Godgewijd leven

De rooms-katholieke kerk kent een lange traditie van religieus leven in kloostergemeenschappen. Religieuzen wisten vaak nieuwe en actuele vormen te vinden voor een radicale navolging van Jezus. Dat aspect van de rk kerk zou beter belicht mogen worden vindt leken-dominicaan Erik Borgman. Daarom heeft de dag van het ‘godgewijde leven’ (2 februari) zijn sympathie.

Door Erik Borgman

Bron: De Bezieling

Dinsdag 2 februari was het in de rooms-katholieke kerk de dag van het godgewijde leven. ‘Het godgewijde leven’ is een aanduiding voor wat ook wel het religieuze leven of het kloosterleven wordt genoemd – al leven lang niet alle religieuzen in kloosters en kunnen ook niet-kloosterlingen en niet-paters, -broeders, of -zusters uiteraard religieus leven. De dag wil aandacht geven aan het leven dat zich verbindt met een door de rooms-katholieke kerk erkend religieus instituut op basis van de gelofte niet te streven naar bezit en daar zoveel mogelijk van af te zien (armoede), de regels en de beslissingen te volgen die in naam van de gemeenschap genomen worden (gehoorzaamheid) en af te zien van een huwelijk en seksuele relaties (kuisheid).

Actuele vormen om Jezus na te volgen

Je kunt je afvragen hoeveel mensen weet hebben van zo’n dag. Minder dan van de Open Kloosterdag, die geïnteresseerden jaarlijks in de gelegenheid stelt achter de kloostermuren te kijken. Is ze wel nodig, kun je je eveneens afvragen. Op roepingenzondag – de vierde zondag van Pasen – staat het kloosterleven ook al mede in de aandacht, al ligt het accent op de roeping als priesters en diakens. Alsof wij, die in kerkrechtelijke zin leken zijn, niet ook een roeping hebben, zeg ik daarover graag wat bozig.

Maar voor de dag van het godgewijde leven heb ik grote sympathie. Dat er in de kerk een lange lijn bestaat en een breed palet van gemeenschappen is die in het spoor van vrouwen en mannen die op een zeker moment en onder bepaalde omstandigheden een nieuwe, actuele vorm vonden om Jezus radicaal na te volgen, blijft vaak onderbelicht. En het bestaan van die gemeenschappen is naar mijn stellige overtuiging essentieel.

Dominicanen

Ik behoor niet alleen op een voor buitenstaanders altijd wat ondoorzichtige manier – als leek, vader en grootvader – tot de Orde van de Dominicanen, maar voel met vaak onder religieuzen sowieso beter thuis. Als de verschillende vormen van religieus leven – benedictijnen en augustijnen, norbertijnen en franciscanen, dominicanen, karmelieten en jezuïeten, redemptoristen en de Sociëteit voor Afrikaanse Missiën, enzovoort – beter zichtbaar zouden zijn, zou dat de vitaliteit van de kerk en het leven vanuit het evangelie vergroten.

Misschien viel het mij meer op, maar ik had gevoel dat er dit jaar meer jonge religieuzen geïnterviewd werden bij gelegenheid van de dag van het godgewijde leven dan andere jaren. Of misschien zag ik het beter omdat het opmerkelijk veel mensen uit dominicaanse kring betrof.

In de nationale week van de roepingen begin november, waren er  op de website van RTL-Nieuws en in het Algemeen Dagblad al een interview en portret van de dominicaan Augustinus Aerssen, die met zijn 25 jaar geacht wordt de jongste kloosterling van Nederland te zijn.

Nieuwe fascinatie

Er lijkt een nieuwe fascinatie van jonge journalisten te zijn voor afwijkende levenskeuzes, zoals die voor het religieuze leven. Augustinus laat goed zowel het afwijkende en bijzondere als het gewone en alledaagse van het kloosterleven zien. Het is duidelijk dat hij gelooft de juiste keuze gemaakt te hebben, maar hij weet heel goed dat anderen geroepen kunnen zijn andere keuzes te maken. In zijn antwoord op de altijd terugkerende vraag naar seksualiteit en relaties antwoordt hij nuchter: “Mensen zijn ervoor gemaakt om lief te hebben. Ik doe er alleen niets mee. Niet in de zin van: ik heb seks, ga trouwen, sticht een gezin. Dat is voor andere mensen een roeping.”

Bij gelegenheid van de dag van het godgewijde leven plaatste Kerknet, de website van de Vlaamse bisdommen, een interview met dominicaan Anton Milh. Hij is een paar jaar ouder dan Augustinus en promoveerde onlangs als kerkhistoricus aan de Katholieke Universiteit Leuven. Omdat hij spreekt voor een kerkelijk medium, is zijn getuigenis wat toegespitster.

God centraal

Anton benadrukt dat het de dominicaanse opdracht is duidelijk te maken dat wij van genade leven en kunnen leven. Het dominicaanse leven is een leven van studie en prediking, maar wil daarbij niet de eigen eer en glorie centraal stellen. Het gaat steeds om God: Anton is erg gecharmeerd van de aanduiding ‘godgewijd leven’: voortdurend moet God centraal staan in het dominicaanse leven en steeds opnieuw moet God opnieuw centraal gesteld worden.

Hoewel zelf in een andere situatie en in een andere levensfase, herken ik dat sterk. Ook voor mij heeft het altijd veel betekent dat bij de professie van toetredende  dominicanen de vraag gesteld wordt: ‘wat zij willen?’ Zij worden dan geacht te antwoorden: “Gods barmhartigheid en die van jullie. Jullie, die straks mijn medebroeders en -zusters zullen zijn.” Omdat we van Gods genade leven, kunnen we genadig zijn voor elkaar.

Gericht op studie

Het nummer van 29 januari van Katholiek Nieuwsblad is – bij toeval, als we hoofdredacteur Anton de Wit mogen geloven – een themanummer over kloosterzusters geworden. En over andere vrouwen die door hun levenskeuze gefascineerd zijn. Er is een lang artikel over twee filmmaaksters van begin twintig, Anne Mulders en Pien Veenink, die een documentaire maakten van de dominicanessen in Sittard. Deze Dominicanessen van Sint-Cecilia zijn afkomstig uit Nashville en hebben in de Verenigde Staten elk jaar tientallen intreders. Op uitnodiging van bisschop Everhard de Jong kwamen zij met vier zusters naar Nederland. Mulders en Veenink brengen vooral de liefde van deze jonge Amerikaanse vrouwen voor Jezus in beeld.

Dieper gaat het gesprek van Myrthe Meesters met Marga Zwiggelaar en Marieke Al, die in november van afgelopen jaar professie deden bij de dominicanessen van Neerbosch. Meesters speelde zelf ooit met de gedachte in te treden, maar zag hiervan af omdat er wel geleerde paters, maar geen geleerde zusters leken te zijn. Bij Marga en Catharina – de naam die Marieke als kloosternaam heeft aangenomen – treft ze eveneens een sterke gerichtheid op studie aan. Vanuit hun wederzijdse herkenning laat Meesters in haar stuk goed zien welke transitie zich aan het voltrekken is.

De gestalte onderzoeken dat het geloof kan aannemen

Marga en Catharina – bovendien zeer uiteenlopend in leeftijd, voorgeschiedenis en spiritualiteit – zullen opnieuw moeten ontdekken hoe een dominicaans religieus leven voor vrouwen er in de Nederlandse context uit kan zien. Ik vind het geweldig dat de congregatie van de dominicanessen van Neerbosch, die zich al op hun einde aan het voorbereiden waren, hieraan ruimte willen geven. Ik zeg niet dat de toekomst van geloof en kerk van het religieuze leven afhangt. Maar het religieuze leven heeft in het verleden wel vaak plaatsen geboden om te onderzoeken welke gestalten het geloof bezig is aan te nemen.

In dit verband wijs ik tot slot met vreugde op een bericht op Kerknet, dat ik zojuist las, dat er sinds november 2019 een gemeenschap van dominicaanse leken bestaat in de gevangenis van het Waalse Itter. Achter tralies bidden voor de wereld buiten: ook dat is bij uitstek godgewijd leven.

———————————————————