heer,
bezing en verhoog Hem in eeuwigheid.

Nachten en dagen, prijs de Heer,
bezing en verhoog Hem in eeuwigheid.

Licht en duister, prijs de Heer,
bezing en verhoog Hem in eeuwigheid.

Bliksem en wolken, prijs de Heer,
bezing en verhoog Hem in eeuwigheid.

Heel de aarde, prijs de Heer,
bezing en verhoog hem in eeuwigheid.


Alleluia. (Ap. 2, 10c)
Wees getrouw tot de dood, zegt de Heer,
en Ik zal u de kroon des levens geven.
Alleluia.



Uit het evangelie volgens Lucas 21, 20-28

Christus spreekt over de voortdurende vervolging van de leerlingen. Hij geeft een profetie over de verwoesting van Jeruzalem. Dan volgt, aan de hand van apocalyptische beelden, de belofte van zijn glorievolle wederkomst. Dit vooruitzicht wekt onze hoop.

Jezus sprak tot zijn leerlingen:
‘Wanneer jullie zien dat Jeruzalem door legertroepen omsingeld is, weet dan dat de verwoesting van de stad nabij is. Wie in Judea is moet dan de bergen in vluchten, wie in Jeruzalem is moet er wegtrekken, en wie op het land is moet niet naar de stad gaan, want in die dagen wordt de straf voltrokken, waardoor alles wat geschreven staat in vervulling zal gaan. Wat zal het rampzalig zijn voor de vrouwen die in die tijd zwanger zijn of een kind aan de borst hebben! Want het land zal in diepe ellende verkeren, en een zwaar vonnis zal de bevolking treffen. De inwoners zullen omkomen door het zwaard of overal heen in gevangenschap worden weggevoerd, terwijl Jeruzalem vertrapt zal worden door heidenen, tot hun tijd voorbij is. Dan zullen er tekenen zijn aan de zon en de maan en de sterren, en op aarde zullen de volken sidderen van angst voor het gebulder en het geweld van de zee; de mensen zullen bezwijken van angst om wat er met de wereld zal gebeuren, want de hemelse machten zullen wankelen. Maar dan zullen ze op een wolk de Mensenzoon zien komen, bekleed met macht en grote luister. Wanneer dat alles staat te gebeuren, richt je dan op en hef je hoofd, want jullie verlossing is nabij!’

Van Woord naar leven

Vandaag hoorden we in de eerste lezing het verhaal van Daniël in de leeuwenkuil. Sterk en mooi verhaal. Het is een verhaal van godsvertrouwen; een ongelofelijk sterk vertrouwen in de bescherming die God biedt wanneer je je rotsvast aan Hem overgeeft. Het is een verhaal dat een goede afloop kent. Tenminste toch voor Daniël, iets minder voor hen die hem hadden aangeklaagd.

Beslist zijn er heden ten dage ook nog mensen die leven met een dergelijk rotsvast vertrouwen in God. Misschien kent u iemand in uw omgeving, of bent u dat zelf wel.
Het komt erop neer trouw te zijn aan God en zijn gebod. Vertrouwen heeft in wezen immers te maken met trouw; in dit geval trouw aan de Vader. Trouw ondanks mogelijke tegenslagen of zelfs vervolgingen (onder welke vorm ook). Het is geloven in de onmetelijke goedheid van God, gelovig wetend dat de liefde in zijn naam altijd het laatste woord zal hebben: is het niet op deze wereld, dan is het in het hemels leven.

Ons groot voorbeeld is natuurlijk dat van onze Broer en Heer: Jezus. Wetend waar Hij voorstond liep Hij niet weg van de weg die Hij moest gaan: namelijk de weg van de trouw. Zelf zag Hij het niet echt zitten: ‘Vader, laat deze beker aan mij voorbij gaan’, bad Hij. ‘Maar niet zoals Ik het wil, maar zoals Gij het wilt’, bad Hij verder. Jezus’ trouw ging veel verder dat wat Hij zelf dacht aan te kunnen. Hij geloofde dat God het beste met Hem en de mensheid voorhad, dus zei Hij ‘ja’. Dat zei Hij trouwens altijd en overal. Maar dus ook daar in de Hof van Olijven. Vrucht: geseling, kruisweg, moord. Maar ook: opstanding, verlossing, vrede, vreugde, navolging, Kerk, verkondiging; geen goedkope begrippen, maar vruchten die wel degelijk voortkwamen en voortkomen vanuit het ja-woord van Jezus tot de Vader.
Wij mogen in Jezus’ naam hetzelfde ‘ja’ uitspreken. Meer: Jezus wil ons zo in zich opnemen dat we deelgenoot worden van zijn eigen ja-woord tot de Vader. Hij wil van ons mensen maken die trouw zijn zoals Hij dat was, die kunnen liefhebben zoals Hij dat deed en doet. Hij wil zo in ons tot leven komen dat we ten diepste beeld worden van de Vader.

Jezus spreekt ons vandaag doorheen het evangelie wat ons te wachten staat. Hij toont ons apocalyptische beelden, niet met als doel ons angstig te maken, maar juist met de bedoeling dat we ons vertrouwen in God sterker zouden beleven, zelfs zo dat we werkelijk uitkijken naar Hem: hier op aarde, en ja, ook op ons sterfbed. Is het bij Hem terecht komen (na ons aards sterven) een mooie vredevolle theorie die we in ons hoofdje hebben opgebouwd, of mag het een levende werkelijkheid zijn die ons nu reeds echte vrede geeft en waarnaar we ten diepste uitkijken…

Ik zou willen afsluiten met woorden van paus Franciscus die hij in 2017 uitsprak op het Sint-Pietersplein te Rome tijdens een wekelijke audiëntie, waar hij sprak over het christelijke geloof, hoe dat kan helpen om de dood te beter begrijpen en de hoop op de verrijzenis levendig te houden. Indien wij dicht bij God blijven, en in het bijzonder door onze solidariteit met de armen en de kwetsbaren, dan hoeven wij niet bang te zijn voor de dood, zo sprak hij. Wij kunnen de dood dan gemakkelijker begrijpen als een deur naar de hemel en naar de vreugde van het eeuwige leven.
“Wie de naastenliefde beoefent hoeft niet bang te zijn voor de dood, omdat hij zijn blik heeft gericht op de wonden van zijn broeders en de dood kan overwinnen door de liefde van Jezus Christus. (…) De opstanding van Jezus schenkt niet enkel de zekerheid van een leven na de dood, maar verlicht eveneens het mysterie van de dood. Indien wij verenigd met en trouw aan Christus blijven, dan kunnen wij zelfs de overgang naar de dood sereen en met hoop tegemoet treden. Zo kunnen wij ons voorbereiden op een ander leven, waarin wij verenigd zijn met de Hemelse Vader.”

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer Jezus,
neem ons op in uw ja-woord tot de Vader, in uw trouw. Mogen wij alzo deelgenoot worden van uw Pasen voor allen die God ons toevertrouwt.
Om deze genade bidden wij U.
In uw naam. Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.