Het eerste menselijke gebed is altijd mondeling

In zijn catechese over het bidden tijdens de algemene audiëntie van woensdag 21 april 2021 sprak de paus over het mondelinge gebed.

Geliefde broeders en zusters, goedendag!

Bidden is dialogeren met God. In zekere zin dialogeert elk schepsel met God. Bij de mens wordt het gebed woord, aanroeping, zang, gedicht. Het goddelijke Woord is vleesgeworden en in het vlees van elke mens keert het woord in het gebed naar God terug.

Woorden zijn onze moeders

Woorden zijn onze schepping, maar ook onze moeders. In zekere zin geven ze ons vorm. De woorden van het gebed helpen ons, zonder gevaar, door een duistere vallei te gaan. Ze voeren ons naar groene weiden, rijk aan water en laten ons feestvieren onder het oog van de vijand zoals de psalm ons leert bidden (cf. Ps 23). Woorden ontspringen aan gevoelens, maar ook de omgekeerde weg bestaat. Op die weg geven de woorden vorm aan de gevoelens. De Bijbel leert de mens zo te handelen dat alles onder het licht van het woord komt. Niets menselijks mag uitgesloten worden, gecensureerd. Pijn is gevaarlijk als hij verborgen blijft, binnen in ons opgesloten …

Een in onszelf opgesloten pijn, die zich niet kan uiten of ontladen, kan de ziel vergiftigen. Hij is dodelijk.

Gewaagde woorden

Om deze reden leert de Heilige Schrift ons te bidden met soms gewaagde woorden. De gewijde schrijvers willen ons omtrent de mens niet misleiden. Ze weten dat in het hart ook weinig verheven gevoelens wonen, zelfs haat. Niemand van ons wordt heilig geboren.

Wanneer boze gevoelens aan de deur van ons hart aankloppen, moeten we bekwaam zijn ze, met het gebed en met de woorden van God, onschadelijk te maken.

In de psalmen treffen we harde uitspraken aan over de vijanden – uitspraken die de geestelijke leiders ons leren toeschrijven aan de duivel en aan onze zonden – en toch zijn het woorden die tot de menselijke werkelijkheid behoren en die zo in de bedding van de Heilige Schrift zijn beland. Ze getuigen ervan dat, zouden de woorden ten aanzien van het geweld niet bestaan, om de kwade gevoelens onschadelijk te maken, de wereld volledig erdoor overspoeld zou worden.

Het eerste menselijke gebed is altijd mondeling.

De lippen komen het eerst in beweging. Ook al weten we allemaal dat bidden niet betekent: woorden herhalen, toch is het mondelinge gebed het meest zekere dat altijd kan beoefend worden. Gevoelens daarentegen, hoe edel ook, zijn altijd onzeker. Ze komen en gaan, verlaten ons en keren terug. Meer nog, ook de genade van het gebed is niet te voorzien. Soms is de troost overvloedig, maar op duistere dagen lijkt hij wel verdampt te zijn. Het gebed met het hart is geheimzinnig en soms zelfs heimelijk. Het mondgebed, wat men prevelt of samen zegt, is steeds beschikbaar, en noodzakelijk zoals de handenarbeid. De Catechismus zegt: Het mondgebed is een onontbeerlijk gegeven voor het christelijke leven. Aan de leerlingen, die zich aangetrokken voelen door het gebed in stilte van hun meester, leert Hij een mondgebed: het Onze Vader (n. 2701). Leer ons bidden vragen de leerlingen aan Jezus. En Jezus leert hen een mondgebed: het Onzevader.

In Onzevader is alles aanwezig.

Trouw aan de plicht om te bidden

Allen zouden we de nederigheid moeten hebben van de bejaarden die, in de kerk, wellicht omdat hun gehoor verzwakt is, fluisterend gebeden zeggen die ze als kinderen hebben geleerd. Zo vullen ze de kerk met geprevel. Dat bidden verstoort de stilte niet. Het is getuigenis van de trouw aan de plicht om te bidden. Een levenslange praktijk zonder ooit nalatig te zijn. Deze bidders van het nederige gebed zijn vaak de grote voorsprekers van de parochies. Het zijn eiken die jaar na jaar hun gebladerte verruimen om zo schaduw te bieden aan zoveel mogelijk mensen. Alleen God weet wanneer en hoe vaak hun hart aansloot bij mondgebeden. Immers, ook deze mensen, hebben nachten meegemaakt en momenten van leegte. Maar aan het mondgebed kan men altijd trouw zijn. Het is als een anker: zich vastgrijpen aan het koord om boven te blijven, trouw, wat er ook moge gebeuren.

Schietgebed

We hebben allen te leren van de standvastigheid van die Russische pelgrim, waarover een bekend werk van spiritualiteit spreekt, die de kunst van het bidden leerde door ontelbare malen dezelfde aanroeping te herhalen: Jezus, Christus, Zoon van God, Heer, wees ons zondaars genadig (cf. CKK, 2616; 2667). Slechts dit herhaalde hij. Als in zijn leven genade plaatsvond, als het gebed warm werd van de aanwezigheid van Gods Rijk in ons midden, als zijn blik zoals die van een kind werd, dan was dat omdat hij volhard heeft in het uitspreken van dit eenvoudige christelijke schietgebed. Uiteindelijk werd het een deel van zijn ademhaling. Dat verhaal van de Russische pelgrim is mooi. Een onderrichting binnen het bereik van iedereen. Ik beveel jullie aan het te lezen. Het zal jullie helpen verstaan wat het mondgebed is.

Woorden leiden naar God

Dus, we mogen het mondgebed niet verachten. Soms zegt men: Dat is iets voor kinderen, voor ongeletterde mensen, ik verkies het geestelijk gebed, de meditatie, de innerlijke leegte voor God. Asjeblieft. Men moet niet vervallen in misprijzing van het mondgebed. Het is het gebed van de eenvoudigen, het is wat Jezus ons geleerd heeft: Onze Vader die in de hemel zijt …

De woorden die we uitspreken nemen ons bij de hand.

Op een gegeven ogenblik herstellen ze de smaak, wekken het meest slapende hart, ze wekken gevoelens waarvan we de herinnering verloren waren. Ze nemen ons bij de hand op weg naar de ervaring van God. En bovenal, ze zijn de enige die op zeker wijze tot God de vragen richten die Hij wil horen. Jezus heeft ons niet in de mist gelaten. Hij heeft ons gezegd: Gij moet daarom zo bidden: En, Hij heeft het gebed van het Onzevader geleerd (cf. Mt 6,9).

Bron: Kerknet.be