donderdag in week 4 door het jaar (oneven jaren)

Uit de brief aan de Hebreeën 12, 18-19 + 21-24

De tegenstellingen in deze lezing vallen op: tegenover het grimmig rotsgebergte van de Sinaï, staat de lieflijke berg Sion en het beloofde land. Tegenover de dorre en ongenaakbare woestijn, de levende stad van God. De sfeer van angst is vervangen door het stralend gelaat van de liefde. Mozes is vervangen door Jezus. Wij zijn uitverkorenen van een God die een feestvergadering voorzit en niet van een God van donder en bliksem. Wij staan al ingeschreven als burger van de hemel.

Broeders en zusters,
u hebt niet, zoals het volk destijds, voor een laaiend en alles verzengend vuur gestaan, of in dreigende duisternis en woeste wind, noch te midden van bazuingeschal en stemgedonder. Het volk dat dit alles onderging smeekte dan ook dat er geen woord meer tot hen zou worden gesproken. Zo schrikbarend was de verschijning dat Mozes uitriep: ‘Ik sidder van angst!’
Nee, u staat voor de Sionsberg, voor de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en voor duizenden engelen die in vreugde bijeen zijn, voor de gemeenschap van eerstgeborenen, die in de hemel ingeschreven zijn, voor God, de rechter van allen, en voor de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid gekomen zijn, voor de bemiddelaar van een nieuw verbond, Jezus, en voor het gesprenkelde bloed dat krachtiger spreekt dan dat van Abel.

Psalm 48, 2 + 3 + 4 + 9 + 10 + 11

Refr.: Groot is de Heer, Hem komt alle lof toe.

Groot is de Heer, Hem komt alle lof toe.
In de stad van onze God, op zijn heilige berg;
schone hoogte, vreugde van heel de aarde,
Sionsberg, flank op het noorden,
zetel van de grote koning.

In haar vesting weet men:
God is onze burcht.
In de stad van de Heer van de hemelse machten,
in de stad van onze God,
hebben wij gezien wat wij hadden gehoord:
God houdt haar voor eeuwig in stand.

In uw tempel, God,
gedenken wij uw blijken van trouw.
Zoals uw Naam, o God, zo reikt ook uw roem
tot aan de einden der aarde,
uw rechterhand is vol van gerechtigheid.

Uit het evangelie volgens Marcus 6, 7-13

De zending van de twaalf is voor het evangelie van Marcus zeer betekenisvol. Ondanks het feit dat Jezus blootgesteld was aan tegenspraak, zal Hij toch met deze twaalf zijn rijk vestigen en uitbreiden. Apostel zijn betekent vertrouwen op Gods kracht en bijstand tot in de stoffelijke levensbehoeften toe. Ook de twaalf moeten de harde leerschool van alle beginners samen doorlopen.

Jezus riep de twaalf bij zich en zond hen twee aan twee uit, en gaf hun macht over de onreine geesten.
Hij droeg hun op niets mee te nemen voor onderweg, geen brood, geen reistas en geen geld, alleen een stok. Sandalen mochten ze wel dragen. ‘Maar’, zei Hij, ‘trek geen extra kleren aan.’
En ook zei Hij: ‘Als jullie ergens onderdak krijgen, moet je daar blijven tot je verder reist. Maar als jullie ergens niet welkom zijn en de mensen niet naar jullie willen luisteren, moet je daar weggaan en het stof van je voeten schudden ten teken dat je niets meer met hen te maken wilt hebben.’
Ze gingen op weg en maakten het goede nieuws bekend om de mensen tot inkeer te brengen, en ze dreven veel demonen uit en zalfden veel zieken met olie en genazen hen.

Van Woord naar leven

Jezus droeg hen op niets mee te nemen voor onderweg, geen brood, geen reistas en geen geld, alleen een stok.

De leerlingen mochten bij hun uitzending zo goed als niets meenemen.
Mijn gedachten gaan naar Franciscus van Assisi. Nadat hij medebroeders had gekregen zond hij hen ook de wereld in, met het uitdrukkelijk gebod dat ze arm moesten zijn en blijven. Hij heeft het dan zeker over de zogenaamde spirituele armoede, maar Franciscus bedoelde dit heel zeker ook letterlijk. Niets mochten de broeders meenemen, enkel hun habijt en hun brevier.
De reden waarom de minderbroeders zo door het leven moesten gaan lag in het feit dat zij van niets of niemand afhankelijk mochten zijn in het volste vertrouwen dat God wel voor hen zou zorgen, zowel op geestelijk vlak als ook op materieel vlak. Zo waren ze ‘vrij’ om te doen wat ze moesten doen…

En wij? Moeten wij nu ook zo gaan leven?
Het is zeker zo dat onze wereld van vandaag nood heeft aan mensen als een Franciscus en zijn eerste gezellen.
Wie zich geroepen weet… dat hij of zij opstaat en het doet. Vandaag nog als het kan!

Hoeft dit een probleem te zijn voor ons waarvan de meesten een huis, auto en tuin hebben?
Nee, dit hoeft geen probleem te zijn.
Ten tijde van Franciscus waren er ook mensen, ook gehuwden met kinderen, die Franciscus wilden volgen, maar dat door hun levensstaat niet konden.
Voor hen schreef Franciscus een regel voor de zogenaamde derde orde, waar de mensen werden aangespoord een uiterst sober leven te leiden. Niet omwille van de soberheid op zich, maar om de inhoud van deze aansporing, namelijk om te kunnen leven vanuit het volste vertrouwen dat God hen zal leiden, en dat ze ‘vrij’ zouden zijn in de meest religieuze betekenis van het woord.

Het bezit van veel materiële goederen kan immers al vlug een rem betekenen wat betreft onze overgave aan God. De rem zit ‘m hierin dat ons hart dikwijls meer vervuld is van onze goederen dan van God. Het neemt ons in beslag, het neemt bezit van ons, we moeten het verdedigen. Dikwijls zijn we er slaaf van, en bepalen zij ons leven.

Wat we alvast zouden kunnen doen is onze materiële goederen beleven als ‘niet van ons’. Ze zijn er voor de opbouw van het Rijk Gods. We beleven ze niet als ons bezit, maar eerder als een middel God eer te brengen en Hem uit te dragen. Vele dingen die hier niet voor dienen, zouden we bijvoorbeeld naar de Kringloop kunnen brengen, of verkopen en het geld aan de armen geven. Het zou een mooie daad zijn en een sterke getuigenis van het evangelie…

Maar het gaat natuurlijk niet enkel om de buitenkant. Evangelisch leven is ook voortdurend werken aan ons persoontje en hoe we in elkaar zitten. Denk aan eigenschappen als woede, afgunst, hoogmoed,… waar we allen dagelijks mee vechten. Ook dat zijn zaken waarmee we moeten leren omgaan, of zelfs achterlaten, om arm voor God te kunnen staan.

Ja, werk aan de winkel, elke dag opnieuw. Laat Christus maar tikken op ons geweten. Laten we dit aanvoelen als een liefdevol langskomen van de Heer. Laten we ons geweten bevruchten door Hem, en kiezen. Ja, laten we kiezen voor het evangelie, kiezen voor de soberheid waartoe Jezus oproept. En diep binnenin zal er een vrijheid ontstaan die ons een ongekende vrede zal schenken, als bedding van liefdevol leven; in, met en door de Heer.

kris

Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer,
maak ons vrij, vanbinnen en vanbuiten. Leer ons geen slaaf te zijn van wat we hebben, maar leer ons vrij en arm naar U te kijken en met U de weg te gaan die Gij met ons wilt gaan.
In uw naam. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.