Heilige Drie-eenheid – B

Uit het boek Deuteronomium 4, 32-34 + 39-40

De erkenning door de christenen van één God in drie personen vormt het eindpunt van een lange ontwikkeling in het joodse religieuze denken. Eerst onderscheidde Israël zijn God onder de vele goden. Langzaamaan werd ‘hun’ God de enige God, de persoonlijke God die steeds in dialoog is met zijn volk doorheen woorden en tekenen, die ene maar nooit eenzame God.

Mozes sprak tot het volk:
‘Ga de hele geschiedenis maar eens na, vanaf de dag dat God de mens op aarde schiep, en doorkruis de hele wereld van het uiterste oosten tot het uiterste westen: is zoiets geweldigs ooit voorgekomen, heeft men ooit iets dergelijks vernomen? Is er ooit een volk geweest dat net als u vanuit een vuur de stem van een God heeft gehoord en dat heeft overleefd? Is er ooit een God geweest die het heeft aangedurfd zich een volk toe te eigenen waarover een ander volk macht uitoefende, en die dat deed met grootse daden, met tekenen en wonderen en felle strijd, met sterke hand en opgeheven arm, en op angstaanjagende wijze–zoals u met eigen ogen de Heer, uw God, in Egypte hebt zien doen?
Wees u er daarom van bewust en laat goed tot u doordringen dat de Heer de enige God is, boven in de hemel en hier beneden op de aarde; een ander is er niet. Houd u altijd aan zijn wetten en geboden, zoals ik ze u vandaag geef. Dan zal het u en uw kinderen goed gaan, en zult u lang mogen leven in het land dat de Heer, uw God, u geven zal.

Psalm 33, 4 + 5 + 6 + 9 + 18 + 19 + 20 + 22

Refr.: Heer, schenk ons uw trouw.

Oprecht is het woord van de Heer,
alles wat Hij doet is betrouwbaar.
Hij heeft recht en gerechtigheid lief,
van de trouw van de Heer is de aarde vervuld.

Door het woord van de Heer is de hemel gemaakt,
door de adem van zijn mond het leger der sterren.
Want Hij sprak en het was er,
Hij gebood en daar stond het.

Het oog van de Heer rust op wie Hem vrezen
en hopen op zijn trouw.
Hij zal hen redden in doodsgevaar,
bij hongersnood zal Hij hun leven sparen.

Wij verwachten vol verlangen de Heer,
Hij is onze hulp en ons schild.
Schenk ons uw trouw, Heer,
op U is al onze hoop gevestigd.

Uit de brief van Paulus aan de Romeinen 8, 14-17

Met de brief aan de christenen van Rome ontplooit de christelijke openbaring zich in heel haar volheid. God is de Vader van Jezus Christus, zijn enige Zoon, die God is als Hij. De Geest maakt ons tot kinderen van de Vader en medeërfgenamen van de Zoon.

Broeders en zusters,
allen die door de Geest van God worden geleid, zijn kinderen van God. U hebt de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn, en om Hem te kunnen aanroepen met ‘Abba, Vader’. De Geest zelf verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn.
En nu we zijn kinderen zijn, zijn we ook zijn erfgenamen, erfgenamen van God. Samen met Christus zijn wij erfgenamen: wij moeten delen in zijn lijden om met Hem te kunnen delen in Gods luister.

Alleluia.
Eer aan de Vader, de Zoon en de heilige Geest.
God die is, die was en die komt.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Matteüs 28, 16-20

De Vader roept alle naties samen, de Zoon verzamelt hen en de Geest is aan de gelovigen gegeven door het doopsel. De Kerk wordt onophoudelijk geboren uit de Drie-ene God.

De elf leerlingen gingen naar Galilea, naar de berg waar Jezus hen had onderricht, en toen ze Hem zagen bewezen ze Hem eer, al twijfelden enkelen nog.
Jezus kwam op hen toe en zei: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat Ik jullie opgedragen heb. En houd dit voor ogen: Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.’

Van Woord naar leven

Een meditatie over de heilige Drie-eenheid bij de icoon van Roebliev, van de hand van Frans Mistiaen sj met de hulp van Daniël Ange, L’étreinte de feu.

Een icoon kunnen wij best contempleren, dwz. biddend bekijken tot wij getroffen worden, luisteren naar wat het beeld zegt tot ons hart en zelf woorden zoeken van meeleven. Laten wij kijken en aanbidden!

Lees verder onder de afbeelding.

Rond een tafel zitten drie Gestalten, die sterk op elkaar gelijken door hun gelaat, hun rustige houding, hun gouden vleugels, maar toch elk een eigenheid hebben. Ze verschillen van elkaar vooral in de kleuren van de kledij, in de neiging van het hoofd en in het gebaar van de handen. De vierde kant van de tafel staat open, naar ons toe, als een uitnodiging opdat wij zouden mee gaan aanzitten aan hun tafel, meespreken met Hun intiem gesprek en zelfs meedrinken van Hun beker. “Wie zijt Gij, Drie hemelse Wezens, met de reis-stok nog in uw hand, de mantel op uw schouder, de sandalen aan uw voeten, dus misschien toch Pelgrims op onze aarde? U, Reizigers onderweg op een lange tocht, die even komen neerzitten onder ons om een rustpauze te houden, Wij willen U ontvangen. Gij moogt bij ons binnen. Wie zijt Gij dan wel, onbekende, onverwachte Gasten? Uw stokken lijken eerder koninklijke scepters. Uw eeuwig jonge gezichten hebben mannelijke trekken, maar getuigen ook van vrouwelijke fijnheid. Uw ogen staan ernstig, zelfs wat droevig, maar Gij schijnt te dansen van geluk. Gij hebt gouden vleugels en aureolen. Zijt Gij misschien drie Engelen? Of eerder: drie Gestalten van God Zelf? Wij kijken naar links, naar de Vader, naar Jezus in het midden, naar de Geest rechts. God Zelf komt bij ons op bezoek. “Blijf bij ons, het wordt al laat!”

Eén kleur komt bij alle Drie voor, het hemels blauw, symbool van het goddelijk Leven. Bij de Vader is het blauwe onderkleed versluierd met een totaal doorzichtig gouden bovenkleed. “Gij Vader, Gij zijt de volheid van het Leven. In U is er geen duisternis. Gij woont in het Licht. Gij zijt Licht”
Boven de Vader merken wij een gebouw met open ramen en deuren: het huis van de Vader, het hemelse Jeruzalem, waar wij allen worden verwacht . De Vader is de enige die het hoofd recht houdt. De andere twee neigen het hoofd in genegen ontzag. De Vader ontvangt Hun eerbiedige buiging. Uit Zijn houding blijkt nochtans geen afstandelijkheid, stijfheid of superioriteit. Hij is helemaal gekeerd naar de anderen. Met heel zijn wezen zoekt Hij toenadering. “Gij, Vader, Gij kunt niet alleen leven. Gij zoekt anderen op. Gij laat de anderen geboren worden. Gij deelt Uzelf mee. Gij schenkt Leven.” Met Zijn hand geeft de Vader een gezagvol bevel, een opdracht. Het is een gebaar van scheppend geven. Als wij de vingers volgen dan merken wij dat van die hand een lijn vertrekt, een beweging, die loopt naar de hand van de Zoon, naar de hand van de Geest en verder naar beneden, naar ons toe. “Gij, Vader, schenkt ons elke dag opnieuw het leven dat altijd vol is van gedeelde liefde.”

In het midden zit Jezus. Bij Hem merken wij twee felle kleuren: het bruin-rood, symbool van zijn menselijkheid, van zijn lijden, van zijn zelfgave in liefde, en het blauw, symbool van zijn goddelijkheid. Bij Jezus is het bovenkleed blauw. Zijn menselijkheid werd met goddelijkheid bekleed. Bij Hem werd naar buiten getoond dat Hij God was, een openbaring naar de mensen toe. Jezus’ rechterzijde is rood. Het is de zijde die werd doorboord. Zijn linkerzijde is blauw, als het water van de goddelijke levensbron. “Een soldaat doorstak zijn zijde met een lans. En terstond kwam er bloed en water uit!” Jezus draagt de gouden stool van de Hogepriester. Hij is dé Bemiddelaar tussen God en de mensen. Boven Hem merken wij een groene boom. De Zoon stierf op een kruis. Door Zijn liefde werd het kruishout een levensboom, die nieuw verrezen leven laat open bloeien in het hart van allen, die naar de Gekruisigde opkijken. Zijn hand zegent de beker op de tafel. Dit is het centrum van de icoon. “Gij, lieveling van de Vader, Gij toont ons uw Liefde tussen de levensboom en de beker, tussen Calvarie en Eucharistie. Gij kijkt naar de Vader, maar biedt uw hart aan de Geest. Gij geeft ons uw Bloed, uw liefdeteken tot het uiterste toe. Gij zijt de Voorganger. Gij zit achter de tafel. Om U te bereiken moeten wij over de tafel heen, langs de beker. Voor ons is de Eucharistie de zichtbare weg naar U toe.”

Rechts zit de Geest. Boven Hem – in de meest beschadigde hoek van de icoon – merken wij een berg of een rots: de plek waar de mens God zoekt en waar de bronnen van het leven voor de vallei ontspringen. De Geest in het goddelijk blauw is bekleed met een groene mantel, symbool van het vruchtbare leven op aarde. “Gij, Geest, Gij doet de aarde herleven. Uw lichaam is gebogen als een schaal. Heel uw wezen is één en al ontvankelijkheid. Gij krijgt alles van de andere twee. Gij zijt één en al luisterbereidheid. Gij wilt niets missen van het gesprek tussen de Vader en de Zoon. Gij zit klaar om de opdracht uit te voeren die zij U zullen toevertrouwen. Uw ogen kijken naar de oneindige, nabije diepte. Gij zijt het Gelaat van God naar onze wereld gekeerd. Uw hand wijst naar beneden, naar ons. Gij geeft ons de kracht door, die Gij krijgt van de twee. Al het goede dat wij kunnen doen, gebeurt vanuit de bezieling die wij van U ontvangen.”

Drie figuren, maar het belangrijkste van de icoon is toch het geheel. De Drie Gestalten passen perfect in een cirkel. De icoon straalt de volheid van het leven uit, de gemeenschap, de verbondenheid, de eenheid. Zij zitten aan één tafel, delen dezelfde beker. Delen is hun Leven. Zij delen wat zij zijn. God is Gemeenschap. Goddelijk Leven is Liefde delen. “Lieve Tafelgenoten, wat doet Gij toch? Bidt Gij samen? Spreekt Gij met elkaar? Over wie dan wel? Over ons wellicht! Gij schijnt zonder veel woorden iets te bedisselen onder elkaar. Hoe graag zouden wij horen wat Gij elkaar toefluistert. Iets in de aard van: ‘De mensen hebben zich van Ons afgekeerd. Wij moeten iemand zenden om hen te redden. Wie zouden Wij zenden? En hoe kunnen Wij dat doen zonder hun de menselijke waardigheid en vrijheid te ontnemen? Zullen Wij een engel zenden om hen te troosten, of eerder een profeet om hen te berispen met een vurig woord, of liever een koning die hun vrede kan brengen, of toch beter een wijs man naar wie iedereen luistert? Neen, de mens is veel meer waard. Eén van Ons zal zelf gaan!’ En wij horen hoe de Zoon zich aanbiedt: ‘Zend Mij, Vader! Ik zal uw Naam verheerlijken!’ En de Vader antwoordt: ‘Alles wat van Mij is, is ook van U!’ En de Geest beaamt: ‘Geen groter liefde dan Hij die zijn leven geeft voor zijn vrienden!’

Lieve Gasten, er blijft een lege plaats vooraan. Gij lijkt op iemand te wachten. Op ons misschien? Uw geluk wil nog voller worden door ons in uw kring op te nemen. Wij voelen ons uitgenodigd mee aan te zitten, mee te luisteren, mee te spreken, mee te eten en mee te drinken van de beker. Dank U, dat Gij ons nu aan Uw tafel ontvangt.” “Vader, ik aanbid U! Jezus, ‘k leg mijn leven voor U! Geest van God, o, ik bemin U!”

Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Drie-ene Liefde,
maak ons tot nieuw geborenen in U. Breng ons naar U toe, open onze oren en ogen, ons hart en ons verstand. Laat ons afleggen wat niet van U komt, en steeds zoeken wat Gij ons geven wilt. Gij, die onze oorsprong en ons einde zijt, maak ons deel van uw mysterie. Van U komt alle leven, en heel ons leven is van U. Maak dat wij uw tekens zien en herkennen, leer ons uw taal beter verstaan, leer ons naar U te luisteren waar we willen spreken, leer ons te vertoeven in uw tuin. Slechts in U heeft ons leven zin. Gij in ons en wij in U.
In Christus. Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.